158
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Augustus 1884.
Dit is echter ook niet het doel van het voorstel, hetgeen
alleen beoogten dit moet men niet uit 't oog verliezen
het verleenen van een crediet van ƒ3000. Spr. gelooft, dat
deze limite wel te hoog kan zijn gesteld. Men zal toch een
voudig blijven doenwat men tot nu toe gedaan heeftnl.
het water uit de vijvers verstrekken bij emmers maar dat
water dan ook zoo goed en zuiver mogelijk maken. Dit is
de eenige aanleiding, spr. herhaalt het, tot het voorstel,
hetgeen de heer de la Faille wel zal moeten toegeven. Spr.
wil niet treden in eene bespreking van eene andere gelegen
heid om door eene waterleiding in de toekomst deugdelijk
water te bekomen, en wijst slechts in het voorbijgaan op de
ondervinding in Amsterdamnaar het schijnt in dezen zo
mer opgedaan, om zich ge ene overdreven illusies van eene
waterleiding te maken.
Burgemeester en wethouders hebben geen tijd gehad, om
voor het aangevraagd crediet een juisten grondslag te geven.
Zij achtten het toch van belangomdatis men later gereed
en zijn alle voorbereidingen tot een eind gekomen, men dan
terstond tot de uitvoering zal kunnen overgaan.
Spr. is van oordeel, dat hier alle aanleiding bestaat om het
crediet te verleenen.
De Voorzitter kan in antwoord op de vraag van den
heer de la Faille nog mededeelen dat het van algemeene be
kendheid geacht kan worden dat in de gemeenten Harlingen
en Franeker filtratie-toestellen bij de stads vijvers aanwezig
zijnde kosten van de filtratie-toestellen te Franekerwaar
twee systemen worden gevolgdhebben te zamen iets minder
dan 1500 bedragen. Het dagelijksch bestuur met die omstan
digheid bekend gemaakt meende voor de vijvers alhier met
ƒ3000 te kunnen volstaan.
De heer de la Faille uit zijnen dank voor de door den
voorzitter gegeven inlichting, die althans eenig licht over de
kosten verspreidt; men kan deze nu vergelijken met die van elders.
Wat echter betreft het gezegde van den heer van Harinxma,
als zou hij het doel van burgemeester en wethouders misken
nen, daar vergunt spr. zich op te merken, dat hij in plaats
daarvan, reeds in eene vorige vergadering dat collegie alle lof
heeft toegebragt voor de door hen genomen maatregelen en
het voornemen om het water te verbeteren. Ook moet hij
verklaren dat het aangehaalde stuk in de Leeuwarder Courant
over waternood van geen invloed konde zijn op zijn oordeel,
daar dit van lateren datum is dan het voorstel.
Het voorstel verdient in spr's. oog alle lof, mits men niet
in 't blinde zuiveringstoestellen aanbrengt en men aan 't eind
komt te staan voor eene uitgave hooger dan ƒ3000, dan zou
de sop de kool niet waard zijn.
De heer Wiersma wil voorkomen, dat de mededeeling van
den voorzitter minder juist door den heer de la Faille wordt
opgevat.
Bij het maken van eene berekening voor de som van het
aan te vragen crediet, heeft het dagelijksch bestuur, in aan
merking genomen wat die toestellen in Harlingen en Frane
ker hebben gekosten zulks alleen om een leiddraad in het
aan te vragen crediet te verkrijgen. Volstrekt niet heeft daarbij
op den voorgrond gestaan een plan, om de wijze van filtratie
gelijk te maken aan die te Harlingen en Franeker.
De onderzoekingen en correspondenties hebben in 't licht
gesteld dathoe eenvoudig de beoordeeling van het water
ook schijnen moge, dit toch zelfs voor deskundigen niet zoo
gemakkelijk is. Daar nu het dagelijksch bestuur uit leeken
in dit vak bestaatis 't eenigzins schroomvallig in het nemen
van maatregelen en moet daarbij veel te rade gaan met des
kundigen. Bij den weinigen tijd van voorbereiding was het
dus moeijelijk reeds met een afgewerkte schets op te treden.
Spr. wenscht zoo weinig mogelijk aan de verbetering van
het water ten koste te leggen. Er is reeds zoo veel aan ge
daan zonder een bevredigende uitkomst. Hij toch heeft tot
voor korten tijd in de stellige overtuiging verkeerd dat het
water hier voldoende was. Wel wist hij dat het wat veel
zout- en kalkdeelen bevatte en daardoor voor het wasschen
minder geschikt wasmaar dat gebrek wasmeende men
door toevoeging van soda wel wat te verhelpen. Nu is hij
echter door het jongste onderzoek eenigzins gedesellusioneerd
in zijne goede meening omtrent het waterdat wel geene
dierlijke organismen bevatmaar toch plantaardige bestand-
deelen inhoudt.
Het water behoort dus te worden gezuiverd naar gelang
van het gebruikop groote of minder groote schaalnaar
mate er meer of minder droogte heerscht. De modus agendi
echter hangt af van vele omstandigheden en adviezen van
deskundigen.
Dit een en ander is aan te voeren tegen het bezwaar van
den heer de la Failledat burgemeester en wethouders niet
met een bepaald plan zijn opgetreden. Had dit kunnen ge
schieden dan hadden zij niets liever geziendan door eene mag-
tiging van den raad zich te vrijwaren tegen de verantwoorde
lijkheid van mogelijken tegenspoedhetgeen hen toch kan
overkomenhoe eenvoedig de toestellen ook waren. Wilde
men een bepaald systeemin afwachting van de waterleiding,
die nog niet zoo zeker is, dan zou men de uitvoering moe
ten opdragen aan deskundigenhetgeennaar spr. vreest
nog meer zoude kosten. Nu willen burgemeester en wethou
ders alleen het water dat geleverd wordtzoo goed en zuiver
mogelijk leveren.
Hierop worden de algemeene beraadslagingen gesloten.
Het le onderdeel wordt nu in behandeling genomen en
zonder stemming goedgekeurdnadat op voorstel van den
heer de la Faille besloten is het woord „filtratie" te doen
vervallendaar dit toch eene bepaalde methode van zuivering
vast stelt en er hieromtrent nog geene zekerheid bestaat.
Daarop wordt het 2e onderdeel, en vervolgens het voorstel
in zijn geheel zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding
van een adres van R. D rij f houtpachter van het marktgeld
om vergoeding van de door hem gedurende de laatste kermis
geleden schade.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform
de conclusie van het voorstel besloten het verzoek als niet
voor inwilliging vatbaar te wijzen van de hand.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de
overdragt van den Harlinger trekweg in beheer en onderhoud
aan de provinciein vereeniging met het gemeentebestuur van
Harlingen.
Lecture geschiedt van eene missive van burgemeester en
wethouders van Harlingenhoudende mededeelingdat de
raad dier gemeente in zijne vergadering van den 21 Augus
tus j.l. besloten heeft in vereeniging met deze gemeente aan
de provinciale staten te verzoeken den trekweg in beheer en
voortdurend onderhoud bij de provincie over te nemen, waarbij
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Augustus 1884.
150
wordt te kennen gegevendat genoemde raad er op gesteld
is dat voortdurend onderhoud in het adres worde bedongen.
De heer Troelstra wenscht wel te worden ingelicht, waarom
het bestuur van Harlingen het woord „voortdurend" in het
adres gaarne zag opgenomen. Spr. vat de kracht daarvan
nietdaar toch bij alles wat de provincie overneemteen
voudig de uitdrukking „in beheer en onderhoud" wordt gebezigd.
De heer Wiersma heeft ook eenig bezwaar om dat woord
in het voorstel over te nemen. Waar overdragt wordt voor-
gestéld daar wordt toch bedoeld overdragt met alle mogelijke
lasten. Spr. vermoedt, dat het bestuur van Harlingen met
die uitdrukking op het oog heeft dat de provincie bij de over
name zich verbindtom den trekweg voortdurend als zoodanig
te onderhouden. Hij kan zich voorstellen dat er een tijd zal
komen dat men den weg niet meer als trekweg wil gebruiken;
Voegt men derhalve in het adres tot overname de gezegde
clausule indan wordt met het oog op die mogelijkheid de
provincie belemmerd in de vrije beschikking over den weg.
Dit zou de kans van slagen thans zeer verminderen.
De Voorzitter maakt uit het schrijven van het bestuur
van Harlingen opdat het de bedoeling is, de instandhouding
van den weg als trekweg te verzekeren.
De heer Troelstrain aanmerking nemende de situatie
van den weg en het vroeger daarover voorgevallene ver
onderstelt dat Harlingen tevens op het oog heeft eene be
langrijke verbetering van den trekwegwaarmede voor de
provincie door de overneming van den weg vele kosten zouden
gepaard gaan. Hij nu meent dat men die belangrijke ver
betering geheel in het midden moet laten. Hij maakt dus
ook bezwaar om de bedoelde uitdrukking over te nemen
ofschoon wel tegen zijne meening kan worden aangevoerd
dat, wanneer Leeuwarden haar niet overneemt en Harlingen
er bij persisteertmen bij de staten misschien niet veel ver
der zal komen. Hij zou dus in overweging willen geven om
vooraf het bestuur van Harlingen in kennis te stellen met
het bezwaardat deze vergadering heeft tegen de opname in
het adres van de uitdrukkingvoortdurend onderhoud.
De Voorzitter gelooft niet dat de wensch van Harlingen
zich grondt op het in orde brengen van den wegmaar wel
op de instandhouding van den weg als trekweg. Men kan
toch gerust uitgaan van de veronderstelling, dat de trekweg
in goeden staat van onderhoud iszoodra er zich hier ot daar
een gebrek voordoet, wordt daarvan door de betrokken ge
meentebesturen kennis gegevenzooals nog in dezen winter
herhaaldelijk door het bestuur van Menaldumadeel is geschied.
Jaarlijks worden belangrijke kosten er aan besteed, alle noodige
herstellingenvooral die tengevolge van den oeverafslag
worden gedaan door de beide gemeenten. De weg is dan
ook voor de passage zeer geschikt, hetgeen bijv. niet het ge
val is met den Dokkumer trekwegwaarvan het onderhoud
in particuliere handen is. Wel is in eene begrooting van
kosten opgemaakt door den provincialen hoofdingenieur en
overgelegd bij het voorstel van heeren ged. staten aan de
staten van Frieslandvoor het in orde brengen van den weg
opgenomen een post voor bevloering met balsteenen ad ƒ40.000,
maar daaraan bestaat volstrekt geene behoefte. De toestand
van den weg is op dit oogenblik voldoende.
De heer van Harinxma thoe Slooten merkt op dat
tot dusver alleen de bijvoeging door het bestuur van Harlingen
gewenscht, een punt van discussie heeft uitgemaakt. Het
komt hem voor dat behalve de motieventot nu daartegen
aangevoerdnog een ander motief bestaat om geene clausule
op te nemenwaardoor de provincie gedwongen zou worden,
den weg altijd als trekweg te behouden. Het hoofdmotief
tochhetwelk spr. geleid heeft tot het plan van overdragt
is te vinden in de omstandigheiddat die weg en het vaar
water er langs niet langer zooals vroeger vertegenwoordigen
een gemeentebelangmaar wel een provinciaal belang. En
wanneer dit waar is dan gaat 't niet opdat de gemeente
de provincie aan banden legt voor de beoordeeling van wat
provinciaal belang is. De toestanden zijn nu anders dan in
de dagen van het octrooi.
Spr. acht dit dus als een grond te meer, om de clausule
niet over te nemen en gelooft dat het bestuur van Harlingen,
met de bezwaren van dezen raad in kennis gesteldwel er
toe zal overgaanom ze weg te laten.
De Voorzitter merkt op, dat geen der sprekers het denk
beeld van Harlingen heeft verdedigd of ondersteundzoodat
de verlangde wijziging niet zal worden aangebragt. Dienten
gevolge zal deze vergadering een afzonderlijk besluit moeten
nemen en stelt hij voor den aanhef van het aangeboden voor
stel eenigzins te wijzigen.
De heer Troelstra vraagt of het toch niet wenschelijk
zoude zijn de beslissing nog een weinig te verdagen en vooraf
nog eens de zienswijze dezer vergadering aan het bestuur van
Harlingen kenbaar te maken. Hij acht 't van belang dat de
beide gemeentebesturen een gelijk adres aanbieden, daar het
met het oog op het gemeenschappelijk belang bedenkelijk is
dat elke gemeente een afzonderlijk besluit neemt.
De heer van Harinxma thoe Slooten gelooft, dat de
zienswijze van den vorigen spreker niet geheel juist is. Er
bestaat thans verschil tusschen de zienswijze van Harlingen
en de tot nu toe uitgesproken meening van dezen raad.
Spr. acht 't nu wenschelijk op die gronden en motieven een
besluit te nemen overeenkomstig het oorspronkelijk voorstel
dewijl anders aan het bestuur van Harlingen het uitzigt zou
worden geopend dat Leeuwarden later nog met hen mede
zal gaanterwijl thans die gemeente nog op haar besluit
kan terug komen. Spr. herhaalt wat hij reeds gezegd heeft
dat z. i. overwegende bezwaren bestaanom in 't adres van
„voortdurend" onderhoqd te spreken.
De Voorzitter ziet, na de reeds gevoerde corresponden
tie met Harlingenniet in dat een besluitzooals het nu
genomen zal worden het resultaat zal hebben, dat de geachte
vorige spreker er zich van voorsteltdat naar alle waarschijn
lijkheid de raad van Harlingen dat niet zal aannemen. Im
mers reeds toen een concept-voorstel aan het bestuur van
Harlingen is gezondenheeft dat bestuur berigt dat het zich
daarmede konde vereenigenmits er deze voorwaarde aan
werd toegevoegd „dat de trekweg ten allen tijde moet blijven
„bestaan." In verband daarmede is een afzonderlijk besluit
dezer vergadering wenschelijk.
Hierop worden de beraadslagingen gesloten en wordt het
voorstel van burgemeester en wethouders zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen, zoodat is vastgesteld het navolgende besluit
De raden der gemeenten Leeuwarden en Harlingen
Overwegende dat het in het belang der gemeente wordt
geacht het beheer en onderhoud van den Harlinger—Leeu
warder trekweg aan de provincie Frieslanddie mede het