160 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Augustus 1884. daarlangs loopend groot scheepsvaarwater in beheer en on derhoud heeft overgenomenover te dragen. Gelet op de resolutie van heeren gedeputeerde statendd. 18 Mei 1876 no. 19 hebben besloten aan de staten der provincie Friesland den trekweg van Leeuwarden naar Harlingenvoor zoover die is gelegen bui ten het grondgebied dier gemeentenin beheer en onderhoud aan de provincie aan te biedenonder voorwaarde dat de opbrengsten der tollen ten haren bate zullen komen en haar bovendien eene vergoeding zal worden uitgekeerd door de gemeente Leeuwarden van f 10,000 en door de gemeente Har lingen van ƒ18,000. 5. Eet opmaken eener nominatie voor de benoeming van zetters. Ter benoeming als zetters voor de vacaturesden 1 Ja nuary 1885 te ontstaan door de periodieke aftreding van de heeren H. H. Menalda Z. Sijbouts en K. Tigler Wijbrandi wor den door burgemeester en wethouders aanbevolen de heeren 1. H. H. Menalda, aftredende, R. Reijnders en J. Feenstra Rz. 2. Z. SijboutsaftredendeH. Albarda Sz. en P. Fabrij de Jonge. 3. K. Tigler Wijbrandiaftredende G. Schilthuis en H. Ter Horst Wz. Bij meerderheid van stemmen worden uit deze heeren ter plaatsing op de nominatie aan den heer commissaris des ko- nings in deze provincie gekozen de heeren 1. H. H. Me nalda en R. Reijnders2. Z. Sijbouts en H. Albarda Sz.en 3. K. Tigler Wijbrandi en G. Schilthuis. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot invoering van de gymnastiek als leervak op alle scholen voor openbaar lager onderwijs. (Zie bijlage no. 23 tot 's raads handelingen.) De voorzitter stelt voor de behandeling van dit punt te verdagenin verband met de pas ontvangen missive van den heer Weidijk, welke nog niet door burgemeester en wethou ders is behandeld en misschien aanleiding kan geven tot het aanbrengen van wijzigingen in het voorstel. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer van Sloterdijek vestigt de aandacht op art. 6 der verordening tot regeling van het openbaar lager onder wijs waarbij bepaald wordt dat de raad niet vast steltdat het onderwijs in een of ander vak in een ander dan voor de school bestemd gebouw zal worden gegevendan na den arrondissements-schoolopziener te hebben gehoord. Spr. heeft uit de stukken opgemaakt dat dit niet is geschiedt en geeft in overweging alsnog over de voorgenomene inrigting van het gijmnastiek-onderwijs den schoolopziener te hooren. De heer Beucker Andrese geeft in overweging in on derdeel VII der conclusie van het voorstel nog toe te voegen c. de verordeninghoudende algemeene bepalingen voor het onderwijs aan de gemeentelijke gymnastiekschool (Gemeente blad no. 4 van 1869 en no. 15 van 1874). Naar zijne mee ning behooren deze ook te worden ingetrokken. De heer Duparc wijst er op dat aan dit voorstel, strek kende tot invoering van de gymnastiek op de scholen voor lager onderwijsis gekoppeld een voorstel tot inrigting van een gebouw voor dat onderwijs ten behoeve van het gymna sium. Hem is echter niet gebleken dat curatoren daarover zijn gehoord, weshalve hij burgemeester en wethouders in overweging wenscht te geven dat alsnog te doen. Spreker herinuert, dat bij de behandeling in de sectiën van de ge- meentebegrootiDg voor 1884 meer dan ééne stem zich heeft verklaard voor het stichten van een gymnastieklokaal voor het gymnasiumop het terrein van het gebouw voor die inrigting zelf en niet daarvan afgescheidenzooals nu wordt voorgesteld. Hij acht het daarom te meer van belang, cura toren te hooren over de inrigting en aanwijzing van de plaats van het gebouw. De Voorzitter dankt de vorige sprekers voor de gegeven wenkendie hij bij burgemeester en wethouders ter sprake zal brengen. Hij twijfelt niet of deze zullen aan het ver langen der sprekers voldoen. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van de artt4 en 7 der verordening op de genees-heel- en verloskundige behandeling en verzorging van behoeftigen in de gemeente Leeuwarden (Gemeenteblad no. 11 van 1881.) (Zie bijlage no. 21 tot het verslag van 's raads handelingen.) Daarbij wordt voorgesteld art. 4 sub 1 dier verordening te doen luiden: „de genees- en heelkundige behandeling der verpleegden in het armhuis en het stads ziekenhuisen zoo veel noodig het verleenen van verloskundigen bijstand aan de zwangere vrouwen en kraamvrouwen in laatstgenoemde in stelling" en in art. 7 te doen vervallen de vijf laatste woorden. De heer van Sloterdijek gelooft wel niet dat deze con clusie van ver strekkende gevolgen zal zijn maar toch ook niet dat er eenig bezwaar tegen bestaat. Bij dit voorstel echter is ook overgelegd de geheele correspondentie over een puntwaaromtrent hij in eene vorige vergadering tot burge meester en wethouders eene vraag heeft gerigt. Het lezen nu dier stukken heeft op hem geen gelukkigen indruk ge maakt en wel omdat 't daaruit in waarheid blijkt dat door de toepassing van de door den raad gemaakte nieuwe rege ling, n.l, de nieuwe verordening op de geneeskundige behan deling een toestand in het leven is geroepen die niet wen- schelijk is. 'tls toch duidelijk dat thans de verpleegden in het armhuisdie lijden aan ouderdomskwalenof wil men het noemen aan verval van krachtengeene behoorlijke ver pleging in die inrigting kunnen bekomen. Dit is een effect, zegt spr.dat zeker niet bedoeld is. Het antwoord op zijne indertijd gedane vraag aan burge meester en wethouders heeft hij nu na raadpleging van de vroegere verordening en na het lezen der gewisselde stukken zich zelf kunnen geven. Er is n.l. niet door de nieuwe ver ordening, maar door hare toepassing eene verandering ge komen in de verzorging der zieke armhuisverpleegdendie onder de oude verordening in het ziekenhuis werden opge nomen maar onder de nieuwe niet. In het armhuis echter bestaat geene gelegenheid voor ver pleging van'dergelijke zieken. En ligt hierin, vraagt spr.niet eene aanleiding om naast den regel, om geene chronische zieken in het ziekenhuis te verplegen, eene uitzondering te maken voor de lijders aan ouderdomskwalen uit het armhuis, die toch ook ten laste der gemeente zijn. Hij meent dat, waar die twee gemeente lijke inrigtingen eigenlijk hetzelfde bedoelen, het onlangs voorge vallene zich niet moest kunnen voordoen. Over de ziekten en hare stadiën kan hij geen oordeel vellenmaar wel is hem gebleken dat in het armhuis de zieken niet kunnen bekomen wat huu toekomt. Om dat nu te voorkomen wenscht hij dat er een afdoende maatregel worde genomenhetzij met wijziging der verordeningdoor op de regeling van de ver Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Augustus 1884. 161 pleging in het ziekenhuis eene uitzondering te maken voor de armhuis-verpleegdenof van burgemeester en wethouders de verzekering te erlangendat zij van hunne bevoegdheid tot het doen opnemen van lijders aan chronische ziekte, steeds gebruik zullen maken voor de verpleegden van het armhuis. Spr. heeft zich niet voorgesteld thans een voorstel in dien geest in te dienen maar heeft slechts het gevoelen van bur gemeester en wethouders daarover willen vernemen, ot liever die zaak onder hunne aandacht willen brengenzelfs zonder dadelijk antwoord te vragenten einde iederen schijn zelfs van onaangenaamheid te vermijden. De heer van Harinxma thoe Slooten gelooft wel niet, dat burgemeester en wethouders eenig bezwaar zullen hebben die aangelegenheid onder de aandacht te nemen, 't Is een gemeentebelang waaraan zij zich niet zullen onttrekken. Maar waar de heer van Sloterdijek opmerkt dat men hier staat voor eene moeijelijkheiden eene vingerwijzing geeftom die uit den weg te ruimendaar gelooft spr.dat die vingerwijzing eene verkeerde rigting aangeeft. De meening tochals zou de moeijelijkheid door eene wijziging der verordening op te heffen zijn, is z i. niet juist, want èn in de nieuwe èu in de oude verordening is bepaald dat burgemeester en wet houders het advies moeten inwinnen van den geneesheer. Het eenige verschil is, dat er vroeger geen speciale genees heer voor het ziekenhuis was. De oorzaak dat de verpleging niet zoo goed mogelijk is is niet te zoeken in de plaats waarmaar wel in de inrigting der gebouwenwaarin de zieken verzorgd worden. Nu ge looft spr. dat de armvoogden hebben te kennen gegevendat voor die verpleging het armhuis zal moeten worden veran derd. Is dit zoodan behoeft men met armvoogden niet meer de vraag te besprekenof het ziekenhuis dan wel het armhuis de plaats voor de verpleging is. Uit de verschillende stukken en adviezen is het duidelijk uiteengezet en ieder is eenstemmig van oordeel dat het zieken huis niet mag ontaarden in een oude mannen en vrouwenhuis. Is nu dus voor de verpleging van de ouden van dagen eene verandering van het armhuis noodzakelijkdan zullen zeker burgemeester en wethoudersen hiermede gelooft hij te spreken in den geest van den voorzitter en zijn ambtge noot den heer Wiersmagaarne dienaangaande de voorstel len van de armvoogden inwachtenvan wie natuurlijk een plan tot verbetering van eene onder hun toezigt staande inrigting moet uitgaanomdat zij het best kunnen oordeelen over den aard, de wijze en de noodzakelijkheid der verandering. De heer van Sloterdijek releveert het gezegde van den laatsten sprekerdat men in dezen de vraag zou moeten stellen welk gebouw moet voor de ziekenals hier bedoeld zijningerigt worden. En juist in verband daarmede, vraagt spr.of 't nietbij eene anders betrekkelijk kostbare inrigting van het armhuisverkieselijker zoude zijnom het ziekenhuis voor de verpleging van chronische zieken van het armhuis open te stellenondanks de overigens goede theorie om het ziekenhuis niet tot oude mannen- en vrouwenhuis te maken. Het is toch ingerigt voor ziekenen heeft een aanverwant doel met het armhuiszijn beide gemeentelijke inrigtingen welker kosten uit de gemeentekas worden bestreden en het goedkoopste middel is het beste. Nu spreker uit het gezegde van den heer van Harinxma heeft kunnen opmaken, dat burgemeester en wethouders een voorstel van armvoogden inwachtenzoo zou hij toch gaarne ziendat in afwachting daarvan door dat collegie voorzien werd in de verpleging in het ziekenhuis van de chronische zieken uit het armhuis. De eventueel aan te brengen verande ring van laatstgenoemde inrigting is niet terstond gereeden toch kunnen dagelijks dergelijae gevallen van ziekte voorkomen. De heer van Harinxma thoe Slooten heeft met bij zonder genoegen vernomendat de geachte laatste spreker uitdrukkelijk heeft geconstateerddat hij in theorie het ge voelen van burgemeester en wethouders deeltdat n.l. het ziekenhuis niet is de juiste plaats voor de verpleging van chronische ouderdoms-zieken. Of de kosten voor de inrigting van het ziekenhuis veel minder zullen bedragendan eene verandering van het armhuiszou wel een ernstig onderzoek verdienen. Maar spr. gelooft niet dat het ziekenhuis in dez^i toestand lang in de behoefte zou kunnen voorzien het is volstrekt niet op ruime schaal ingerigt en wat de beschik bare ruimte betreft, zeer beperkt. Bovendien zal eene becij fering der kosten moeijelijk te maken zijnomdatgelijk ieder lid van den raad kan wetenbij het opmaken eener begrooting van de kosten van inrigting en verpleging een belangrijk gewigt in de schaal wordt gelegd door het aantal verpleegdagenwelke bij verpleging in het ziekenhuis zeer belangrijk hooger zijndan bij die in het armhuis. Bestaat er nu noodzakelijkheid dat de verpleging van de ouden van dagen worde verbeterddan ligt 't overeenkomstig de steeds bestaan hebbende autonomische opvatting van den werkkring van armvoogden op hun weg, om stappen tot die verbetering te doen en spr. acht 't beter een voorstel dien aangaande in te wachtenvoor en aleer tot andere maatre gelen worde overgegaan. De heer de la Faille brengt alle hulde aan de wijze waarop de heer van Sloterdijek de zaak heeft bestudeerd en voorgesteld. Waar deze spreker echter gewezen heeft op eene leemte in de verordening, op de geneeskundige behan deling enz.daar wenscht hij toch diens aandacht te vestigen op art. 14. Daar staat uitdrukkelijk dat bij de beoordeeling of zieken in het armhuis behoorlijk kunnen worden verpleegd, of hunne overbrenging naar het ziekenhuis wenschelijk is de geneeskundigen en heelkundige letten niet alleen op de be hoeften van den zieke, maar tevens op de huishoudelijke be langen van het armhuis. Hier is dus goed gelet op de eigen aardige behoeften van den ziekte en de bestemming van beide inrigtingen. Nu komt het spr. voor, dat burgemeester en wethouders eene gelukkige oplossing gevonden hebben, door de beoordeeling van de kwestie of overbrenging noodzakelijk is op te dragen aan één persoon. Die zal dus kunnen be- oordeelen of een patient in het ziekenhuis of in het armhuis moet worden verpleegd. Andere veranderingen aan te brengen acht spr. niet wenschelijk. De beraadslagingen over het voorstel worden hierop ge sloten waarna het voorstel zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. 8. Behandeling van het ie suppletoir kohier der dir. belas ting op het inkomendienst 1884. In verband hiermede wordt de openbare zitting gesloten. Vergadering van Dingsdag 2 September 1884. Tegenwoordig 19 leden. Afwezig de heer jhr. mr. C. van Eijsinga. Voorzitter: de heer mr. H. Wiersma, wethouder.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 4