I
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 14 Augustus 1884.
14-Ö
Vergadering van Donderdag den 14 Augustus
1884.
Tegenwoordig 14 leden.
Afwezig de heeren J van der Scheer, II. Beucker Andreir
H. Kuipers, mr. C. W A. Bumamr. E. Star Busmann, F.
Plantenga en mr. W J. van Weideren baron Rengersde
eerste vijf met kennisg ving.
Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholt, -burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 24 Julij 1.1. gehouden ver
gadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt:
a. Een nader voorstel van burgemeester en wethouders naar
aanleiding van het besluit genomen betredende het verzoek van
W. J. Hofstraom «en plekje grond bij de Sophialaan in
huur te erlangenten einde daarop eene kiosk te bouwen.
Wordt besloten dit voorstel ter visie te leggen om in eene
volgende vergadering te worden behandeld.
b. Voorstel van burgemeester en wethouders om maat
regelen te nemen tot Aerbetering van het water uit de versch-
watervijvers.
Daarbij wordt voorgesteld
1. aan burgemeester en wethouders een crediet te verleenen
van ƒ3000, ten einde het water uit de versch water vijvers
door filtratie zooveel n 'gelijk te verbeteren
2. de rapporten betreffende het onderzoek naar de deugde
lijkheid van het vijverwater in handen te stellen van de com
missie voor het ontwerpen van strafverordeningen ten einde
te onderzoeken of er met het oog op het verzamelen en be
waren van drinkwater aanleiding bestaat tot wijziging der
verordening op het bouwen van woningen. Gemeenteblad
no. 5 van 1880.)
De Voorzitter stelt voor dit voorstel nog heden te be
handelen.
De heer Troelstra verklaart wel te kunnen medewerken
om de rapporten van onderzoek te stellen in handen van de
verordeningscommissieten einde na te gaan of de verorde
ning op het bouwen van woningen zal moeten worden ge
wijzigd maar is" toch van meening dat die commissie daar
mede zal wachten totdat eene beslissing is genomen omtrent
de aanvraag om concessie tot aanleg en exploitatie van eene
waterleiding. En juist met het oog daarop zou hij het wen-
schelijk achtendat omtrent die aanvraag spoedig een besluit
zou kunnen worden genomen.
Den heer de la Faille komt het voor, dat deze zaak
van zooveel beteekenis is dat het niet zeer gemakkelijk zal
zijn om zoo voetstoots in deze vergadering een oordeel daar
over uit te brengen, daar zij z. i. niet genoeg is voorbereid.
Hoewel hij het zeer waardeert, dat burgemeester en wethou
ders een scheikundig onderzoek hebben doen instellen omtrent
het water uit de vijverskan hij zich minder goed vereenigen
met de conclusie uit dat onderzoek getrokkenvooral wat
betreft de meerdere of mindere bruikbaarheid van dat water,
daar hij meent dat niet alleen door scheikundigen dienaan
gaande eene besLssing moet worden genomen. Het moge
waar zijndat het onderzoek geene bevredigende uitkomst j
heeft opgeleverd, maar volgens spr. is 'tnog de vraag of het
van dien aard isdat bij eene naderende epidemie gevaar
voor uitbreiding er door zal ontstaan.
BIJVOBGSBL BEHOORBNDE BIJ DB LEEUWARDER COÜBANT.
Z. i. geeft het gehalte van organische stoffen in het water
geen reden voor dergelijke groote uitgaafals door burge
meester en wethouders wordt voorgesteldterwijl het toch
twijfelachtig is of door filtratie het water werkelijk zal worden
verbeterd. Spr. acht het noodzakelijk dat een onderzoek
meerdere gegevens moet opleveren om te kunnen besluiten
tot eene dergelijke uitgaaf.
Hij is het eens met den heer Troelstradat de commissie
voor de verordeningen met de behandeling zal wachten tot
dat omtrent de waterleiding eene beslissing zal zijn genomen.
Maar hoe dit ook zij spr. heeft er werkelijk bezwaar tegen,
omal moge de zaak urgent schijnenondanks die schijn
bare urgentie nu reeds een besluit te nemen.
De heer van Harinxma kan het gevoelen van den heer
Troelstra deelen aangaande de wenschelijkheid van eene spoe
dige beslissing omtrent den aanleg van eene waterleiding.
Maar waar het van belang was om, zoolang die niet bestaat,
het water te verbeteren door filtratie daar meenden burge
meester en wethouders dat bij eene mogelijke nadering der
cholera eenige urgentie bestond. Het doet spr. genoegen
dat de raad door een bij uitnemendheid deskundig lid omtrent
deze zaak wordt voorgelicht en wanneer dat lid de urgentie
bestrijdtdan heeft spr. geen bezwaar om de zaak in eene
volgende vergadering te behandelen. Als reden echter,
waarom bij burgemeester en wethouders de vraag tot dadelijke
behandeling is besproken geeft spr. opdat het eenvoudig
is omdatwaar de» cholera en andere epidemische ziekten
groote vorderingen makenmen bijtijds maatregelen tegen
die ziekten moet nemen. Al schijnt oogenblikkelijk het ge
vaar voor de nadering van de cholera wat verminderd er
komen toch gedurig besmettelijke ziekten voorwaarbij de
aanwezigheid van goed drinkwater van groot belang is.
Spr. herhaalt 't echter dat hij niet tegen uitstel der behan
deling iswanneer een deskundige als de heer de la Faille
de urgentie der zaak niet inziet.
De heer Bniinsma kan zich vereenigen met het door
den heer de la Faille gesprokene. Men heeft eene scheikun
dige analyse van het vijverwaterwaaruit blijkt dat het or
ganische zelfstandigheden bevatwelke echter niet genoemd
worden. Spr. herinnert er aandat bij een vroeger onderzoek
van het water uit de Grouw door dr. Dupont, de organismen
Avel werden opgesomd.
Hij vestigt de aandacht er op, dat volgens verklaring van
deskundigen in stroomend en ander waterdat niet in ver
band staat met zinkputten enz., geene bacteriëninfusoriën enz.
voorkomendie schadelijk voor de gezondheid zijn dus ook
niet in de versch watervij vers alhier.
Spr. is er echter wel voorom pogingen aan te wenden
i tot meerdere zuivering van dat water. Rij deelt mededat
dit punt eenigen tijd geleden einstig is besproken in de ver-
eeniging ter bevordering van volksgezondheid, dat men proeven
tot zuivering in het groot wilde nemen, maar dat om ver
schillende redenen de beraadslagingen daaromtrent zijn af
gesprongen.
Aangezien nu de zuivering toch niet in dit drooge en
warme seizoen kan plaats hebben verklaart spr. zich voor
de verdaging der behandeling van dit voorsteldewijl hij
j daarenboven er volstrekt geen bezwaar in ziet om het water,
/.ooals het nu iste doen gebruikenwaartoe hij zelf in het
afgeloopen jaar na gedaan onderzoek is overgegaan wegens
j het gebrek aan regenwater.
16