174
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 25 September 1884.
de traetementen van het onderwijzend personeel kan verhoo-
gen. Het komt spr. voor, dat die gedurige verhooging niet
goed isdan op goede motieven. Waren deze aanwezig, dan
zou hij zeker daartoe medewerken. De motievendie nu
aangevoerd worden zijn z. i. niet krachtig genoegzij zijn
lezedat adressanten zich er op beroepen dat de onderwij
zers een hooger tractement hebben dan zij. Dit is naar spr:s.
oordeel geen argument. De raad heeft altijd het beginsel
gehuldigd dat de traetementen der onderwijzers hooger kun
nen zijn, omdat men de mogelijkheid stelt, dat uit het trac
tement het levensonderhoud niet alleen voor hen zeiven, maar
ook voor een huisgezin moet kunnen gevonden worden, ter
wijl bij de onderwijzeressen het aangaan van een huwelijk
ontslag uit hare betrekking in zich sluit.
Spr. gelooft dusdat er wel degelijk verschil bestaat en
kan niet billijken de redenen die tot verhooging zijn bijge-
bragt. Ook bij de commissie van toezigt is deze aangelegen
heid ampel besproken zij heeft echter geene gronden voor
een gunstig advies gevonden.
De heer de la Faillö geeft te kennen, dat, indien hij zoo
even verklaard heeft, dat de heer Duparc hem gemagtigd
heelt den uitslag der stemming in de commissie mede te doe
len hij zich dan misschien vergist heeftdoor eene particu
liere mededeeling >11 deze vergadering te brengen. De zaak
blijft echter dezelfde
En wat betreft het argument door den heer van Harinxma
aangehaald dat het tractement van de onderwijzers ook moet
kunnen strekken tot onderhoud van hun huisgezin dat heeft
spr. meer gehoord Maar hij vraagt of eene verhooging van
slechts 50 eene noemenswaarde bijdrage is om in het hu
welijk te treden. Z. i. mag dat niet als argument dienen.
Overigens meent hij dat men te dezer zake niet de maatschap
pelijke positie, u 1. het al of niet gehuwd zijn, in aanmerking
moet nemen maar wel den persoon en het werk door dezen
te verrigten- En deze staan voor onderwijzers en onderwij
zeressen gelijk. Hij wenscht dusgelijk hij reeds heeft te
kennen gegeven gelijkstelling van tractementr voor onder
wijzers van gelijke scholen.
Het voorstel, hierop in stemming gebragtwordt aange
nomen met 15 tegen 3 stemmen, die van de heeren Ooster-
hoff, v. d. Scheer en de la Faille.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders om af wijzend te
beschikken op een verzoek van E. Jongstratot oprigtiny van
eene kiosk op het Waagplein tot verkoop van bloemen, planten enz.
De heer Piauionga heeft opgemerktdat men hier met
twee opvattingentwee subjectieve meeningen te doen heeft,
n.l. die van den directeur der gemeentewerken tegenover die
van burgemeester en wethouders. Spr. kan wel meegaan met
de meening van den directeurmaar vindt de bezwaren van
burgemeester en wethouders niet zoo overwegenddat het
verzoek daarom moet worden afgewezen. De welstand zal
z.i. ook niet zoo zeer schade lijden.
De Voorzitter geeft te kennen, dat dezelfde motieven,
die geleid hebben om aan Hofstra geene vergunning te geven
eene kiosk te bouwenop de door hem verlangde plaats
ook hier gelden.
Wanneer aan Jongstra onder zekere bepalingen vergunning
werd gegeven op het Waagplein eene kiosk op te rigten
dan zou men geen reden hebben dit aan anderen te weigeren.
Kwamen dan vele aanvragen indan zou toch zeker de wel
stand wel niet bevorderd worden.
Het voorstel wordt daarop in stemming gebragt en aange
nomen met 17 tegen 1 stem, die van den heer Piantenga.
5. Rapport der commissie voor de reclames omtrent een
vijftigtal bezwaarschriftentegen het primitief kohier der directe
belasting op het inkomen, dienst 1884.
In verband hiermede wordt de openbare zitting tijdelijk
gesloten.
Na heropening van deze komt aan de orde:
6. Benoeming van eene onderwijzeres aan de gemeenteschool
no. 4 (vacature mej. W. Uiling.)
Op de voordragt komen voor: 1. mej. S. J. StoettteWor
kum 2. mej. C. J. van Heemskerck te Leeuwarden, en 3.
mej. A. Vlaskamp te Wirdum.
De uitslag der gehouden stemming isdat eerstgenoemde
wordt benoemd met 9 stemmen. Op mej. A. Vlaskamp werden
uitgebragt 8 stemmenterwijl 1 stem van onwaarde werd
verklaard.
De oorzitter stelt hierna voorom het rapport omtrent
de waterleidingdat nu aan de orde komtte behandelen
na eerst het daaropvolgende punt op den oproepingsbrief,
de nadere behandeling van het ontwerp-reglement van de
bank van leening, te hebben afgedaan.
De heer Star Busmann geeft in overweging om eerst
het rapport omtrent de waterleiding te behandelen. Hij hecht
niet aan prioriteit, maar wil de aandacht vestigen op de be
langrijke beraadslagingen over het reglement der bank van
leening. Hij kon wegens ambtsbezigheden niet in de laatste
raadszitting tegenwoordig zijn maar heeft ook niet de toen
gevoerde discussiën over bedoeld onderwerp kunnen volgen
daar hij nog geen gedrukt verslag van het in die zitting ver
handelde heeft ontvangen. Hij wenschte daarvan eerst ken
nis te kunnen nemen, voordat de behandeling wordt voortgezet.
De heer van Harinxma thoe Slooten sluit zich bij
het door den vorigeu spreker gesprokene aan maar om eene
andere reden. Hij was in de vorige vergadering wel aanwezig,
maar is door afwezigheid niet in de gelegenheid geweest
zich weder te praepareren voor de behandeling van het regle
ment. Het komt hem dus gelegener de concessie-aanvraag
voor de waterleiding te behandelen. Deze zaak is van zooveel
omvangdat alle spoed daarmede op prijs zal worden gesteld.
De heer Piantenga kan zich met het voorstel van den
voorzitter vereenigen. De zaak van de waterleiding is te belang
rijk om die op het eind van eene reeds langdurige vergade
ring te behandelen. Hij zou het dan wenschelijk vinden de
behandeling van beide punten uit te stellen.
De heeren Dirks en de la Faille sluiten zich ^an bij de
meening van de heeren Star Busmann en van Harinxma thoe
Slooten.
De Voorzitter acht het niet wenschelijk beide zaken uit
te stellen en trekt zijn voorstelom eerst over te gaan tot
de behandeling vau het reglement der bank van leening, in.
Hij vraagt den heer Piantengaof deze als motie van orde
wenscht voor te stellen de behandeling der beide zaken tot
eene volgende vergadering te verdagen.
De heer Piantenga doet een daartoe strekkend voorstel
hetgeen voldoende wordt ondersteund.
In stemming gebragtwordt de motie van den heer Pian
tenga aangenomen met 12 tegen 6 stemmen, die van de
heeren Reeling Brouwerv. d. ScheerStar Busmann de
la Faillev. Eijsinga en van Harinxma thoe Slooten.
In verband daarmede wordt de vergadering door den Voor
ter gesloten.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 4 October 1884.
175
Vergadering van Zaturdag den 4 October 1884.
Tegenwoordig eerst 16 later 20 leden.
Afwezig de heer A. Duparc, met kennisgeving.
Voorzitter: de heer P. Lycklama aNijeholt, burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 25 September 1.1. gehou
den vergadering worden gelezen en onveranderd goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt:
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders om den
heer G. Asman te benoemen tot ouderwijzer in het handtee-
kenen aan de gemeenteschool no. 3.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van een verzoek van den vischafslagerom verhooging
zijner jaarwedde.
3. Een voorstel van burgemeester en wethouders op een
adres van J. S. Radersmaverzoekende gebruik te mogen
maken van gemeentegrond voor het maken van eene stoep
4. Een adres van W. Visser en R. Terhorst, houdende
verzoek dat de gemeente het padtoegang gevende tot de
Cichoreibuurt met de daarlangs loopende opvaart aan het
Zuidvlietin eigendomonderhoud en beheer overneme.
5. Een voorstel van burgemeester en wethouders om over
te gaan tot uitloting van aaudeelen in velschillende geldlee-
ningen.
G. Eene missive van de commissie van toezigt op het
middelbaar onderwijshoudende eene aanbeveling van drie
personen ter vervulling der vacature in die commissie, welke
op 31 December e.k. zal ontstaan door periodieke aftreding.
7. Een adres van h« t hoofd der gemeenteschool 110. 11,
om ten zijnen behoeve eene onder wij/.erswoning te doen bou
wen naast het schoolgebouw aan den Oostersingel.
8. Een voorstel van de commissie voor het ontwerpen van
strafverordeningen 0111 het adres vau de vereeniging tot be
vordering der gezondheidsbelangen betreffende verpligte in
voering va'i het tonnenstelselaan burgemeester en wethou
ders te renvoijeren ten fine van prae-advies.
Wordt besloten de stukken sub 1 2356 en 8 ter
visie te leggen om in eene volgende vergadering te worden
behandeldterwijl de stukken sub 4 en 7 worden gesteld in
bauden van burgemeester en wethouders ten fine van prae-
advies.
II. Wordt aan de vergadering medegedeeld en door haar
voor kennisgeving aangenomen
a. dat aan den concierge van het gemeentehuisP. Son-
negaop zijn verzoek, met ingang van 12 November e.k.,
een eervol ontslag is verleend
b. dat tot gaarder der veemarktgeldenin de plaats van
A. Hom is benoemd Hendrikus van Kuik alhier.
III. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten.
1. Voortzetting der behandeling van een nieuw reglement
voor de stads bank van leening.
De heer van Slotordtjck zou gaarne allereerst eene inlich
ting bekomen. In de memorie van toelichting bij dit regle
ment wordt opgemerkt, dat, wanneer dit wordt vastgesteld en
goedgekeurd, dan zal volgen o. a. een reglement van orde
voor de commissie van administratiewaarin kan worden op
genomen wat haar opgedragen is en de werkzaamheden der
leden onderling worden verdtold. Nu wordt in art. 6 van
het ontwerp bepaald dat de commissie de verdeeling harer
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant.
werkzaamheden, die in een reglement van orde worden om
schreven zelve regelt. Spr. vraagt of met laatstgenoemd
reglement hetzelfde wordt bedoeld als waarover in de memorie
wordt gesprokendan wel of met het eerste bedoeld wordt
een reglement door den raad vast te stellen ter vervanging
van het vigerende.
De Voorzitter verklaart dat het reglement van orde in
de memorie bedoeld en dat in art. 6 genoemd hetzelfde is.
De commissie regelt zelf de verdeeling der werkzaamheden.
Later volgt dan eene instructie voor de ambtenaren en be
dienden, die hoofdzakelijk de bepalingen zal bevatten welke
nu in het reglement der commissie voorkomen.
Art. 3 van he.t reglement wordt nu aan de orde gesteld en
zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 4. Hierbij geeft de heer van Sloterdijck te kennen,
dat naar zijne meening dit artikel niet met eene welversneden
pen is geschreven. Hij stelt daarom voor dit artikel aldus
te lezen: „Aan de commissie wordt een secretaris toegevoegd
door den gemeenteraad te benoemen na aanbeveling van een
dubbeltal door de commissie. De werkzaamheden van den
secretaris worden omschreven en zijne bezoldiging geregeld
bij eene instructiewelke de raad na de commissie te heb
ben gehoord, vaststelt.
Deze redactie wordt door burgemeester en wethouders over
genomen waarna het artikel aldus wordt goedgekeurd.
Artt. 57 worden onveranderd goedgekeurdart. 5 met de
door burgemeester en wethouders voorgestelde wijziging, nl.de
verandering van plaatselijk bestuur" in „dagelijksch bestuur".
Bij art. 8 luidende: „-De commissie verstrekt aan burge
meester en wethouders alle nopens de instelling gevraagde
inlichtingen en levert maandelijks een staat in van den gel-
delijken toestand en de werkzaamheden der bank", oordeelt de
heer van Sloterdijck, dat het eerste gedeelte kan wegvallen,
daar dat reeds is bepaald bij art. 10 van het kon. besluit van
1826 en stelt hij voor dit artikel te lezen als volgt„de com
missie levert maandelijks aan burgemeester en wethouders een
staat in van den geldelijken toestand en de werkzaamheden
der bank."
De heer Troelstra vraagt of in het stelsel van den heer
van Sloterdijck het geheele artikel niet overbodig is. Bij het
koninklijk besluit toch wordt bepaald dat de administratie
der bank alle inlichtingen moet geven die omtrent de werk
zaamheden en den toestand der bank gevraagd worden, waarin
volgens spr. ook ligt opgesloten dat het dagelijksch bestuur
ook een staat van den geldelijken toestand mag vragen.
De heer van Sloterdijck kan dit niet geheel toestem
men. Wel is waar komt die bepaling in 'talgemeen, gelijk
hij zelf reeds heeft gezegdin het kon. besluit voormaar
daarom kan de raad toch in eene verordening vaststellen, dat
althans maandelijks aan burgemeester en wethouders een staat
omtrent de fiuantiën zal worden ingeleverdwant waar de
raad het toezigt op het beheer der finantiën heeft, kan hij
dit stellige voorschrift gevenafgescheiden van andere inlich
tingen welke burgemeester en wethouders wenschen te be
komen. Spr. acht deze bepaling derhalve niet overbodig.
De Voorzitter acht het beter dit artikel te behouden
daar dit reglement toch inhoudt de omschrijving van de ver-
pligtingende regten en bevoegdheden der commissie van
administratie en het voor haar gemakkelijker zal zijn die bij
elkander in hetzelfde reglement te vinden,
20