104
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Jnnij 1884.
voetbrug, ter vervanging van het „Hooghout" bij Schilkampen
is gegund aan H. van der Heide alhiervoor 688
f. dat door het dagelijksch bestuur gisteren aan mej. R. Plaat,
directrice der middelbare school voor meisjes alhier, is uitgereikt
's raads eerepenning in zilver, ter gelegenheid van haar 25-jarig
jubilé als hoofd eener inrigting voor onderwijs in deze gemeente.
De mededeelingensub lett. c—f worden voor kennisgeving
aangenomen.
IV. De heer Troelstra vraagt en verkrijgt verlof van de ver
gadering om eene vraag te rigten tot het -dagelijksch bestuur
naar aanleiding van het op den jongsten Hemelvaartsdag uit
gevaardigd verbodom dien dag den gewonen Donderdagschen
vóórmarkt te houden.
Spr. gelooft ten opzigte van de feiten kort te kunnen zijn.
Het is toch algemeen bekenddat op dien dag de venters
en kramers hunne gewone uitstallingen niet mogten doen, dat
zelfs verboden is het lossen uit schepen en vervoeren van
voorwerpenals leege fusten die gevuld en den volgenden
dag weder afgeleverd moesten worden.
Dit verwekte niet alleen groote ontevredenheid in het al
gemeen maar ook geldelijk nadeel aar vele ingezetenen
terwijl het bovendien ook ongelegenheid voor winkeliers ver
oorzaakte die, daar hun de leege fusten enz. niet werden
bezorgd de hun gedane bestellingen moeijelijk op tijd konden
uitvoeren.
Ware het bloot eene politie-aangelegenheiddan zou het
de vraag zijn of de raad er notitie van konde nemen, maar
daar spr. gehoord heeft dat het verbod gegrond is op de
nieuwe verordening op de marktpolitiezoo is z. i. de raad
bevoegd eene vraag te doen over de interpretatie dier ver
ordening.
Hij en zeker geen zijner medeledenhebben in de veror
dening eenige verandering omtrent de vóórmarkt op Donder
dag kunnen ontdekken.
Spr. zou derhalve gaarne van den voorzitter eenige inlich
tingen omtrent het verbod bekomen.
De Voorzitter verklaart zich bereid den heer Troelstra
dadelijk te beantwoorden, echter niet namens het dagelijksch
bestuur, aangezien hij over deze zaak niet met het collegie
heeft kunnen spreken. Het is evenwel ook eeue zaakdie
hem meer persoonlijk regardeertdaar het betreft uitvoering
van eene politie-verordeningen men hem als hoofd der politie
eenigzins verantwoordelijk stellen kan voor hetgeeu de com
missaris van politie ter uitvoering van gemeentelijke veror
deningen verrigt.
Spr. brengt onder de aandacht, dat in art. 46 der nieuwe
verordening op de marktpolitie de zorg voor de naleviLg dier
verordening wordt opgedragen aan den commissaris en andere
ambtenaren van politie. De commissaris nu heeft gemeend
dat de verordening duidelijk sprak en is daarom bij de toe
passing niet in overleg getreden met den burgemeester, zoo
dat spr. eerst den volgenden dag kennis kreeg van de genomen
maatregelendie zoo zeer de ontevredenheid hebben opge
wekt. De commissaris verkeerde echter in dwalingwaar hij
meende dat de vóórmarkt op Donderdag behoort tot de dag-
markten en alzoo overeenkomstig art. 37 der verordening
niet mogt worden gehouden op zon- en algemeen erkende
christelijke feestdagen. In de oude verordening ontbraken de
laatste woorden en betrof de uitsluiting alleen den zondag.
Spr. heeft den commissaris verzochtvoortaan wanneer het
betrof de ten uitvoerlegging van een nieuwe gemeentelijke
verordeningvooraf den burgemeester te raadplegen.
Voorts moet hij verklaren dat het verbod om vee te lossen,
geenzins is uitgegaan van den commissaris vau politie, maar
meer eene uitbreiding is geweest van de opdragtdoor deze
aan de politiedienaren verstrekt. Dat kon ook in geen geval
een gevolg zijn van de verordening.
Wat nu verder de kramers en venters betreftomtrent deze
is gebleken, dat zij op den Hemelvaartsdag meer dan op
andere Donderdagen van de vóórmarkt gebruik maakten, dat
zij dan meer uitbreiding aan hunne uitstallingen gaven en
andere zaken uitstallenals eetwaren enz.dan op gewone
Donderdagen.
Nu is het de hoofdbedoeling van den commissaris geweest,
dit laatste te doen ophouden, als behoorende meer tot de
dag- dan tot de weekmarkt.
De heer Troelstra betuigt den voorzitter zijnen dank
voor de gegeven inlichtingen en voegt er bijdat het
hem verheugt te vernemen dat de commissaris van politie
opmerkzaam is gemaakt om bij de uitvoering van eene ver
andering van zoo ingrijpenden aard voor het vervolg niet
te handelen zonder den burgemeester daarover te hebben gehoord.
Spr. is bovendien van oordeeldat de uitbreiding aan de
vóórmarkt op Hemelvaartsdag gegevenniet door den com
missaris behoeft te worden tegengegaan, dat ligt, naar sprekers
meeningbuiten zijne bevoegdheid hij vindtdatwaar de
commissaris meent dat dergelijke belangrijke veranderingen in
bestaande toestanden zijn of moeten worden gebragthij eerst
de noodige inlichtingen of instructiën behoort te vragen en
niet moet handelen op eigen autoriteit. Hij wenscht derhalve
dat er maatregelen zullen worden genomen ter voorkoming
van dergelijke dwalingen.
De Voorzitter merkt den geachten spreker opdat de
commissaris van politie zich niet te gedragen heeft naar eene
instructieer is spr. geen gemeente in het land bekend, waar
de commissaris van politie een instructie heeft. De commis
saris is als hulp-officier van justitie eenigermate een zelfstan
dig ambtenaar. Hij zou zich in dit geval waarschijnlijk met
een beroep op de zondagswet van elke opmerking kunnen
vrijwaren. Alleen wat de gemeentelijke politie betreft staat
hij onder de bevelen van den burgemeester en te dien opzigte
zal spr. zooveel mogelijk verkeerde toepassing van gemaakte
bepalingen en voorschriften verhoeden.
Deze mededeeling wordt daarop voor kennisgeving aange
nomen.
V. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten:
1. Het rapport der raadscommissie belast geweest met het
onderzoek der rekening en verantwoording van het nieuwe stads
weeshuisdienst 1883.
Overeenkomstig het voorstel van de commissie wordt beslo
ten gemelde rekening goed te keuren in ontvang tot een be
drag van ƒ46,640 70, in uitgaaf tot een bedrag van ƒ41,170.975,
en alzoo het saldo vast te stellen op een bedrag van 5469.76s.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van een verzoek van A. ldzerdaom over de lijkvaart
vóór zijne woningplaatselijk bekend Spanjaardslaan no. 15
een brugje te mogen leggenop de wijze als op de bij het adres
overgelegde teekening is aangewezen.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Junij 1884.
105
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt overeen
komstig de conclusie van het voorstel besloten de gevraagde
vergunning tot wederopzegging te verleenen evenwel niet dan
onder voorwaarde
a. dat de doorvaarts wijdte en de hoogte geheel gelijk zij
aan de bestaande bruggen over de lijkvaart, de zoogenaamde
lijkvaartsbrug en de Singelsbrug;
b. dat het brugje steeds ten genoegen van burgemeester
en wethouders behoorlijk geverfdin goeden staat moet wor
den onderhouden
e. dat van den straatweg af, over den grasberm eene be
strating moet worden gelegd van klinkertsteen in zandter
breedte van ééne meterverloopende naar de zijde van den
straatweg tot twee meterswelke bestrating steeds ten ge
noegen van het gemeentebestuur in goeden staat moet wor
den onderhouden
d. dat de adressant verpligt is omwanneer het gemeen
tebestuur de vergunning intrekt, het brugje mettoebehooren,
binnen eene maand na den datum der opzegging te amove-
renzonder daarvoor eenige aanspraakhoe ook genaamd
op schadevergoediug te kunnen uiaken
e. dat voor het gebruik van gemeentegrond en als erken
ning van het eigendomsregt der gemeentejaarlijks op den
1 Julij, voor het eerst op den 1 Julij 1884, ten kantore
van den gemeente ontvanger moet worden betaald eene retri
butie van twee gulden.
3. Nader voorstel van burgemeester en wethouders in zake
den afkoop van graf gelden.
(Zie bijlage no. 14 tot het verslag van's raads handelingen.)
Hierbij wordt voorgesteld om met wijziging van het besluit
genomen in de vergadering van den 27 Maart 1.1. en behou
den 's Koning3 goedkeuring te besluiten
I dat de regtenvolgens art. 5 van het heffingsbesluit
Gemeenteblad no. 8 van 1870), verschuldigd voor onderhoud
van graven op de algemeene begraafplaats alhierkunnen
worden overgedragen
II in art. 5 van het besluit lot heffing van begrafenisreg-
ten in de gemeente Leeuwarden Gemeenteblad no. 8 van 1870)
te laten vervallen de twee laatste alinea's
III. aan het gewijzigd art. 5 van het heffingsbesluit toe
te voegen het volgende
„Het onderhoud, in alinea één van dit artikel bedoeld,
kan aan de gemeente worden overgedragen tegen betaling
van eene som van ƒ6.
Het onderhoud van gravenwelke nog niet geopend zijn
kan niet aan de gemeente worden overgedragen.
Van graven met borden kruizenzerken of hekken kan
het onderhoud op tweederlei wijze aan de gemeente worden
overgedragen
1 het onderhoud van het grai zonder meer;
2 het onderhoud van het graf met dat van de borden
kruizen zerken en hekken.
In het geval sub 1 bedoeld bedraagt de somvoor de
overdragt verschuldigd 6.
In het geval sub 2 bedoeld, bedraagt de som voor de over
dragt verschuldigd
van een graf met borden, krw zen of andere verhevenhe
den van hout 50;
van een graf met bordenkruizen of andere verhevenhe
den van metaal 60
van een graf gedekt met een steen of zerk ƒ150;
van een graf omsloten door een ijzeren hek ƒ150;
van een graf gedekt met een steen of zerken omgeven
door een ijzeren hek ƒ300.
De raad behoudt zich voor om de som van overdragt van
het onderhoud van zerkenhekken enz. van buitengewonen
vorm en bewerkingbij afzonderlijk besluit vast te stellen.
Het onderhoud van zoogenaamde monumentenvan graf
kelders en gemetselde gravenkan niet worden overgedragen
IV. dat de verpligting tot onderhoud vervaltzoodra de
begraafplaats aan hare bestemming wordt onttrokken
V. dat het bedrag der wegens overdragt ontvangen som zal
worden belegd in inschrijvingen op het Grootboek der Ned.
Werk. Schuld, ten name van de gemeente Leeuwarden „over-
dragtsom van grafgelden;"
VI. de beslissing op het adres van den heer R. Reijnders
aan te houdentotdat de koninklijke goedkeuring op het
nieuwe artikel 5 van het heffingsbesluit zal zijn verkregen.
Den heer van Sloterdijck is het bij het vergelijken van
het oorspronkelijke voorstel met dit nadere wel gebleken, dat
dit verbeteringen behelst, maar toch gelooft hij niet, dat men
daarmede kan komen tot het doel dat men beoogt.
Als verbeteringen kan hij aannemen, dat de onderscheiding
van de te onderhouden voorwerpen naar de afdeelingen, die
in het eerste voorstel was opgenomen in dit nadere voorstel
is weggevallen.
Dit acht spr. eene rationele verbetering. Met de over
wegingen van burgemeester en wethouders is hij van oordeel,
dat voor die onderscheiding geene plaats is bij den overdragt
van het onderhoud van den opstal der graven.
In aansluiting met het in de vergadering van 27 Maart 1.1.
gesprokenewenscht spr onderscheid gemaakt te hebben
tusschen overdragt van het onderhoud van graven en die van
den opstal.
Spr. vestigt verder de aandacht, op hetgeen besloten is in
de vergadering van 27 Maart 1.1.n.l. om de gelegenheid te
geven tot overname van het onderhoud van eenvoudige op
stallen. In het nieuwe voorstel is eenpoudige weggevallen en
in het onderhoud ook vernieuwing begrepenblijkbaar is dus de
zaak in ruimer zin opgevat, dan de raad oorspronkelijk bedoelde.
Toen is ook niet zonder moeite splitsing gemaakt tusschen
afkoop van grafregten aan den eene en van het onderhoud
van grafzerken enz. aan den anderen kant.
Toch is dit in het nadere voorstel weder gecombineerd
hier is sprake van onderhoud van een graf zonder meer, en
van onderhoud van een graf met opstal. Dit is niet in over
eenstemming met de uitgedrukte opinie van den raad.
Spr. wenscht afzonderlijk vermeld te hebben afkoop van
grafregten en die van het onderhoud van den opstal.
Want wat zou het geval kunnen worden. Iemand heeft
een eigen graf en draagt het onderhoud daarvan over aan de
gemeentewil hij later een opstal daarop plaatsen en het
onderhoud daarvan ook afkoopen, dan is hem dat volgens
het voorstel niet mogelijk.
Bovendien acht spr. dit voorstel niet volledighet spec-
teert overname van het onderhoud van zerkenhekken en
van kruizen en borden van houtwaaromvraagt hij ook
niet gesproken van kruizen en andere verhevenheden van steen
of metaal. Wel zijn deze hier niet, althans niet veel aan
wezig maar met het oog op wat men elders zietis 't toch
denkbaardat meu dergelijke ook hier op graven zou willen
plaatsen.