114 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 19 Junij 1884. onbekend zijn met den bodem van Leeuwardenzoodat zij bij dit werk, wat de plaats betreft, niet als deskundigen kun nen worden genoemd. In de bijlagen is woordelijk opgege ven wat zij te dien opzigte gezegd hebben en men leest daar de verklaringdat zij de bepaling der fundering enz. aan den directeur der gemeentewerken overlaten. Spr. hecht in dit opzigt meer aan de verklaring van den directeur der gemeentewerkendie pertinent verzekertdat op het terrein der houtveilingen zonder gevaar een gashouder kan worden gesticht, met de gewone constructie van gaskuip. Hierin heeft men het advies van den deskundige. De heer Wiersma heeft verklaard zich te houden aan het plan door deskundigen opgemaakt. Dien spreker wil hij er echter op wijzendat er verschillende plans zijn als van de deskundigenden directeur der gasfabriek en de commissie die allen van elkander afwijken. Een le plan is 4 kleine gashouders af te breken en 2 telescoop-gashouders daarvoor in de plaats te bouwen volgens een 2e plan moesten de directeurswoning en 2 kleine gashouders worden geamoveerd, en in de plaats daarvan 1 groote gashouder opgerigten een 3e plan heeft op het oog de amotie van de directeurswoning en 2 kleine gashouders en oprigting van 1 groote gewone gashouder. Welk plan wordt nu door den geachten spreker bedoeld Het voorstelnu in behandelingis intusschen finantiël voordeeliger dan al de genoemde. Daarentegen heeft het verplaatsen van de woning toch ook zijne bezwaren, want wordt dan do ruimte tusschen het wa ter en den weg daarvoor gebruikt, dan zal de ingang van de stad niet fraaijer en de ruimte zeer beperkt worden. De heer Wiersma mag dit gevoelen niet deelen. Spr. houdt dit vol. De bezwaren der deskundigen tegen het voorstel van bur gemeester en wethouders zijn drieledig: het terrein is te smal de afstand is te groot en het toezigt ontbreekt. Spr. heeft nagegaan hoe de toestand elders is en ontving daartoe opgaven van directeuren van 12 verschillende gasfa brieken. Wat betreft den afstand van de verst verwijderde gashouders tot de ovensgemeten langs de inlaatbuisis nem gebleken dat Leeuwarden te dien opzigte bij de aan neming van het voorstel van burgemeester en wethouders nog in de gunstigste positie zal zijn, daar alle afstanden op één na grooter zijn dan 120 meter, bijv. te Sneek bedraagt de afstand 190 meter; op andere plaatsen is die afstand 180 250 of 300 meter. Een is er van 400 meter en een (die te Amsterdam) van 550 nieter. De afstand kan dus hier geen bezwaar zijn. Wat het bezwaar betreft, dat het noodige toezigt zal ont breken, daar de gashouder buiten het gezigt zal liggen, dit kan niet als een werkelijk argument tegen het voorstel gel den, omdat men hem wel degelijk van de meeste plaatsen af zal kunnen zien; zich plaatsende bij de schoorsteen der fabriek ziet men de cene helft en van de zuidwestelijken hoek der fabriek langs de kolenloods de andere helft. Ook de aansluiting der leidingen behoeft geen moeijelijkhoid op te leveren. Die aansluiting geschiedt zonder eenige bogt. De deskundigen voeren tegen de voorgestelde plaats voor den gashouder aandat het terrein te smal isblijkens de teekening is dit volstrekt niet het geval. Het gevaar voor verzakking van den walmuur en verschuiving van de fundering zal ook niet behoeven tc bestaan. In Dordrecht staan gashouders op 4 meter afstand van het water, en dat op een bodem zoo geheel anders, d. w. z. zoo veel minder dan hier. Ook moet spr. opmerken dat in het plan van burgemeester en wethouders van November 1883 welk plan warm werd verdedigd door de leden der gas- commissie, 3 gashouders zijn geprojecteerd, die met dezelfde middellijn en bijna dezelfde (5.50 meter) hoogte op afstanden van 5, 4 en 3 meter van het water zijn verwijderd. De kosten voor den gashouder zullen bedragenals voor de fundering enz. ƒ12,600, voor den gashouder ƒ39,600, of volgens opgaven van deskundigenheden bij telegram verstrekt ƒ39,000. In het voorstel van burgemeester en wethouders is het gezamenlijk bedrag voor den gashouder berekend op ƒ55,000. Dit cijfer is dus eerder te hoog dan te laag ge raamd. Met een enkel woord wil spr. nog er aan herinnerendat in de vergadering van 22 November 1883 het denkbeeld van terreinsuitbreiding zeer gunstig is ontvangenomdat reeds lang het terrein te klein was gebleken. Door een der spre kers werd er toen op gewezendat men zich jaren beholpen haddat het terrein der fabriek te eng was enz. Eu nu zal juist door de voorgestelde plaatsing van den gashouder het terrein worden vergroot. De heer van der Scheer wil met eeu enkel woord inede- deelendat hij door den inhoud van de heden voorgelezen missive van de deskundigen niet is veranderd in zijn denk beeld omtrent het voorstel van burgemeester en wethoudors. Het voornaamste bezwaar van hen is het gevaar van ver zakking van den gashouder en het niet in stand blijven van den walmuur. Maar nu de deskundigen sedert de laatste jaren specialiteiten zijn op het gebied der gasfabricage daar zal spreker hun niet alle bouwkunde kunnen ontzeggen. En zij moeten nu zelf bekennen, dat de nieuwe walmuur wel zal kunnen worden gemaakt zooals het behoort waardoor het gevaar van scheu ring wordt opgeheven en dat de fondamenten voor de nieuwe gashouder zoo kunnen worden gemaaktdat verzakking on mogelijk is. Dan wil spr. nog even aanroeren een tweede punt in de missive der deskundigenals zou het terrein voor de hout veilingen kunnen worden verkocht. Hij gelooft zekerdat alle leden met hem dat terrein zeer ongeschikt zullen achten om als bouwterrein te worden gebezigd. De heer Troolstra plaatst zich op hetzelfde standpunt als de heeren van Harinxma en Duparc. Niemand zal het hem kwalijk kunnen nemendat hij als leek zich houdt aan het oordeel der deskundigen. En al is er ook door den heer van der Scheer nu op ge wezen dat het hoofdbezwaar der deskundigen gelegen is in den bodemzoo moet spr. opmerkendat, beschouwt men de argumenten der deskundigen in hun verband, hun grootste bezwaar is gelegen in den grooten afstand van de bron van het gas. De voorzitter heeft medegedeelddat die slechts 120 meter zal zijn, terwijl die op andere plaatsen meer,zelfs op een enkele 550 meter bedraagtmaar door den heer Bruinsma werd dan ook medegedeelddat in die gevallen een knechtswoning bij den ketel werd gebouwdopdat er steeds toezigt kan worden gehouden. Niet alleen schijnt die groote afstand gas verlies te veroorzaken, maar er schijnen ook nog gevaren aan verbonden te zijn. Hij maakt daarom bezwaar zijn stem aan het voorstel te geven. Verslag der handelingen van u gemeenteraad te Leeuwarden, van den 19 Junij 1884. 115 Intusschen is bij spr. het denkbeeld gerezen cf niet de directeurswoning zal kunnen worden verplaatst naar het ter rein der houtveilingeu en de nieuwe gashouder worden opge rigt op de plaatswaar nu die woning staat Alle bezwaren omtrent de plaats van den nieuwen gas houder zouden dan zijn vervallen. Eu waarom, vraagt spr., zou dit niet zoo kunnen ge schieden. Wanneer 't geen bezwaar wordt geachtdat de gashouder op 120 meter afstand van de bron vau het gas wordt opgerigtdan zal ten minste de woning wel op dien afstand kunnen staan de directeur kan dan toch overal ge makkelijk komen, zelfs des nachts als 'tnoodig is. In dat geval zal de som van ƒ55,000, door burgemeester en wethouders voor den bouv. van den gashouder gesteld slechts met 9000 vermeerderd behoeven te worden voor ver verplaatsing van do directeurswoning. Daardoor zal ook het bezwaar worden opgehevendat de gashouder te digt bij den wal zal staan. De heer van Harinxma wil nog met een enkel woord bespreken de argumentendie ten voordeele van het voorstel zijn bijgebragt. Hij wijst er opdat door den voorzitter en den heer van der Scheer alle klem is. gelegd op de bewering der deskun digen dat een gashouder op het terrein der houtveilingen bloot zou staan aan verschuiving. De heer Troelstra heeft echter teregt gezegddat dit wel één bezwaar ismaar dat het hoofdbezwaar is gelegen in den grooten afstand. Do deskundigen vreezen er voor, dat daardoor nadeel in de exploitatie zal worden ondervonden en waarschuwen er voordat de zuinigheid de wijsheid niet be» driege. Wat aangaat de beweringdat de bodem geen bezwaar be hoeft op te leveren, spr. houdt'ter toch voordat men op dat terrein niet met zware vrachten zal kunnen komen zonder schade te veroorzaken. Door den voorzitter is gezegd dat het plan der commissie niet strookt met het plan der deskundigen. Spr. moet dat ten stelligste tegenspreken want voor zoover hem bekend is is door de commissie na November 1883 geen ander plan inge diend dan wat strookt met dat der deskundigenbehoudens ééne afwijkingechter niet in substantiemaar in vorm. De commissie heeft in Maart 1.1. in overweging gegeven om op hetdoor amotie van de directeurswoning en de 2 kleine westelijke gashouders vrij te vallen terrein een grooten gas houder van 3000 stvre inhoud te boawen. Aan dit idéé beeft zij eene reserve verbonden, om u 1. de fundamenten, de kuip en zoo uoodig andere deelen van den gashouder zoodanig in te rigtendat bij later te blijken behoefte de kuip een teles coop-gashouder zal kunnen ontvangen zoodat dan alleen de stolp zou moeten worden veranderd. Dit laatste is de eenige afwijking van het plan van deskundigen. De heer Bruinsma heeft mot ecu enkel woord te kennen gegeven, dat hij het terrein bij „de Bleek" prefereert. Dit plan is echter thans niet in besprekingmaar afgescheiden hiervan zou de uitvoering van dit plan eene te groote uitbreiding der buizenleidingen tengevolge hebben. Eu waar do Voorzitter eu do heer Bruinsma er op gewe zen hebben dat de afstanden van de verst verwijderde gas houders bij audere gasfabrieken even groot of grooter zijn, dan hier 't geval zal zijn daar moet spr. er den raad attent op makendat men nu wel bekend i met het succe dier gashoudersmaar niet met de moeijelijkhedendie overwon nen moesten wordenomdat succes mogelijk te maken. In tegenstelling met de meening van den heer Bruinsma moet spr. opmerken dat de ondervinding met de zinkers iu deze gemeente opgedaanallertreurigst isdat verscheidene van deze zeer dikwerf defect zijn gebleken. Nog in dit j ïar zijn drie van die kleine zinkers vernieuwd moeten worden. Voorts is door den heer van der Scheer er op gewezen dat de deskundigen iu hunne becijfering hebben opgenomen dat het terrein der houtveilingen zal worden verkocht. Dit is echter, naar spreker meent, eene verkeerde opvatting. De deskundigen hebben iu hun voorstel alleen te kennen ge geven dat men bij de berekening van de kosten niet uit 'toog moest verliezen dat het terrein eene verkoopwaarde heeft. De heer Troelstra heeft aaubevolen om de directeurswoning te amoverenen op het terrein der houtveilingen weder op te bouwenin plaats van den gashouder. Het komt spr. voor, dat men in dezen de amotie van die woning kan behandelen, zonder terstond de toekomstige plaats te bepalen; de we deropbouw toch is afgescheiden van de plaats voor den gas houder. De vorige spreker heeft met zijn denkbeeld den raad op een juist terrein gesteld want bij de vraag of de woning op het terrein der houtveilingen zal worden geplaatstheeft de raad slechts met één deskundigeden directeur der ge meentewerken te maken. Immersindien deze meentdat dit terrein een gashouder zal kunnen dragendau zal ten minste eene woning daarop kunnen worden gebouwd. Hij echter heeft alléén hierin te adviseren. 9pr. kan zich overigens bij den heer Troelstra aansluiten waar deze beweertdat men de argumenten der deskundigen in zoovele missives ampel uiteengezetniet uit hun verband moet rukken. Den Voorzitter komt 'tvoor, dat de ampele uiteenzetting, waarvan de heer van Harinxma gewaagtal op een klein veld neerkomt. Door de deskundigen wordt over de gasber- ging slechts kort gesprokengelijk ook de motieven voor hun gevoelen zeer kort zijnalleen in 't laatst worden zij wat uitvoeriger. De heer Duparc heeft, bij het bespreken van de apprecia tie der opinie van de deskundigengezegd dat de raad het zich later zou verwijtenzoo hij het voorstel van de deskun digen niet volgde en heeft daarbij het beeld gebruikt van een geneesheerwiens raadgevingen ten opzigte van een zieke niet werden opgevolgd. Naar spr's. meening gaat deze ver gelijking, als zoovele anderen, mank. Hij wenscht een auder beeld te gebruiken; bijv., iemand wil een huis doen bouwen en draagt het maken van een plan daarvoor op aan een ar chitect. Bevalt diens plan hem niet geheeldan kan hij daarin toch wijzigingen aanbrengenzonder nog deskundige te zijn en zeker zelf de plaats van het huis bepalen. Wat verder aangaat het denkbeeld van den heer Troelstra om de directeurswoning te verplaatsen naar het terrein der houtveilingen spr. meent dat dit ter sprake kan ge'oragt wor den wanneer het plan van burgemeester en wethouders wordt verworpen. Dan zal in dien geest eeu nieuw voorstel kun nen worden aangeboden. Bij de overweging echter van dergelijk nieuw plan zal men in de kostenberekening de som van ƒ9000 moeten stellen voor het verplaatsen der woning en ƒ3000 voor dat vau do kantoren, dus te zamcu ƒ12,000. Spr. heeft reeds bestreden hol bezwaar der deskundigen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 3