80 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 24 April 1884. 5. Dat voor de leden ter visie is gelegd het proces-verbaal van verificatie der gemeentekas op 17 April j 1. Al deze mededeelingen worden voor kennisgeving aangenomen. IV. De heer Duparc vraagt verlof van de vergadering om tot burgemeester en wethouders eene vraag te rigten om trent eene zaakvreemd aan de orde van den dagn.l. over de burgerdagscliool. De Voorzitter stelt voor deze vergunning te verleenen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Duparc zegt, dat, gelijk de leden van den raad zich zullen herinneren, de zaak der opheffing van de burger dagschool een punt van discussie lieeft uitgemaakt bij de be handeling der gemeentebegrooting voor 1884. Bij die gele genheid isuit den mond van den voorzitterook namens het dagelijksch bestuur eene verklaring vernomen, die uitzigt gafdat de opheffing der burgerdagschool spoedig een voldon gen feit zou zijn. Dit gebeurde in November van het vorige jaarthans is het reeds in het laatst van April 1884, doch de zaak is hetzelfde gebleven. Men staat intusschen haast weer aan den voor avond van de admissie-examens voor de rijks hoogere bur gerschool en spoedig daarnain Septemberheeft men weer het begin van den nieuwen cursus aan de burgerdag school. Met het oog op een en au der zou spr. gaarne van burgemeester en wethouders vernemen of enzoo jawelke vorderingen de zaak inmiddels heeft gemaakt Sprs. ziens wijze omtrent deze aangelegenheid is den leden genoegzaam bekend. Hij herinnert ten overloede aan de afzonderlijke nota, die hij indertijd, als lid der commissie van rapporteurs over de oprigting van eene theoretische en practische ambachtsschool, aan het veislag van die commissie heeft toegevoegd waarbij hij o. a. wees op de wenschelijkheid van de opheffing der bur gerdagschool en hare vervanging door eene hoogere burger school met driejarigen cursus. Hij zal daarom thans niet over die wenschelijkheid uitwijdenmaar wil alleen er op wijzen dat Leeuwarden de eenige gemeente is waar nog eene burger dagschool bestaat. In alle andere gemeentenwaar vroe ger zoodanige inrigting was opgerigtis zij opgeheven en in hare plaats gekomen de schoolop wier oprigting spr. reeds sinds jaren aandrong en die hij niet minder dan vroe ger ook voor ^eeuwarden van het hoogste belang acht. Zijn doel is thans alléén, van het dagelijksch bestuur te vernemen, of spoedig voorstellen kunnen worden tegemoet gezien, die er toe kunnen leidendat ook hier eene inrigting in het leven wordt geroepen, die vooral aan de kleine bur gerij zeer ten goede zal komen. De Voorzitter geeft hierop te kennen, dat hij de gedane vraag het best in eene volgende vergadering zal kunnen be antwoorden. Intusschen kan hij wel verzekerendat de zaak geenzins onbehandeld is gebleven bij burgemeester en wet houders. Kort na de behandeling der gemeentebegrooting, dienst 1884, is advies gevraagd betreffende deze aangelegenheid aan de commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs alhier. Dat advies is in handen gesteld van den inspecteur en diens advies is opnieuw in handen gesteld van de commissie van toezigt. Omtrent den inhoud van die stukken zal hij echter, zooals hij reeds opmerkte, beter in eene volgende vergadering inlichting kunnen gevenwaarom hij hooptdat de heer Duparc thans met eene toezegging in dien geest, genoegen zal kunnen nemen. De heer Duparc zegtdat zijne bedoeling ook niet is om juist in deze vergadering reeds antwoord op zijne vraag te bekomenmaar verklaart tevens dat het hem toch zeer aangenaam zal zijnindien dit antwoord volgt niet in eene maar in de volgende vergadering. V. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten als 1. Rapport der raadscommissiebelast geweest met een on derzoek der rekening en verantwoi rding van ontvang en uitgaaf der schutterij dienst 1883. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel der raadscommissie besloten: a. de rekening goed te keuren in ontvang en uitgaaf, beide tot een bedrag van 3753.25; b. den schuttersraad der dienstdoende schutterij 's raads dank te betuigen voor de goede en naauwkeurige admini stratie. De Voorzitter het noodig achtende eene vergadering met gesloten deuren te houden heft de openbare zitting tijde lijk op. Bij heropening der vergadering wordt besloten aan te hou den de behandeling van het op den raadsbrief vermelde rap port der raadscommissie, in wier handen om prae advies is gesteld het verzoek aan Z M. den Koning van den heer A. Doijer commissaris van policie alhierom verhooging van jaarwedde. In verband hiermede wordt thans aan de orde gesteld 2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der instructie voor den gemeente-archivaris. Dit voorstel strekt om I. aan art. 1 der instructie toe te voegen als derde alinea „Zijne werkzaamheden worden door den secretaris geregeld" il. de laatste alinea van art. 8 te vervangen door „Hij is van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 1 uur en van 's namiddags 2 uur tot 4 uur ten gemeentehuize werkzaam. De heer van Sloterdijck zegt bij het aan de orde stel len van de onder punt I voorgestelde wijzigingdat hij tegen het daarin gelegen denkbeeld op zich zelf geen bezwaar heeft, maar dat hij de aandacht er op wil vestigendat het daar voor bijgebragt motief niet voldoende is. en wenscht n.l. te voorzien in de behoefte, die bestaat, om van den archi varis eene goede rangschikking te erlangen van stukken voor administratief gebruik. Daarin is reeds voorzien bij art. 3 luidende: „aan hem (den archivaris) is opgedragen de ge meentelijke archieven handschriften boeken platen en ver dere stukken en voorwerpen die reeds zijn of worden bij- eengebragt, tot wetenschappelijk en administratief gebruik te rangschikken." Nu is de voorgestelde toevoeging tamelijk onschuldigmaar steunende op het argumentzooeven door spr. genoemdbrengt ze een deel van de instructiewaarin de raad reeds heeft voorzienbij den secretaris overdit komt spr. onjuist voor, maar in ieder geval acht hij de voor gestelde toevoeging overbodig. De Voorzitter doet opmerkendat de woorden van het voorstelwaarop de heer van Sloterdijck doeltzeker de na volgenden zijn: „De ondervinding toch heeft ons geleerd, dat de archivaris zich in hoofdzaak op het meer wetenschap pelijke zijner betrekking toelegt en de administratieve werk Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 24 April 1884. 81 zaamheden daardoor dikwijls op den achtergrond stelt Een gevolg hiervan is dat zoowel onder den vroegeren als den tegenwoordigeu archivarisde rangschikking van stukken voor administratief gebruik in den regel aan een ambtenaar van de secretarie moest worden opgedragen." Nu meent de heer van Sloterdijck dat burgemeester en wethouders hierbij alleen het oog hebben op de rangschikking van stukken voor administratief gebruikwaarvan in art. 3 sprake ismaar neen, men heeft tevens het oog op de werkzaamheden be doeld in art. 6 waarin wordt gesproken van het maken van alphabetische registers op de chartersresolutie- en placaat- boeken op de stukken betreffende regten en verpligtingen der gemeente op de door haar verleende vergunningen enz. Van al die registers bestaat tot dusver nog niet één. Het is daarom dat men heeft gemeend, de kantooruren van den archivaris te moeten uitbreideu en nu ligt het voor de hand, dat de secretaris het best kan beoordeelen wat van al die werkzaamheden het meest noodige is en het eerst moet wor den verrigt. De heer Duparc herinnertdattoen de raad voor drie jaren de instructie voor den archivaris behandelde, hij be zwaar had tegen de zaak in haar geheel. De gemeentewet zegt spr.kent eigenlijk geen afzonderlijken archivaris. Hij wijst op haar art. 103, luidende: „De instructie van den secretaris wordt door den raad vastgesteld en aan ged. staten medegedeeld. Hij wordt daarbijinzonderheid ook met de zorg voor het archiefonder toezigt van burgemeester en wet houders belastDe secretaris is dus archivaris, en het was daarom dat hij vroeger tegen de vaststelling eener instructie bezwaar had. Doch de meerderheid heeft anders beslist en wij staan nu voor het feitdat er eene instructie is. Hij zal daarom thans niet napleiten maar er alleen op wijzen dat men eigenlijk aan de bestaande bepalingen genoeg heeft. Wel komt ook hem de voorgestelde toevoeging vrij onschul dig voormaar men zal eene tweede eene dubbele overtol ligheid krijgen. Hij zal den verderen loop van het debat afwachten om te beslissenop welke wijze hij zijne stem zal uitbrengen. De heer Wiersma kan wel meegaan met de beide vorige sprekerswaar deze beweren dat de voorgestelde toevoeging vrij onschuldig is, maar toch is zij i. ook noodzakelijk. De secretaris is hoofd der secretarie. Niemand zal zijne bevoegd heid ontkennen om de werkzaamheden der ambtenaren in het belang der administratie zoo te regelen als hij meent dat dit behoort, maar men moet niet vergeten, dat men hier heeft te doen met een ambtenaar, die eene afzonderlijke instructie heeft en die op een eenigzins ander standpunt staat als de overige ambtenaren der secretarie Dat maakt den toestand voor den secretaris wat moeijelijk Men moet ook niet ver geten dat bet mogelijk is, dat de archivaris voor de eeLe soort werkzaamheden meer lust, me-r opgewektheid heeft dan voor de andeie; ja men kan het zelf- aan een wetenschappe lijk man niet euvel duidendat hij zich meer bepaalt tot dat deel, waartoe de wetenschap hem dringt; maar toch worden daardoor vaak de belangen der gemeente niet het meest ge baat. Spr. heeft voor zich een lijst van registers, die voor eene goede administratie dienstig zijn en geen van de daarop vermeldde is nog aanwezig. Nu wenscht hij daarvan den tegenwoordigen archivaris geen grief te maken en ook niet den vroegere, want ook de heer Éekhoff was een verdienste lijk archivaris, maar toch zal het aan ieder, die geen vreem deling is in gemeentezaken gebleken zijn, dat hij zich meer nog met de kunstverzameling onledig hield dan met de gewone zaken. Het komt spr. voor, dat als de secretaris de verantwoorde lijke persoon is voor het archief, dan ook op den voorgrond moet worden gesteld dat hij het is die de werkzaamheden van den archivaris moet kunnen regelen. Nu is het echter een feit, dat zoowel de afzonderlijke instruc tie als het dagelijksch leven er toe meewerken dat de archiva ris meer wordt beschouwd als een van het secretarie-perso neel afgescheiden ambtenaar. Hij zou zich dientengevolge meer onafhankelijk kunnen rekenen en met het oog daarop is het dienstig dat aan art. 1 der instructie wordt toegevoegd de uitdrukkelijke bepalingdat het de secretaris isdie zijne werkzaamheden regelt. Spr. acht deze toevoeging bepaald noodzakelijk. De heer van Sloterdijck zalnu er door 2 leden van het dagelijksch bestuur argumenten zijn bijgebragtdie niet in de praemissen van het voorstel zijn genoemdzich bij de opnemiug van het axioma neerleggen. Hierna wordt onderdeel 1 en daarna onderdeel 2, zoomede de conclusie in haar geheel onveranderd en zonder hoofde lijke stemming aangenomen 3. Nader voorstel van burgemeester en wethouders in zake het aanbrengen van eene overdekking op de veemarkt. Dit voorstel strekt om burgemeester en wethouders nadeF te magtigenin verband met de verhoogde raming voor eene overdekking van een gedeelte der veemarkt voor 300 koeijen, tot de uitvoering van het raadsbesluit van den 27 December 1883no. 4 over te gaan. De heer Plantonga kreeg bij het lezen der stukken den indruk alsof de conclusie van dit voorstel niet past of in overeenstemming is met de considerantia. Volgens de conclusie betreft het hier eene uitbreiding van een vroeger raadsbesluitmaar blijkens de overwegingendie daaraan voorafgaan is bereids aan de door burgemeester en wethouders gemaakte uitbreiding, uitvoering gegeven. Immers het bestek is naar het meer uitgebreide plan op gemaakt de aanbesteding heeft reeds naar dat plan plaats gehad, alleen de gunning van het werk is nog niet geschied. De raad kan dus haast wel niet anderedan de voordragt goedkeuren Spr betreurt het echterdat burgemeester en wethouders met hun voorstel, dat ongeveer ƒ6000 meer be draagt dan hetgeen vroeger aan den raad was voorgesteld niet eerder bij den raad zijn gekomen. Men zou dan meer vrij geweest zijn in het nemen van een besluitmen staat nu eigenlijk voor een fait, accompli. De heer van Sloterdijck doet opmerkendat de raad nu ten tweede male wordt geroepen om over eene zaak die geheel bij burgemeester en wethouders behoortuitspraak te doen Het zou hier zijn eene res judicata ware het niet dat het punt van conclusie eenigzins anders is geformuleerd dan toen de zaak voor de eerste maal bij den raad werd be sproken. Toen betrof het voorstel, dat namens burgemeester en wethouders werd gedaan meer de goedkeuring van het gewijzigd plan m de raad, die het primitieve plan niet had vastgesteld en die vaststelling zich ook niet voorbehouden had, heeft besloten, en kou z. i. nok niet anders besluiten zich ook niet met de wijziging in te laten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 2