156 Verslag der handelingen van den gemeenteraa toegedaan en in het algemeen niet tegen de stichting van kiosken bezwaar hader dan wel plaatsen konden worden aangewezen waarmede het collegie de oostzijde van het emplacement voor het station op het oog had. Aan de westzijde van de Sophia- laan waren geene geschikte plaatsen te vinden. Wel zijn op eene situatieteekening door den directeur der gemeentewerken plaatsen aangeduid, die naar zijn oordeel in aanmerking kon den komenmaar daarbij bleek dat de afstand tusscheu de kiosken en den lantaarn op het rondpoint slechts 2Vs meter zoude bedragen waardoor natuurlijk de passage voor voer tuigen zeer zoude worden belemmerd. Burgemeester en wethouders hebben nu na het vorig raads besluit ter zake naar andere geschiktere plaatsen uitgezien en naar hun oordeel ook gevonden aan de oostzijde van het stationsgebouw. De heer van Harinxma thoe Slooten zegtdat door den geachten voorlaatsten spreker er op is gewezendat het verzoek van adressant zou strekken tot plaatsing van eene kiosk in de Sophialaan. Het komt spreker voordat deze uitdrukking bij uitnemendheid onduidelijk iswant waar toch in de Sophialaan zal de kiosk dan moeten staan Op het trottoirtusschen dit en den rijwegof wel op den rijweg zelf? Door den voorzitter is er reeds op gewezendat plaatsing westelijk van het rondpoint niet veilig zou zijn voor de pas sage. Aan ieder is het bekenddat dit gedeelte bij eene tusscbenruimte van 2 y2 meter, ook de toegangsweg voor voer en rijtuigen is naar het goederenkantoor van het station. Be halve dat men daar iederen dag der week vele wagens met goederen ziet passerenis het des Vrijdags daarenboven de aangewezen passage om het vee van het station naar de vee markt en omgekeerd te vervoeren. De plaatsing van eene kiosk aldaar is derhalve niet mogelijkterwijl van eene op- rigting midden in den rijweg evenmin sprake kon zijn. Er blijft dus alleen over het trottoir en de ruimte tusschen dit en den bestraten rijweg. Die ruimte zelve isnaar spr. meentook aangelegdom als rijweg dienst te kunnen doen, zoodat de plaatsing van eene kiosk aldaar evenzeer schijnt uitgesloten te zijn. En eindelijk de trottoirs, die aan particuliere erven grenzen en niet bijzonder breed zijn leveren evenmin een geschikte plaats opomdat de passage voor voetgangers belemmerd zoude worden. Spr. gelooft dus dat plaatsing van kiosken in de Sophia laan zooals de heer Troelstra zich had voorgesteld, niet wen- schelijk is en dat er niets anders overblijft dan de plaatsen aan te wijzen buiten dien weggelijk burgemeester en wet houders dan ook voorstellen. Het komt spr. voor dat deze plaatsing verre van ondoel matig iszoowel met het oog op de artikelendie in de kiosk zullen worden verkochtals omdat de groote toegangs weg voor de stad naar het station is de Wirdumerdijk, langs welke het handelsverkeer zich meer beweegtdan door de Prins Hendrikstraatomdat van uit deze slechts naauwe straten leiden tot het inwendige van de stad. De voorgestelde plaat sing zal dus noch ondoelmatig noch belemmerend voor het verkeer zijn. De heer Troelstra meent niet onopgemerkt te moeten latendat nu geheel andere argumenten tegen de plaatsing van kiosken in de Sophialaan zijn aangevoerddan bij de l te Leeuwarden van den 28 Augustus 1884. behandeling van het eerste voorstel. Wanneer hij zich niet bedriegtdan was destijds de welstand het éénig argument hij herinnert zich niet dat een enkel ander is bijgebragt. En nu moge hij zich minder juist hebben uitgedrukt door te spre ken van plaatsing in de Sophialaan spr. moet toch constate ren dat 'tniet de bedoeling van Hofstra is geweestom eene kiosk te bouweu op een der nu voorgestelde plaatsen. Wan neer nu echter de zaak tot een nader pertinent onderzoek heeft geleid en daarbij gebleken is dat er werkelijke bezwa ren bestaan tegen het plaatsen van kiosken op het terrein vroeger op de situatiekaart aangewezen dan zal hij zich bij het nu gedaan voorstel neêrleggen. Hij herhaalt echterdat nu een geheel nieuw argument is aangevoerd. De heer Dirks zegtdat hij bij de eerste behandeling van het voorstel met een enkel woord heeft gewezen op den driehoek die de gemeente indertijd heeft aangekocht, en dat destijds als een der argumenten ten gunste van dien aankoop heeft gegolden de mogelijkheid dat later die plek grond kon worden gebruikt voor de inrigtmg van kiosken. Nu heeft spr. uit de teekening opgemaaktdat die driehoek niet in aanmerking komt. Hij heeft geen bezwaar tegen hec voor stel van burgemeester en wethoudersmaar wenscht dat col legie toch in overweging te geven omwanneer mettertijd aanvragen om plaatsing van kiosken op dien driehoek mog- ten inkomendan niet al te streng zich te houden aan de thans aan te wijzen plaatsen. Wantwaar ten gunste vau deze wordt aangevoerddat de passage dan niet belemmert wordten datzooals de heer van Harinxma teregt heeft aangemerktde groote toegangsweg naar het station loopt langs de Wirdumerdijkdaar kunnen deze omstandigheden nog te meer tot aanbeveling strekken voor plaatsing van eene kiosk op gemelden driehoek. De heer Troelstra acht hetvooral na de opmerking van den vorigen sprekerwenschelijk dat burgemeester en wet houders in dit opzigt niet zoo gebonden zullen zijn als nu wordt voorgesteld. Hij is van oordeeldat dit collegie ge- magtigd moet worden om in 't algemeen bij het station kios ken te mogen doen plaatsendat zij derhalve de volle be voegdheid erlangen om de in hun oog daartoe geschiktste plaatsen te verpachten. Spr. wenscht in dien zin wel een amendement in te dienenindien althans daartegen geene bepaalde bezwaren worden geopperd. De heer Wiersma ziet er bezwaar in om eene dergelijke opdragt aan het dagelijksch bestuur van wijdere strekking te aanvaarden. Toen het adres is ingekomen hebben burgemees ter en wethouders voorgesteld niet daarin te tredenzooals de heer Troelstra zeide, uit een oogpunt van welstand. Nu het echter bij den raad anders is beslist, nu hebben burge meester en wethouders niets daartegen. Bij onderzoek nu is gebleken dat de voorgestelde plaatsen de eenige geschikte zijn, zoowel wat den welstand betreft, als ook voor de vrijheid van beweging en voor den toegang naar het station. Ieder toch die op de situatieteekening de eerstaangewezen plaatsen heeft nagegaan, moet tot de conclusie komendat die vooral des Vrijdagshoogst ongeschikt zou den zijn. Bovendien, zal de verkoop in eene kiosk iets van belang opleveren, dan moet zij zoo gelegen zijn, dat de lieden er van zelf langs komen. Eu dit zal, zooals nu wordt voorge Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Augustus 1884. 157 steld, het geval zijn. daar voorzeker de meeste beweging van rei zigers uit en naar de stad plaats heeft, langs den Wirdumerdijk. Spr. acht dus deze plaatsing uit een oogpunt van industrie geschikt en minder strijdig met de welstand dan die aan de Sophialaan. 't Komt hem voor dat men nu maar eens eene proef moet nemen en de concurrentie zelve laten uitspraak doen of deze plaatsen de geschikste zijn en of in 't algemeen kiosken veel zullen opleveren. Spr. voor zich gelooft het niet. De kiosken die met betrekkelijk groote kosten worden opgerigt, zullen alleen des Vrijdags druk worden bezocht. Daarenboven kan ieder in de stad zijne behoeften koopen, terwijl de pachter van het buffet in het station, die een zware pacht moet be talen, alles in het werk stelt om door het verkrijgbaar stellen van dergelijke zaken, als in de kiosk zullen worden verkocht, den reizigers te gerieven en daarmede tevens zijn eigen belang behartigt. Waar men nu eenige niet ongeschikte plaatsen voor kiosken heeft, daar moet men afwachten en het publiek zelf laten be slissen, In ieder geval echter is spr., evenals de heer van Harinxma, tegen de plaatsing van kiosken aan de westzijde van de Sophialaan. En dit niet zoozeer om de plaats zelve als wel omdat hij vreest dat des Vrijdags bij de groote drukte van menschen en vee de kiosk weinig bereikbaar zal zijn en daardoor het doel missen zal. Hij wenscht dus dat met de voorgestelde plaatsen allereerst eene proef worde genomen. De Voorzitter meent uit het gesprokene van den heer Troelstra te mogen opmakendat deze een amendement voor stelt strekkende om zonder aanwijzing der plaatsen burge meester en wethouders te magtigen tot verpachting van het regt tot oprigting van kiosken in de nabijheid van het sta tion. Hij- vraagt of dit amendement wordt ondersteund. De heer Wiersma acht dergelijk amendement niet voor behandeling vatbaar, 't Gaat z. i. niet op om burgemeester en wethouders te magtigen onbepaald alle plaatsen voor het bouwen van kiosken te verpachten. De raad mag niet anders dan bepaalde plaatsen ter ver pachting daarvoor aanwijzen. De heer Troolstra antwoordtdat hij natuurlijk niet in staat isop dit oogenblik andere bepaald geschikte plaatsen aan te gevenzoodat hij naar aanleiding van het laatst ge opperde bezwaar geen amendement zal indienen. Hierop worden de algemeene beraadslagingen gesloten. Het voorstel alsnu in stemming gebragt wordt aangenomen met 14 tegen 1 stemdie van den heer de la Faille. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan hen een crediet te verleenen tot verbetering van het water uit de verschwatervvjvers. Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor: 1. Aan hun collegie een crediet te verleenen van ƒ3000 ten einde het water uit de verschwatervijvers door filtratie zooveel mogelijk te verbeteren. 2. De rapporten betreffende het onderzoek naar de deug delijkheid van het vijverwater in handen te stellen van de commissie voor het ontwerpen van strafverordeningenten einde te onderzoeken of er met het oog op het verzamelen en bewaren van drinkwater aanleiding bestaat tot wijziging der verordening op het bouwen van woningen (Gemeenteblad no. 5 van 1880). De voorzitter geeft lecture van het advies omtrent deze zaak van het bestuur der vereeniging ter bevordering van volksgezondheid alhier en dat van den directeur der gemeen tewerken. De heer de la Faille acht de zaak een stap verder ge vorderd dan vóór veertien dagen. Het rapport omtrent het onderzoek van het water is om advies in handen gesteld van de vereeniging ter bevordering van volksgezondheid, die zich in hoofdzaak met dat rapport kan vereenigen. De gevoelens zijn in dat opzigt dus niet verdeeld. Wat nu betreft de conclusie van het rapport van onder zoek dat het vijverwater bij de beperkte voorraad van regen water als drinkwater kan worden toegelatentot tijd en wijle ander zuiverder water beschikbaar isspr. wijst er op dat dit advies is gegeven tijdens er groote droogte heerschte, na welken tijd er meer water is gevallen. De raad heeft nu meer zekerheid gesteund door de ad viezen van de vereeniging en den directeur der gemeente werken dat het water door filtratie zal zijn te verbeteren niet dat het volmaakt goed zal worden. Toch staat men in een zeker opzigt voor het onbekende. Burgemeester en wethouders vragen een crediet van 3000 om het water te zuiverenzij geven daarbij te kennendat het door middel van filtratie zal geschiedenmaar geven geene begrooting van kosten. De vraag kan dus worden ge steld waarop de som van 3000 is gebaseerd. Spr. is van oordeeldat de raad het crediet niet kan toestaanzonder eene begrooting van de kosten te hebben. Die kunnen wel later bij 'teen of 'tander procédé eene som van ƒ8000 a 9000 blijken te beloopenzoodat het crediet dan belangrijk zou worden overschreden. Bij die totale onbekendheid kan de raad moeijelijk beslissenwaartoe spr. ook nog wijst op het onvoldoende der filtratie en het geopend uitzigt op een ruimer bron van goed drinkwater. Hij zou gaarne eenige inlichtingen ontvangen. De heer van Harinxma thoe Slooten komt 't voor dat de geachte laatste spreker de aanleiding tot het voorstel van burgemeester en wethouders eenigzins miskentspr. voegt er aan toedat hij niet de eenige is. De heer de la Faille schijntindien spr. hem althans goed heeft begrepen die aanleiding te zoeken in hetgeen door dr. Coronel in de Leeuwarder Courant abusievelijk is genoemd „waternood". De kwaaldie men bedoeltschijnt niet meer te gelijken op watersnood dan op waternood. Nu hangt ech ter dit voorstel minder met watergebrek zamenals wel met het optreden der choleraeene epidemische ziektewelker snelle voortgang bekend is en waaromtrent alle deskundigen het eens zijndat men die zooveel mogelijk moet voorkomen door het wegnemen en opruimen van alle omstandigheden die kunnen medewerken tot eene gemakkelijke ontvangst en het uitbreiden der ziekte. In verband daarmede is het water in de vijvers onderzocht en niet zuiver genoeg bevondenhetgeen als van zelf ten gevolge had de vraagof en zoo ja hoe het gezuiverd konde worden. Die vraag is van verschillende zijden beantwoord in dien zin dat het water door filtratie kan worden verbe terd. Nu is de tijd voor het nemen van maatregelen tegen de gevreesde ziekte te kort geweestom behoorlijk voorbe reid den raad een bepaald plan of teekening van filters aan te biedenwaartoe adviezen noodig zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 2