92 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 20 April 1884. overtreffen. Het is daaraan toe te schrijven datwanneer er tusschentijds eene aanvraag om verhooging van jaarwedde inkomtin den regel wordt voorgesteld deze te renvoijeren naar de begrooting. Er moeten al overwegende motieven bestaanindien wordt voorgesteld om in den loop des dienst- jaars tot eene verhooging over te gaan. Het doet spr. te meer leeddat deze aanvraag om verhoo ging niet dien gewonen weg is gevolgdomdat nu de gele genheid heeft ontbroken na te gaan in hoever inwilliging van het verzoek invloed op het evenwigt der gemeente-finan- ciën zal hebben. Het is waarhet betreft hier slechts eene meerdere uitgaaf van ƒ400, hetgeen in verhouding tot de geheele gemeente-uitgaven niet zulk eene belangrijke som is, of de gemeente zal haar wel kunnen dragen, maar men moet hier wel onderscheiden de bijzondere uitgavend. w. z. de uit gaven die slechts eenmaal behoeven te worden gedaanvan de vastedie periodiek terugkeeren en waardoor het budget blijvend wordt belast. Ook spr. betreurt de exceptionele voorbereiding dezer zaak. Hij heeft zich indertijd neergelegd bij het voorstel van den voorzitter om de zaak in handen eener speciale raadscommissie te stellen, omdat het motiefdat daarvoor werd bijgebragthem niet geheel onjuist voorkwam. Waar de voorzitter wees op het wenschelijke om in die commissie mannen te hebbendie in hun werkkring moeten geacht worden door hunne ambtelijke aanraking met adressant volkomen in staat te zijn om het onderwerpelijke verzoek te beoordeelendaar kon hij zich wel bij de benoeming eener speciale commissie neerleggen. Maar spr. heeft in die benoeming van de leden dier commissie in consequentie bemerktwant waar èn de kantonregter èn de officier van justitie als leden werden aangewezendaar mogt men verwachtendat ook een lid van het dagelijksch bestuur daarin zou zitting nementen einde dezen de gelegenheid te geven om ook zijne denkwijze over het gemeentelijk werk der politie bij de behandeling der zaak te berde te kunnen brengen. Te meer doet hem deze inconsequentie leed omdat bij de commissie, zooals hij reeds opmerkte te veel de persoon van den adressant op den voorgrond is getreden, afgescheiden van het gemeentebelang. Wanneer spr. zich tegen verhooging verklaartdan is hij daarbij aan elke persoonlijke consideratie vreemd. Intusschen heeft spr. gezocht naar motieven waardoor de verhooging van het vaste budget van uitgaaf der gemeente met 400 wordt geregtvaardigd Hij heeft echter zoodanige motieven niet gevonden noch in het request nóch in het rapport der commissie. Wel zegt de adressant dat hij in 1877 tot commissaris van politie werd benoemd en tot op heden eene bezoldiging geniet van 2200 dat hij gehuwd is en kinderen heeft en geen middelen van zich zelf bezit, hetgeen verder commentaar overbodig maaktmaar spr. zou juist gaarne eenige commentaar gehad hebben. Hij toch vindt in het aangevoerde geen reden om tot verhooging over te gaan. Als ieder die geen eigen middelen heeftdie gehuwd is en kinderen heeft, aanspraak zou kunnen maken op tractements verhooginghoeveel tractementen zouden dan niet moeten worden verhoogd en wat zou het budget der vaste uitgaven van de gemeente dan moeten stijgen Als tweede argument tot verhooging komt in het adres het volgende voor: „dat hij vermeent met billijkheid eene ver hooging van 400 te mogen verzoekenwaardoor zijne be zoldiging zal worden gebragt meer overeenkomstig andere gemeenten van gelijken rang." Bii dit tweede argument ont moet spr. ook de commissie. Hij wil dus beide tegelijk be antwoorden. De commissie dan neemt als maatstaf voor de bezoldiging van den commissaris van policie aan het cijfer der bevolking. Het blijkt niet uit het adres of adressant dien zelfden maatstaf voor zijne beoordeeling heeft gebruikt, maar hoe dit ook zij naar het spr. voorkomt is het geen juiste maatstaf. De commissie heeft aangeboden een lijst van ge meenten, waarin de commissaris van politie, naar gelang der bevolking meer jaarwedde geniet dan hiermaar wat geeft dit, wanneer men niet keut de geheele uitgaaf voor het po litiewezen De regeling daarvan kan toch veel verschillen en het kan zijn dat de commissaris van politie uit eene kleine gemeente vaak veel meer bemoeijingen heeftdan die uit eene groote plaats De eerste moet soms veel meer zelfstan dig optreden dan de laatste. Deze heeft vaak veel meer hulp. Daarenboven de commissie heeft slechts gewezen op Nij megen 's BoschDelft, Schiedam, Zwolle en Deventer. Het is waarin deze gemeenten geniet de commissaris van politie meer tractement dan in Leeuwarder.- naar den maatstaf van het cijfer der bevolking. Spr. zou daaraan echter nog willen toevoegen Utrecht, Groningen, Arnhem, Haarlem, Maastricht, Dordrecht en Tilburg. Past men ook ten opzigte van laatst genoemden eveneens de bevolking toe als maatstaf voor de jaarwedde van den commissaris van politie dan zou, om met Leeuwarden gelijk te staan, te Utrecht de jaarwedde die thans 3200 bedraagtniet minder dan 5400 moeten zijn te Groningen in plaats van ƒ3000 ƒ3600, te Arnhem in plaats van ƒ2300 ƒ3300, te Haarlem in plaats van ƒ2400 ƒ3115, te Maastricht in plaats van 1800 ƒ2200, te Dordrecht waar de commissaris van politie tevens waterschout is, zonder daar voor extra te worden beloond, in plaats van ƒ1900 ƒ2150 en te Tilburg in plaats van ƒ1700 ƒ2000. Spr. wenscht te vragen of, waar al die zustergemeenten de jaarwedde van den commissaris van politie zoo belangrijk zouden moeten verhoo- gen indien die jaarwedde gebaseerd zou zijn op de bevol king of er dan wel genoegzame aanleiding kan bestaan, om op dien grond voor deze gemeente nu zonder buitengewoon motief tot verhooging te adviseren. Terwijl in het adres geene andere motivering wordt bijge bragt heeft de commissie nog gewezen op de vele werkzaam heden van den commissaris van politie en op de tegenwoor dige behandeling der verschillende strafverordeningen welke zou doen zien dat daaraan telkens nog weer nieuwe worden toegevoegd maar spr. wenscht te vragen of de werkzaamhe den van den commissaris van politie niet vrij wat dezelfde blijven. Het is immers zijn pligt ten allen tijde te zorgen voor de bescherming en de handhaving van de rust en de veiligheid der ingezetenen. Het aantal verordeningen doet daaraan minder af. Integendeelhet komt spr. voordat hoe minder verordeningen er bestaan, des te meer zelfstandig werk zal de commissaris van politie hebbenen hoe meer verordeningen des te minder werk. In het eerste geval zal de commissaris van politie meer zelfstandig moeten optreden zal meer van zijn eigen activiteit worden gevraagd meer aan zijne eigene beslissing worden overgelaten terwijl in het laat ste geval liij meer naar de gegeven voorschriften zijne onder- hoorigen kan doen handelen. Maar nu, zegt spr., nog het finantieel gedeelte der zaak. Er wordt in het rapport der commissie o. a. gezegd: „Vele ambtsbezigheden bovendien zijn te dezer stede aan het commissariaat van politie opge Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 26 April 1884. 93 dragen die elders door zelfstandige ambtenaren worden waar genomen. Bepaaldelijk hebben wij hierbij het oog op de lastige haven- en marktpolitie." Het is waar dat men geen afzonderlijken marktmeester heeft, maar toch kan men moeije- lijk zeggen dat de commissaris van politie marktmeester is. Men zie de gemeente-begrooting der laatste jaren eens na. Dan zal men ontwaren datmogen de werkzaamheden der polifie in het algemeen zijn toegenomen ook de uitgaaf voor de politie is toegenomen. Bedroeg die uitgaaf in 1876 20,100, in 1882 was zij reeds gestegen tot ƒ21,960, terwijl ze dit jaar weer belangrijk hooger is gestegen Sedert 1876 is de geheele uitgaaf van de politie met ongeveer ƒ4000 gestegen en nu wijst dit cijfer wel op eene vermeerdering der zorgen van de politie in het algemeen, maar niet speciaal van den commissaris van politie. En men meene nietdat men thans reeds het maximum heeft bereikt. Waar in dezen raad meermalen is gewezen op de slechte handhaving der bouwveiordeningiets dat moet worden toegegeven en ook dezer dagen nog door den direc teur der gemeentewerken is erkend daar zal men vrij zeker bij de gemeentebegrooting voor 1885 op nieuw voor eene vermeerdering der uitgaven ten behoeve der politie komen te staan. Er zal wil men de verordening op het bouwen van woningen goed gehandhaafd hebben een speciaal ambtenaar der politie daarvoor moeten worden aangewezen. Zoo zal ook het toezigt op de veemarkt meer bijzondere zorg eischen. Het gaat toch duurzaam niet aan om alleen aan den politiedienaar die in dat gedeelte der stad dienst doet uitsluitend dat toezigt over te laten. Neen, wil men de voortdurende en belangrijke baldadig heid der straatjeugd die daar wordt gepleegd vooral aan het plantsoen, tegengaandan zal ook daar meer bijzonder toezigt moeten worden uitgeoefend. Een en ander geeft spr. de overtui ging dat men in opzigt tot de kosten van politie nog op lange na niet voor het maximum der uitgaven staat en dat men dus wel doet wanneer men niet al te ligtzinnig met verhooging van jaarwedden te werk gaat. Wat echter den persoon van den tegenwoordigen commis saris van politie betreft, spr. wenscht zich in dat opzigt vau eene appreciatie te onthouden. Hij heeft geen reden om tegen te spreken wat in dezen door de commissie is gezegd. Uit zijn zwijgen kan dus niet worden afgeleiddat hij iets tegen den adressant heeft. Alleen wil hij dit opmerkendat de tegenwoordige titularis zijus inziens nog te kort in deze ge meente werkzaam is om de voorgestelde verhooging te kunnen beschouwen als erkenning van langdurige en gewigtige diensten aan de gemeente bewezen. Spr. is gedwongen geworden uitvoeriger te zijn dan hij had willen wordenmaar hij achtte zich verpligt om krachtig tegen de inwilliging van het verzoek op te komenvooral ook omdat men thans niet de gevolgen van zoodanige inwil liging van een op zich zelf staand verzoek met eenige juist heid en in verband met het budget der gemeente kan overzien. De Voorzitter doet opmerken, dat de lieer Wiersma hem er eene kleine grief van heeft gemaakt dat bij de benoeming der leden van de commissie van prae-advies geen lid van het dagelijksch bestuur is aangewezen. Wanneer spr. geweten had dat door den heer Wiersma daarop prijs werd gesteld gaarne zou hij aan diens verlangen hebben voldaan. Hij was daarvan echter niet bewust en nu kwam het hem niet raad zaam voor. om, waar men weet dat de leden van het collegie vau burgemeester en wethouders reeds met talrijke werkzaam heden zijn belastze ook nog deel te doen uitmaken van deze speciale raadscommissie. Het was daarom dat hij geen lid van het dagelijksch bestuur in de commissie opnam. De heer V. Sloterdijck wenscht enkele der bijgebragte argumenten te refuteren. Wanneer hij begint met die van den heer van Harinxma thoe Slooten dan moet hij al dade lijk wraken de door dezen gemaakte vergelijking met de trac tementen van ambtenaren zooals hij noemde. Niet echter omdat het hier onvergelijkbare grootheden zou betreffen, maar omdat de maatstaf, waarnaar de tractementen van de genoemde ambtenaren zich regelteen geheel andere is als waarop be hoort te worden gelet bij de vaststelling der jaarwedde van den commissaris van politie. De heer v. Harinxma thoe Slooten heeft gewezen op de tractementen der leeraren aan gymnasium en middelbare scholen maar men vergete niet dat deze geregeld zijn naar hetgeen elders aan dergelijke be trekkingen is verbouden. Men zorgt er voor dat die jaarwed den zoowat overal gelijk zijnom de zeer verstandige over weging datals ze gelijk zijn de stabiliteit vau het per soneel meer is verzekerd. Dat is ook de reden dat men te Haarlemwaarop de heer v. Harinxma thoe Slooten speciaal wees bij het middelbaar onderwijs vrij gelijk bezoldigde be trekkingen heeft als hier. Hetzelfde heeft ook plaats of geldt ook hier voor de leerares- sen. Deze genieten over het algemeen lager tractementen dan de leeraren, en wel omdat dit bijna overal het geval is. En nu zou men zeggen, dat, wil men gelijke grootheden met elkander vergelijken, men al niet gelukkiger vergelijking zou kunnen krijgen en toch is het een feitdat er tusschen de jaarwedden van de leeraren en die der leeraressen nog al be langrijk verschil bestaat. Uit dien hoofde heeft de commissie gemeend zich te moeten onthouden van eene vergelijking met analoge betrekkingen, maar heeft zij de jaarwedde van den com missaris van policie vergeleken met die, welke elders in zoowat even groote of wat kleinere gemeenten als Leeuwarden aan die betrekking verbonden zijn. De heer Wiersma heeft zich vereenigd met de argumenten van den heer v. Harinxma thoe Slootendoch de eerste en tevens laatste woorden van eerstgenoemde waren gerigt tegen de opportuniteit der zaak. Er werd opgewezen dat verzoe ken als het onderwerpelijke in den regel bij de gemeentebe- grooting worden behandeldof liever bij de voorbereiding daarvanmaar nu moet spr. opmerkendat meermalen bij die gelegenheid verzoeken zijn ter zijde gelegdomdat men zoodanige zaken niet incidenteel bij de gemeentebegrooting wilde behandelen. Bijna altijd wordt gezegddat men dan geen jaarwedden hooger kan uittrekken dan ze bij koninklijk besluit of verordening zijn geregeld. In den regel wordt als argument aangevoerddat, zoolang de betrokken verordening of het betrokken besluit niet is gewijzigd men geen hooger cijfer op de begrooting kan aanbrengen. Wanneer er eenmaal eene verordening of besluit bestaatdan moeten de daarbij bepaalde tractementen in de begrooting worden overgenomen. Welnu, hier betreft het eene jaarwedde, die bij kon. besluit is be paald. Eerst dient dus dat besluit te worden gewijzigd en zou een verzoek als het onderwerpelijke dus niet bij de gemeentebegroo ting kunnen worden behandeld. De heer Wiersma heeft ver der beweerd dat de werkzaamheden van den commssaris van politie van eene kleine gemeente vaak meer kunnen zijn dan die vau een commissaris van politie eener groote plaats en spr. wil die mogelijkheid erkennen. De commissie is over-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 3