170 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 September 1884. gend daarin te zijn opgenomenwordende mitsdien daarnaar, voor zoover noodigverwezen in stemming wordt gebragt verklaart de heer van Sloterdijck, met respect van's raads beslissing omtrent de le alineatoch dringend de aanneming van deze 2e alinea te moeten ontraden. Het gaat toch uit een legislatief oogpunt niet wel aan dat eene gemeentelijke verordening of reglement de regtsgeldigheid van een kon. besluit nader bekrachtigtweshalve hij in overweging geeft om die alinea weg te laten. Hierover wordt nog het woord gevoerd door den Voorzit ter en de heeren van Harinxma thoe Slooten en Troel stra welke laatste ook vóór roijement der 2e alinea is. Wordt zij afgestemd, dan zou bij echter in overweging geven om niet met de behandeling van de verdere artikelen voort te gaanmaar het ontwerp weder aan burg. en weth. terug te zendenten einde het met artikelen uit het kon. besluit, die er met het oog op de 2e alinea zijn uitgelatenaan te vullen. De 2e alinea van artikel 1 wordt alsnu in stemming ge bragt en met algemeene stemmen verworpen. Daarop wordt aan de orde gesteld artikel 2: „De com missie van administratie bestaat uit vijf leden. De burge meester of het daartoe door hem aan te wijzen lid van het plaatselijk bestuur is ambtshalve voorzitter en heeft in de vergaderingen eene adviserende stem." De heer Plantenga heeft eene opmerking omtrent de on regelmatigheid in de aanduiding van de verschillende bestuurs- collegies in dit reglement. Nu en dan wordt gesproken van gemeente bestuurdan van plaatselijk bestuur of van burge meester en wethouders. Welk bestuur wordt nu eigenlijk bedoeld Hij zou aanraden om voor plaatselijk bestuur te stellen dagelijksch bestuur of burgemeester en wethouders die daarmede toch bedoeld worden. De Voorzitter heeft wel eenig bezwaar tegen de woordeu „burgemeester en wethouders." In het kon. besluit staat dat de burgemeester tot voorzitter van de administratie kan aan wijzen een lid van het plaatselijk bestuurdus ook een lid van den raaden dat zou niet kunnen plaats hebben als er „burgemeester en wethouders" stond De heer Duparo is van dezelfde meening als de heer Plantenga. De uitdrukking plaatselijk bestuur is overgeno men uit het kon. besluit, dat echter anterieur is aan de ge meentewet. Onder gemeente bestuur woidt tegenwoordig gewoon lijk verstaan dagelijksch bestuur. De bedoeling van het kon. besluit is ook deze, zoodat in art. 2 het woord „plaatselijk" door „dagelijks" zal kunnen worden vervangen. Spr. vestigt eindelijk de aandacht op het reeds aangenomen art. 1, waarbij ook van „burgemeester en wethouders" wordt gesproken. Na nog eene discussie daaromtrent tusschen den Voorzit ter en de heeren Luparc en Plantengaworden door bur gemeester en wethouders in art 2 de woorden „plaatselijk bestuur" veranderd in „dagelijksch bestuur." De heer van Sloterdijck ziet uit dit artikel dat de com missie zal bestaan uit vijf ledenbehalve den burgemeester die slechts een adviserende stem heeft. Kan dit echter wel, vraagt spr., voor eene instelling, die een deel uitmaakt van de gemeentelijke huishouding Dit was juist een motief voor zijn amendement. De raad heeft echter besloten de bank als een onderdeel der huishouding van de gemeente te beschou wen maar dan kan z. i. de voorzitter niet slechts eene ad viserende stem hebben. De Voorzitter deelt mededat in drie achtereenvolgende vergaderingen van de commissie van administratie dit regle ment is behandeld en men toen tot deze redactie is besloten. De heer van Harinxma thoe Slooten vraagt aan den heer van Sloterdijck of in het tegenovergesteld geval de stem van den voorzitter wel zou waarborgen wat deze wilhet zou toch altijd nog maar de 6e stem zijn. Zou het dan niet veel beter zijn om in sommige gevallen een hooger beroep mogelijk te stellen, dan om den voorzitter lid der commissie te doen zijn. De heer van Sloterdijck blijft er bij dat het niet ratio neel isdat in eene commissie die een deel van de gemeen te-huishouding onder hare leiding heeftde voorzitterd. i. de burgemeestergeene stem zal hebben. De heer Dirks acht die bepaling van „adviserende stem" in strijd met het kon. besluit, waar in art. 8 bepaald wordt dat de voorzitter van het plaatselijk bestuur voorzitter der commissie is, zonder meer. Daaruit blijkt dat hij lid zal zijn dier commissie. De heer van Sloterdijck stelt nu juist met 't oog op de door den vorigen spreker aangehaalde bepaling van het kon. besluit voor, in art. 2 weg te laten de woorden: „is ambts halve voorzitter en." Die zijn toch overbodig geworden. De heer Troolstra kan niet nalaten er nogmaals op te wij zen datvooral nu de 2e alinea is weggelaten hij het wen schelijk zou achten dat een reglement werd vastgesteld, waarin al de vereischte bepalingen waren opgenomen. Het overtol lige schaadt niet en in het gebruik zou het veel gemakkelij ker zijn. Anders zal èn het reglement èn het kon. besluit moeten worden geraadpleegd. Hij stelt zich voor dat bij de verdere discussies zich zaken zullen voordoendie bij het kou. besluit zijn bepaald en anderedie nog daaruit in het reglement moeten worden opgenomen. Hij acht 't daarom wenschelijkdat burgemeester en wethouders het reglement thansnu over een hoofdbeginsel is beslistweder tot zich nemen, om het volledig te maken. 'tZal zeker slechts te doen zijn om enkele bepalingen. De heer van Sloterdijck herinnert er aandat de raad heeft aangenomen dat het kon. besluit van kracht is. Neemt men nu daaruit bepalingen overdan zoude bij plaatselijke verordening hetzelfde worden bepaaldwat in een kon. be sluit reeds staaten dat is strijdig met de wet. En wat nu betreft de terugname door burgemeester en wet houders, hij acht dat niet wenschelijk. Artikel 2 ligt daar zooals het door burg. en weth. en niet bij amendement is voorgesteld. Het zal dus zoo moeten worden aangenomen of verworpen. De heer van Harinxma thoe Slooteu is het geheel eens met het eerste gedeelte van het zooeven door den heer van Sloterdijck gesprokene. Hij is er ook niet voordat als nog bepalingen uit het kon. besluit in dit reglement worden ingelascht. Overigens komt het hem voordat om enkele wijzigingen in de redactiemen niet genoodzaakt is om het naar burgemeester en wethouders te renvoijeren. De heer Troelstra blijft er bij, dat het aanbeveling ver dient om een volledig reglement te maken. Hij is daarom tegen het amendement van den heer van Sloterdijck. De Voorzitter stelt voor artikel 2 thans af te doen en zal het idee van den heer Troelstra bij burgemeester en wet houders ter sprake brengen. Het amendement van den heer van Sloterdijckom uit art, 2 de woorden „is ambtshalve voorzitter en" te ligten wordt nu in stemming gebragt en aangenomen met 13 tegen 6 stemmen die van de heerenReeling Brouwer, Dirks, Troel stra DijkstraOosterhoff en Minnema Buma. Het art. 2 wordtdaaropzonderhoofdelijkestemmiugaangenomen. Hierop wordt besloten de behandeling der overige artikels in eene volgende vergadering voort te zetten, waarop de Voor zitter deze vergadering sluit. Verslag der handelingen van den .neenteraad te Leeuwarden, van den 25 September 1884. 171 Vergadering van 25 September 1884. Tegenwoordig 18 leden. Afwezig de heeren: li. Kuipers, A. Duparc eu mr. J. L. van Sloterdijck, allen met kennisgeving. Voorzitterde heer P. Lycklama a Nijeholtburgemeester. I. De notulen van de vorige op 11 September j.l. gehou den vergadering worden gelezen en onveranderd goedgekeurd. II. Wordt ter tafel gebragt 1. Rapport der commissie voor de reclames omtrent be zwaarschriften bij gedep. staten ingediend tegen aanslagen op het primitief kohier, dienst 1884. 2. Rapport der raadscommissie belast geweest met het on derzoek der gemeente-rekeningdienst 1883. De commissie stelt hierbij voor te besluiten a. goed te keuren de door burgemeester en wethouders aangeboden rekening van ontvangsten en uitgaven der ge meente over 1883, in ontvang op eene som van ƒ929,591.24 en in uitgaaf op eene som van ƒ895,963.92, alzoo met een batig slot van 33,627.32 h. burgemeester en wethouders 's raads bijzondere dank te betuigen voor het volledig en naauwkeurig gevoerd beheer der gemeente financiën over 1883. 3. Een voorstel van burgemeester en wethouders om goed te keuren een systematisch plan van de deskundigen voor de uitbreiding van de gasfabriek, tot verbetering der kanalisatie ten dienste der gasdistributie in deze gemeente. 1. Een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan leiding van een adres van den heer R. Reijndersom afkoop van grafregten. Burgemeester en wethouders stellen daarbij voorden heer R Reijnders in kennis te stellen met het goedgekeurd raads besluit, waarbij hem de gelegenheid wordt geopend om den last van het onderhoud van graven tegen betaling in eens aan de gemeente over te dragen 5. Een heden ontvangeu schrijven van de heeren Th. A. van den Broek en G. M. van Bameveld Kooij Jr. te Am sterdam naar aanleiding van het verslag der rapporteurs omtrent de aanvraag om concessie voor den aanleg eener drinkwaterleiding in deze gemeente. Wordt besloten de stukken sub 14 ter visie te leggen, om in eene volgende vergadering te worden behandeldter wijl de missive sub 5 heden bij de behandeling van het ver slag van rapporteurs in nadere overweging zal worden genomen. III. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen 1. Dat door gedep staten is goedgekeurd het le supple toir kohier van de directe belasting op het inkomen, dienst 1884. 2. Een schrijven van de bevolkings agentenhoudende dankbetuiging voor de verhooging hunner jaarwedden 3. Dat bij openbare aanbesteding de levering van port- landcementsteenen riolenkolkenputten enz. is gegund aan C. W. Finke alhiervoor eene som van 2366. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproepingsbrief vermelde punten: 1. Rapport eener raadscommissie omtrent het voorstel van burgemeester en weihouders tot wijziging der gemecntebegrooting, dienst 1884. (Zie bijlage no. 25 tot raads handelingen.) De commissie stelt daarbij voor a. aan te nemen en goed te keuren het aangeboden ont- werp-besluit tot nadere wijziging der gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1884 Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant. h. goed te keureu het plan van geldleeniug, ad ƒ130,000, 1 (bijlage A)behoudens de volgende wijzigingen 1. art. 8 le alinea te lezen als volgt: Op het bedrag dezer leening wordt, aan te vangen met het jaar 1886, afgelost gedurende de eerste tien jaren, jaar lijks minstens ƒ2000, de volgende tien jaren jaarlijks minstens ƒ4000 en de overige jaren jaarlijks minstens ƒ5000. 2. In art. 10 voor Vs te lezen Va c. goed te keureu het plan van geldleening, ad ƒ243,000 (bijlage B), behoudens deze wijziging, dat in art. io voor Vs worde gelezen V*. De heer Wiersma wil met een enkel woord bespreken de wijzigingendie rapporteurs omtrent de aan te gaoe geld- leeningen voorstellen. Het betreft hier wel is waar slechts eene opvattingeen verschil van inzigtmaar toch wil spr. te kennen gevendat hij zich niet met het amendement van rapporteurs kan vereenigen omdat z. i. de door burgemeester en wethouders voorgestelde termijn van aflossing in de tegen woordige omstandigheden gewettigd is. Burgemeester en wet houders hebben bij het opmaken van het plan vau leening te rade gegaan met den aard der behoeften waarvoor die leening moet worden aangegaan. De leening voor de gas fabriek kan in een korten tijd worden afgelost, omdat de uitkomsten der exploitatie het toelaten, dat spoedig eene zware aflossing kan worden betaald. Dit plan is dan ook onver anderd door rapporteurs overgenomen. Maar van een ander inzigt zijn zij omtrent de aflossing van de andere leening ad 130,000(plan A)welk bedrag betreft uitgavendie geacht moeten worden voor een groot deel niet direct productief te zijn. Spr. is van oordeeldat de motieven door rapporteurs aangevoerd even goed kunnen gelden voor het voorstel va» burgemeester en wethouders. Het principe n.L om het nageslacht niet te veel te bezwaren, is evenzeer vau toepassing op eene aflossing in 50 jaren als op eene iu 34 en waar burgemeester en wethouders dus de aflossingstermijn van de leening voor de gasfabriek zoo kort hebben gesteld, daar behoefden zij niet te schromen'die voor de andere leening minder kort te maken. Het komt spr. verder voor, dat de verhouding der ver schillende aflossingen door het voorstel van rapporteurs wordt verbroken. Zooals door hen wordt voorgesteldzullen in de eerste jaren de aflossingen slechts duizend gulden vermeer deren. Dit zou nu wel kunnen worden volbragt, zegt spr. maar men moet niet vergeten dat met elke duizend gulden aflossing meer, de financiën der gemeente zullen worden bezwaard en misschien spoedig de lasten dientengevolge moeten worden verhoogd. Spr. acht de aflossings-termijnen van 50 jaren met het oog op de bij deze leening bedoelde werkenwerkelijk niet te lang. Bijv. bij schoolgebouwen is 't toch zeker waardat de behoefte daaraan zich niet zoo spoedig weer doet gevoelenhet nageslacht heeft ook voor deel van de in dezen tijd gestichte gebouwendie dan later een vrij en onbezwaard eigendom van de gemeente zullen worden, hetgeen zij nu niet zijn. Intusschenspr. herhaalt het, dat is eene opvattingieder voor zich heeft daaromtrent zijne eigene denkwijze. Maar hij beroept zich toch op de gewoonte bij het aangaan van leeningen. Vroeger liepen deze bijna allen af met eene aflos sing van 2 pet. per jaar. Nu echter hebben burgemeester en wethouders bij het voorstellen van den korteren aflossingstijd voor de leening ten behoeve van de gasfabriek bepaaldelijk den aard en de productiviteit dier fabriek voor oogen gehad, maar hadden dergelijke overwegingen niet bij de andere lee- J9

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 1