172
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden; van den 25 September 1884.'
niug. En waar nu elke duizend gulden meer geene onbe
langrijke uitgaaf is, waar werkelijk het doen sluiten der be
grooting overleg vordertdan komt 't spreker voordat men
niet moet zijn plus royaliste que le roidaar acht hij het
bij dien vrij matigen termijn niet wenschelijk zonder afdoende
argumenten den aflossingstijd van 50 jaren tot 34 te verkorten.
Wat het tweede amendement van rapporteurs betreft, ook
daarmede kan spr. zich niet vereenigen. Bij de groote con
versie-leening en andere leeningen is steeds gegeven V* pet.
provisie, en nu stellen rapporteurs voor die te verlagen tot
Vt pet. Hij behoeft wel niet te zeggendat eene hoogere
provisie de meerdere activiteit zal bevorderenen allicht van
invloed zal zijn op den koers der leening en op de inschrij*
vingen zeivendie voor een belangrijk deel geschieden door
kassiers van elders. Hunne activiteit zal door.eene zwaardere
provisie meer in beweging worden gebragthetgeen gunstig
moet werken op den koers.
Spr. kan voor 't overige niet verder over de voorgestelde
amendementen uitweiden, daar deze weinig zijn toegelicht.
De heer Troolstra wijst er opdat de commissie van
rapporteurs geene aanmerking heeft gemaakt op de leening
ten behoeve van de gasfabriek en gelooft dat men het voor
stel van burgemeester en wethouders omtrent de aflossing
daarvan niet in verband moet beschouwen met die van de
andere leening. Eerstgenoemde leening betreft eene indus-
trieele zaakdie tot dusverwat betreft de leeningen ten
haren behoeve en de aflossingen daarvannimmer in verband
met andere zakenmaar steeds afzonderlijk is beschouwd. De
commissie is het met burgemeester en wethouders eensdat
de aard dier iurigting medebrengt dat eene spoedige aflossing
wordt vastgesteld en telken jare een goed deel der winsten
daaraan worde besteed. Bij de beschouwingen over deze lee
ning hebben rapporteurs die over de andere leening daarom
ook geheel ter zijde gesteld.
Spr. zal zich dan ook tot die leening van ƒ130,000 be
palen en dan merkt hij opdat het gemakkelijk is leeningen
op lange termijnen aan te gaan. Men behoeft dan jaarlijks
weinig af te lossen. Maar wat leert de ervaring! Dertig ot
veertig jaren geleden is men begonnen te leenenen wel
zonder vooruit bepaalde aflossing. Men had het een of ander
werk uitgevoerd en dacht nu voor vele jaren van groote buiten
gewone uitgaven bevrijd te zijn. Later is men op lange ter-
mijnen gaan leenen, nog altijd in de veronderstelliug, dat de
schuldenlast niet zoo hoog zou stijgen. Niet alleen hier is
het zoo gegaan maar overalook bij de provincie. Iutus-
8clien hebben immer klimmende eischenvrijwillig en ge
dwongen telkens tot groote uitgaven genoopt. Zoo is in de
laatste tien jaren de rentejaarlijks door de gemeente te be
talen gestegen met ƒ20,000, hetgeen een schuldenbedrag
van 500,000 vertegenwoordigt.
De heer Wiersma heeft gewezen op onze schoolgebouwen.
Nu mag het waar zijnzegt spr.dat vooreerst aan die ge
bouwen alhier weinig reparatie noodig zal zijnmaar hij ge
looft tochdat dit na 25 a 30 jaar wel het geval zal zijn
en daarom dienen dan zoodanige leeningen te zijn afgelost.
In 't algemeen kan men z. i. niet aannemendat men van
een werk eens af zal zijn. Men heeft vele schoolgebouwen
gesticht en met het bouwen van het laatste gedacht er voor
eerst van af te zijn maar vrij zeker zal in een volgend jaar
een nieuw schoolgebouw al weder blijken noodig te wezen.
Spr. heeft uit een rapport der commissie van toezigt op de
openbare lagere scholen geziendat alle scholen tegenwoordig
weer nagenoeg bezet zijn. Dan heeft men de Nieuwetoren;
deze is afgebrokenen nu rijst de vraag ot er een nieuwe
toren in de plaats zal worden gebouwd. Verder heeft men
de waterleidingdiewordt de aanvraag om concessie aange
nomeneene buitengewone uitgaaf van 120,000 zal vorderen.
Men mag dus aannemen, dat de eischen des tijds mede
brengen dat de uitgaven toenemen en mag dus niet alles
op de toekomst schuiven. Daarom meenen rapporteurs dat
de aflossing van eene leeningten behoeve van improductieve
uitgaven, niet langer dan ongeveer 30 jaren mag zijn. Het
moge waar zijn dat voor deze meeting geene krachtige mo
tieven zijn bijgebragt, zoo heeft toch, volgens spr., de heer Wier
sma evenmin afdoende argumenten voor zijne meening gegeven.
En wat nu de provisie betreft, rapporteurs hebben in hun
advies gememoreerddat de provincie slechts V* pet. geeft
en toch meestal meer inschrijvingen bekomtdan de leening
bedraagt. Ook in andere gemeentenb. v. Fraueker wordt
naar spr. meent, nooit meer dan V* pet. gegeven. Het geld
is goedkoop tegenwoordigterwijl het kapitaal naar soliede
belegging zoekt. Van daar het voorstel om de voorgestelde
provisie van Va pet. te reduceren tot V* pet. De heer Wier
sma verwacht weldat door eene hoogere provisie de acti
viteit der kassiers grooter zal zijnspr. wil dit niet ont
kennen maar «vaar is de grens dan vraagt hij.
De heer "Wiersma wil den geachten vorigen spreker kort
repliceren. Deze heeft gezegddat spr. de amendementen
van rapporteurs niet krachtig heeft bestreden Hij moet er
echter nogmaals op wijzendat men hier te doen heeft met
eene subjectieve meeningeene opvatting, met een particulier
inzigt.
De heer Troelstra heeft voorts te kennen gegeven, dat men
niet te veel op de toekomst moest schuivendat een aflos
singstermijn van 30 a 34 jaren wenschelijk is en dat een
schoolgebouw na 30 jaren zeker weder heisteld zal moeten
worden.
't Komt spr. voor dat dit wel een verdedigbaar standpnnt
is, maar de medaille heeft als elke andere eene keerzijde.
Hij is het er mede eensdat het onverstandig is vele lasten
op de toekomst te schuivendat men nimmer voor goed van
een werk af is, dat de behoeften met den tijd mede gaan.
Maar nu is de revers van de medaille z. i.dat men in het
tegenovergestelde geval ook niet te veel het tegenwoordig
geslacht moet overladen. Daarom moet men bet juiste mid
den trachten te houden en tusschen de klippen door te zeilen.
Volgens spr. wil de heer Troelstra te veel het tegenwoordige
geslacht drukken. Hij neemt het voorbeeld van den Nieuwe
toren van dezen overgesteld dat eene leening voor den bouw
is gesloten dat zij in 30 jaren moet worden afgelostdan
zou dat z. i. niet opgaanomdat daardoor het tegenwoordige
geslacht te veel gedrukt zou worden ten voordeele van een
nageslachtdat toch ook zijn voordeel daarvan zal hebben.
Men moet ook niet vergetengaat spr. voortdat achter
ons een tijd ligt van enorme activiteithij kan niet tegen
spreken dat mogelijk over een paar jaren weder een nieuwe
school zal moeten worden gebouwdmen heeft ten allen tijde
rekening te houden met den aanwas der bevolking maar
zeker niet vele scholen. Men heeft voor het tegenwoordige
genoeg en dat alles is in een tijdperk van enkele jaren tot
stand gebragt. Men kan nu wel zeggen dat er nieuwe be
hoefte zal rijzen en men dan daarin weder moet voorzien
maar spr. acht het haast mathematisch zeker dat in de eerste
25 jaren voor het onderwijs niet weer de behoefte in dezelfde
mate zich zal voordoen. Evenzoo< is het ongeveer gesteld
met de handelsbeursdie zeker ook wel mettertijd reparatiën
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 25 September 1884.'
173
zal hebben te ondergaandie dan uit de gewone uitgaven
kunnen bestreden wordenhij vertrouwt echter dat het niet 1
spoedig zal noodig zijn een dergelijke inrigting voor den j
handel op nieuw te stichten.
Op alle gebied bestond veel activiteit. Daardoor is eene
vermeerdering der rentelast teweeggebragtwaarmede het
tegenwoordig geslacht is bezwaard. Moet men nu, zoo vraagt
spr., het ook nog bezwaren met eene snelle aflossing van
leeningen Om dat te voorkomenhebben burgemeester en j
wethouders eene eenigzins langere aflossing voorgestelden j
zijn daarmede z. i. tusschen de beide klippen doorgevaren.
Volgens het systeem van den heer Troelstra zou men dan
eigenlijk slechts het noodige alleen moeten uitvoeren en niet
ook het wenschelijkeberekenende het bezwaar van de aflos
sing. Daarmede komt spr. op het voorbeeld van de water
leiding. Deze zal groote offers eischenen toch is zij geene
zaak die gebiedend noodzakelijk isof die door de wet wordt
gevorderd. Wordt de begrooting daardoor te veel bezwaard,
drukken daarmede te veel lasten op de gemeente, dan moet
men voorzigtig zijn en door eene langere aflossing de begroo
ting in evenwigt trachten te houden. Daardoor wordt natuur
lijk het nageslacht ook belast.
En nu ten slotte geeft spr. op de vraag van den Troelstra,
waar de grens is voor de uit te keeren provisie ten antwoord,
dat men hier altijd gewoon is geweest Va pet. te geven. De
vraag van dat geachte lid zoude gewettigd zijn, als verhoo
ging der provisie werd voorgesteldmaar burgemeester en
wethouders hebben zich aan de bestaande gehouden en acht
ten het niet noodig die te verminderen. Was er sprake ge
weest van verhooging der provisie van V* op Vs pet., dan
had spr. daartoe niet medegewerkt. En daarenboven is't eene
schade, die men weinig voelen zal, terwijl daarbij komt, dat
eene hoogere provisie den tusschenhandelaren de gelegenheid
geeft meer ruimte van cliënten te verkrijgenhetgeenzoo
als spr. vroeger reeds gezegd heeft, een gunstigen invloed
kan uitoefenen op de koers en de inschrijvingen. De pro
vincie en andere gemeenten geven wel is waar slechts V* pet.
provisiemaar daar is nimmer sprake geweest om het tot
Vs pet. 'op te voeren.
De heer Troelstra zal niet verder over de zaak uitweiden,
maar wenscht te kennen te geven, dat de heer Wiersma naar
zijne meening te weinig onderscheid maakt tusschen zaken
die productief en die, welke improductief zijn. Hij is met
dien spreker eensdatwaar het zaken geldtdie productief
zijnmen eene leening mag sluiten met eene lange aflossing,
want het nageslacht trekt later de inkomsten dier zaken.
Maar hier is dat niet het gevalhet betreft hier improductieve
zakenen nu moge de heer Wiersma meenen dat men het
nageslacht daarmede wel mag belasten omdat het er ook ge
not van heeft, hij voor zich is die meening niet toegedaan,
in zoover het zaken betreft, die zonder directfiuantieel voor
deel aan te brengen, behalve de gewone aflossing, ook nog
voortdurend kosten van onderhoud enz. medebrengen.
Hierop worden de algemeene beraadslagingen gesloten.
Aan de orde wordt nu gesteld onderdeel 1 der conclusie
van het rapportdat zonder nadere discussie en hoofdelijke
stemming wordt aangenomen.
Daarop wordt onderdeel 2 sub a in stemming gebragt en
verworpen met 11 tegen 7 stemmen. Vóór stemden de hee-
ren: Dirks Reeling Brouwer, Beucker AndreaeC. W. A.
BumaPlantengaTroelstra en Brunger.
Onderdeel 2 sub b in stemming gebragtwordt aangenomen
met 14 tegen 4 stemmen, die van de heeren: Star Busmann,
de la FailleWiersma en van Harinxma thoe Slooten.
Het le plan der leeniug A wordt alsnu zonder hoofdelijke
stemming aangenomenalsook onderdeel 3 der conclusie en
daarna het geheele voorstel.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders om te bepalen
dat de vergoeding van huishuur voor het hoofd der gemeente
school no. 9 zal ingaan den 12 Mei 1885.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienover
eenkomstig besloten.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding
van adressen van onderwijzeressen aan gemeenteschool no. 3,
om gelijkstelling har er jaarwedden met die der onderwijzers aan
gemeenteschool no. 2.
Dit voorstel strekt om aan de adressanten mede te deelen
dat er geene aanleiding bestaat tot inwilliging van haar verzoek.
De heer de la Faille deelt mededat de heer Duparc
die wegens ongesteldheid verhinderd is deze vergadering bij
te wonenhem heeft te kennen gegeven dat hij als voor
zitter van de commissie van toezigt op het lager onderwijs
niet heeft medegewerkt tot het advieshetwelk als basis voor
het voorstel van burgemeester en wethouders heeft gestrekt,
met magtiging daarvan mededeeling te doen aan de verga
dering. Wijl dit advies met eene meerderheid van slechts
ééne stem is gegevenen de heer Duparc er zich niet mede
kan vereenigen wil spr. 't even ter sprake brengen.
De heer Duparc heeft hem er op gewezendat hier eigen
lijk eene anomalie bestaatdat de t'ractementen der onder
wijzers zonder voldoende reden hooger zijn dan die der onder
wijzeressen. En waar het bekend is, dat de onderwijzeressen
het geld niet minder noodig hebben dan de onderwijzers en
dezelfde werkzaamheden hebben als deze, daar komt het hem
voordat er termen bestaan om gunstig op de adressen te
beschikken.
Er bestaat immerszegt spr.geen voldoende reden om
aan de onderwijzeressen ƒ50 minder tractement te geven.
Wel heeft het op zich zelf eenig bezwaar in, om de verordening
nu reeds wederom te wijzigen maar dat kan geen reden zijn
om principieel tegen de gevraagde gelijkstelling te zijn. Daaren
boven men is nu bezig met de behandeling van de begroo
ting in de sectiën waardoor men nog in de gelegenheid is
aan het verzoek te voldoen. Spr. kan zich geheel met den
heer Duparc vereenigen en zal dus voor eene gunstige be
schikking stemmen.
De heer van Harinxma thoe Slooten heeft den ge-
achten vorigen spreker de verklaring hooren afleggen, dat hij
door den heer Duparcvoorzitter van de commissie van toe
zigt op het lager onderwijs, is gemagtigd der vergadering
mede te deelen dat hij niet tot het advies heelt medege
werkt. Die magtiging verwondert spr. nietmaar wel ver
baast het hem, dat de vorige spreker is gemagtigd om mede
te deelenhoe de stemming in dat besloten collegie is ge
weest. Anders zou hij daartegen geen bezwaar hebben, maar
nu het advies geacht wordt te zijn gegeven door de com
missie van toezigt, nu acht hij door die laatste mededeeling
de kracht van het advies wel eenigzins verminderd.
Spreker kan zich niet meer herinneren, hoe de zaak zich
in de vergadering der commissie heeft toegedragener
zijn zoovele zaken te behandelen. Maar hij hoopt intusschen,
dat de kracht van het prae-advies niet zoo zeer zal zijn ont
zenuwddat de raad niet met het voorstel zal medegaan, en
wel om een der principesd. i. de vraag of de raad gedurig