152 Verslag der handelingen van den gemeenteraad t» Leeuwarden, van den 14 Augustus 1884. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders om de com missie van toezigt op h+t lager onderwijs te onth ffen van het toezigt op de bewaarscholen dezer gemeente en dat toezigt opnieuw te regelen. Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor I. de commissie van toezigt op het lager onderwijs te ont heffen van het toezigt op de bewaarscholen dezer gemeente onder da'kbetuiging voor de vele en belangrijke werkzaam heden die zij gedurende eene reeks van jaren met de meeste bereidwilligheidten behoeve van die scholen heeft verrigt II. aan eene vaste raadscommissie van vier leden, krach tens art. 54 alinea 2 der gemeentewet op te dragen burge meester en wethouders bij te staan in het beheer der ge meentelijke bewaarscholen III. aan eene speciale raadscommissie van drie leden op te dragen het ontwerpen eener verordening tot regeling van het voorbereidend onderwijs aan de gemeentelijke bewaarscholen; IV. over te gaan tot de benoeming van de sub III be doelde commissie. De heer van Sloterdijck verklaart tegen de conclusie van het voorstel geen bezwaar te mogen hebben, maar wenscht met een enkel woord zijn leedwezen er over te kennen te gevendat de zaak dezen loop heeft genomen. Hij betreurt het dat het toezigt op de bewaarscholen niet langer zal be rusten bij de commissie voor toezigt op het lager onderwijs, doch zooals hij reeds zeide, zal hij er zich niet tegen verkla ren, omdat dat toezigt bij de wet niet aan die commissie is opgedragen en nu de commissie zelve heeft te kennen gege ven, dat zij van dat toezigt wenscht te worden ontheven. Spr. zal dus de laatste zijn om, door het opperen van be zwaren, der commissie iets op te dringen, wat zij niet langer wenscht te behouden. Hare werkzaamheden zijn al uitgebreid genoeg, dan dat de raad haar bemoeijelijken raag in het af werpen van den last die haar niet behoort. Naar spr.'s over tuiging evenwel zal het toezigt op de bewaarscholen nimmer door anderen met zooveel zorg en zoo vruchtbaar worden uitgeoefend dan tot nu toe door de commissie van toezigt is geschied. Het bewaarschool-onderwijs is niet onderworpen aan de be- palingen omtrent het lager onderwijszoodat er voor het toe zigt dier commissie op de bewaarscholen geen wettelijke grond bestaat; een feitelijk belang echter wel. Het onderwijs im mers op de bewaarscholen mag men beschouwen als eene voorbereiding op het lager onderwijs het ligt dus voor de handdat een zorgvuldig bewaarschool-onderwijs het daarop volgend lager onderwijs ten goede zal komen zoodat spr. het met het oog op het verband van die beide takken van on derwijs steeds als eene zeer nuttige schikking heeft beschouwd, dat de zorg voor dat onderwijs o©k aan de commissie van toe zigt op het lager onderwijs was opgedragen. Het doet hem daarom leed dat er termen zijn gevonden om te vragen naar den wettelijken grond van dat toezigt, die inderdaad niet bestaatzoodat de noodzakelijkheid wordt geboren om tot den voorgestelden maatregel over te gaan. De heer Duparc herinnertreeds jaren geleden nog vóór hij de eer had deel uit te maken van de schoolcommissie thans commissie van toezigthier als zijn gevoelen te hebben uitgesprokendat de opdragt van het toezigt op de bewaar scholen aan die commissie in strijd met de wet moest wor den geacht. In de onderwijswet van 1857 en later in di» van 1878 is de werkkring der commissie geheel en al om schreven van toezigt op de bewaarscholen is daar geen sprake. Het toezigt op die scholen rustte op geen enkele wettelijke bepaling, maar werd tot nu toe stiIwijgendalléén krach tens opdragt van burgemeester en wei houders, door de com missie uitgeoefend. Nadat dit collegie echter dor commissie de vraag had voor gelegd of zij van dat toezigt wenschte te worden ontslagen, eene vraaggeheel gegrond op besprekingen te dezer zake gevoerd in de petitiën van den raad bij de behandeling van de gemeente-begrootingdienst 1884 meende de commissie niet anders dan toestemmend te moeten antwoordenniet alleen op gronden van utiliteitmaar ook omdat zij van oor deel was, dat zij qua talis zelfs geenzins het toezigt op de bewaarscholen mogt uitoefenen. Men zou nu wel de leden dier commissie als zoodanig kunnen verzoeken het toezigt te houdenmaar ook dit zouvolgens spr.tegen de wet zijn daar de zaak uitmaakt een tak van gemeentelijk beheerbe rustende bij burgemeester en wethouderswaarin zij zich slechts kunnen doen bijstaan op de wijzeomschreven Wij art. 54 der gemeentewetgelijk zij thans dan ook voorstel len te doen. Op deze wijze zal de toestand in het regte spoor worden *erug gebragt. Spr. meent ten slotte geheel het gevoelen van de commissie van toezigt uit te drukkenals hij den geachten eersten spr. dank toebrengt voor de vleijende woordender commissie toegevoegd. De heer van Harinxma thoe Slooten wil bij de al- gemeene beraadslagingen over dit voorstel er op wijzendat het zwaartepunt daarvan geheel ligt in onderdeel III. Het toezigt toch op de bewaarscholen berust op geene ver ordening maar op een feitelijken toestand. De wensch reeds lang uitgesproken om ook dit onderwijs langs wettelijken weg geregeld te zienblijkt te behooren tot de pia vota. Zooals reeds in de sectiën is besprokenmoet nu echter aan den toestand zonder regel een einde komen. Waar die toestand zoo bestond en men wist dat in den boezem van de commissie zelve die wensch bestonddaar moestnaar spr. meentbeleefdheidshalve door burgemeester en wethouders aan haar de vraag worden gedaanof zij be last wenschte te blijven met het toezigt op de bewaarscholen. In het daarop ontkennend gegeven antwoord moet men nu berusten. Spr. kan zich geheel met de waardeerende woorden van den heer van Sloterdijck vereenigen en oordeelt datwaar de commissie het toezigt op de bewaarscholen gedurende eene lange reeks van jaren met zooveel zorg en belangstelling op zich heeft genomenzonder door wet of verordening daartoe gedwongen te z\jn, zij daarvoor allen dank verdient. De algemeene beraadslagingen worden hierop gesloten. De verschillende onderdeelen worden nu in behandeling genomen en zonder verdere discussie en hoofdelijke stemming aangenomen. Bij onderdeel 4 geeft de Voorzitter te kennen dat het niet de bedoeling is terstond over te gaan tot de .benoeming van de daarbij bedoelde commissiemaar die eerst laterals de raad voltallig zal zijn te doen plaats hebben. Daarop wordt het voorstel in zijn geheel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden Tan den 14 Augustus 1884 153 8. Voorstel van burgemeester en wethouders om in vereeni- ging met het gemeentebestuur van Harlingen ie besluiten den Harlinger trekweg in beheer en onderhoud aan de provincie over te dragen. (Zie bijlage no. 20 tot 's raads handelingen L)e heer Duparc stelt als motie voor om de behandeling van dit voorstel tot eene volgende vergadering uit te stellen. Spr.en waarschijnlijk ook nog menig ander lid heeft ge durende den korten tijddat de stukken ter visie hebben ge legen nog slechts ter loops daarvauvooral ook van de regtskuudige adviezen kunnen keunis nemen. Om zich geheel op de hoogte te kunnen stellen, zal er meer tijd noodig zijn. Deze motie wordt voldoende ondersteundwaarna dien overeenkomstig zonder hoofdelijke stemming wordt besloten tot verdaging der behandeling. 9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verbetering van den toestand op Oldegalileën en tot koop of ruiling van grond aldaar. (Zie bijlage 110. 19 tot 's raads handelingen.) Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van het voorstel besloten: I." het door den directeur der gemeentewerken bij missive dd. 25 April 1.1., no. 1,3 a ingezonden plan tot verbetering van den toestand op Olde-Galileën goed te keuren; II behoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten, met verschillende eigenaars van perceelen op Olde-Galileën aan te gaan overeenkomsten van koop of van ruiling van grond op de voorwaarden vermeld in de voorloopig door den di recteur der gemeentewerken gesloten contracten III. burgemeester en wethouders uit te noodigen opdege- meentebegrooting voor het dienstjaar 1884 aan te brengen de kosten verbonden aan de uitvoering van liet sub I ge meld werk en vereischt voor den aankoop en de ruiling van grondmet de daarop vallende kosten. 10. tiet rapport der commissie voor de reclames omtrent zestig bezwaarschriften tegen aanslagen op het primitief kohier der directe belasting op het inkomendienst 1884. 11. Het rapport der commissie voor de reclames omtrent acht bezwaarschriftenbij gedeputeerde staten ingediend tegen aanslagen op het primit ef kohier der directe belasting op het inkomendienst 1884. In verband met de behandeling van deze punten heft de voorzitter de openbare zitting tijdelijk op. Na heropening van deze wordt aan de orde gesteld 12. Voorstel van burgemeester en wethoudernaar aanlei ding van een verzoek van P van Dujsen e.a tot aanleg van een riool in de Spedmanstraat en tot oprigting van een publieke pomp in de straat bij de Put. Daarbij wordt voorgesteld: I. het adres van P. van Duijsen c. s. naar burgemeester en wethouders te renvoijeren ten einde daarop bij de behan deling van de begrootiug, dienst 1885, te adviseren; II. aan adressanten te kennen te geven, dat op hun ver zoek bij de behandeling van de begrootingdienst 1885 zal worden gelet. De hi-er de la Faille wenscht een enkel»* inlichting te bekomen omtrent de plaats en de bestemming va.i die publieke pomp, of die zal staan op een riool, waardoo bij gracht-of rioolwater zal gevenof wel boven eene wel. De Voorzitter haalt, in antwoord op die vraag, het advies van den directeur der gemeentewerken aan waaruit blijkt dat de pomp zal geplaatst worden op eene wel. De heer Bruinsma herinnert zich dat daar ter plaatse vroeger een put was, maar weet niet waarom die nimmer ge bruikt wordt. Ligt 't in het plan van den directeur der ge meentewerken om die oude put te trachten te herstellen, dan kan spr. er zich zeer goed mede vereenigen. Den heer de la Faille komt 't wenschelijk voor, om noch op de Eewal noch op de Put eene pomp te plaatsen, al is 'tslechts toor spoelwater, voordat omtrent de waterleiding eene beslissing zal zijn genomen. De heer van Harinxma thoe Slooten wijst den vori- gen spreker er op, dat het groote gewigt minder berust op het aanbrengen van eene pompdan wel op den aanleg van een riool daar ter plaatsewelk uit een oogpunt van ge zondheid en reinheid daar van groot belang zal zijn. Nadat de Voorzitter heeft opgemerktdat de zaak zelve blijkens de conclusie van het voorstel later bij de begrooting nogmaals Ier sprake zal komenwordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 13. Voorstel van burgemeester en wethouders tot bepaling van den grondslag voor de pensioenbijdrage van den heer K. ten Bruggencateleer aar aan het gymnasium Conform de conclusie van dit voorstel wordt zonder dis cussie en hoofdelijke stemming besloten: te bepalen dat tot grondslag van de door den heer K. ten Bruggencate, ieeraar aan het gymnasium alhier, wat betreft de verhooging zijner jaarwedde, verschuldigde bijdrage voor het pensioen, zal strek ken het bedrag der verhooging ad ƒ350, waardoor de ge- heele grondslag voor zijn pehsioen wordt gebragt op 2850. 14. Het voorstel der raadscommissie belast geweest met het onderzoek dir geloofsbrieveningezonden door de nieuw benoemde raadsleden de heeren O. Menalda Az. en J. F. H. Bekhuis. De commissie adviseert eenparig tot toelating van boven genoemde heeren. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt tot toela ting der twee nieuw benoemde raadsleden besloten Hierop rigt de Voorzitter tot de vergadering de volgende woorden MIJNE HEEREN! Door de goedkeuring der geloofsbrieven van de heeren Me nalda en Bekhuis is het heden de laatste vergadering die door den heer Bruinsma wordt bijgewoond en ik vertrouw geheel te handelen in uwen geest, wanneer ik namens u tot hem een hartelijk afscheidswoord rigt. De heer Bruinsma is sedert 1851 lid van den gemeenteraad en bekleedt sedert 1857 de eervolle betrekking van wethouder dezer gemeente. Hij nam ten allen tijde trouw deel aan de werkzaamheden hem door dit ambt opgelegd. Met de meeste onpartijdigheid, met (ie grootste ambiiie was hij steeds werk» zaam in het welbegrepen belaug der gemeente. Hij heeft der gemeente groefce dieneten bewezen, niet alleen door zijne heldere adviezen in deze vergadering en in de bij eenkomsten van het dagelijks» h bestuur, maar ook daarbuiten. Als uitstekend hygièmst heeft hij cijd noch moeite gespaard, om overal waar hij kon de volksgezondheid door gepaste maatregelen te helpen bevorderen. In tiiden van gevaar toonde hij voor geene opofferingen terug te deinzen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 3