178
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 1 October 1884.
De heer Dirks heeft hierbij ook de toekomst op het oog.
Dit artikel is zooals de voorzitter heeft gezegd, in overeen
stemming met de commissie van administratie in het regle
ment geplaatst, Eu nu stellen de heeren van Sloterdijck en
Plantinga voordit artikel te doen vervallen. Ten eerste
zoude hierdoor gehandeld worden in strijd met hetgeen door
burgemeester en wethouders en de commissie gezamenlijk is
voorgesteldmaar daarenbovenwaarom zal men dit artikel
nu het er eenmaal instaatschrappen Eenmaal geschrapt
dan zou men van de veronderstelling uitgaan dat de com
missie geene magtiging behoeftdan zou men hebben een
imperium in imperioeene commissie die doen kan wat
zij wilzonder eenige verantwoordelijkheid. Spr. kan zich
dus niet vereenigen niet het denkbeeld, dat dit artikel over
bodig is.
Den heer Menalda komt het voor, dat men hier met eene
zaak bezig isdie vrij eenvoudig is. Men spreekt als 't ware
in een kringetje rond over de vraag, of de bank eigendom
men kan bezitten al of niet. Kan zij die niet hebben, dan is,
naar spr's meening, dit artikel niet op zijn plaats en zal on
mogelijk kunnen worden opgenomen. Daarom zal hij zich
aansluiten bij den heer van Sloterdijckwaar deze beweert
dat artikel 9 het meest geschikt is om te doen twijfelen aan
de juistheid van art. 1 waarin de bank eene gemeentelijke
instelling wordt genoemd.
De Voorzitter wijst er opdat het woord gemeentelijk"
niet altijd aanduidt eene instellingbestuurd en beheerd door
burgemeester en wethouders. En dat de bank eigendommen
kan hebben, is duidelijk in art. 18 gezegd, waar omschreven
wordtwaaruit het bedrijfskapitaal van de bank bestaat. Wil
men de bank beschouwen als een deel der gemeentehuis
houding, wil men het bestuur beschouwen als eene commissie
van bijstand van burgemeester en wethoudersdan zullen
nog meerdere artikels moeten worden gewijzigd.
De heer Menalda gelooftdat als men tot eene zuivere
stemming omtrent dit artikel wil gerakendan eerst zal
dienen te worden uitgemaakt of artikel 18 moet worden be
houden m. a. w. het beginsel, of de bank een eigen fonds
kan hebben.
De heer Dirks hadeven als de voorzitter heeft gedaan
ook op art. 18 willen wijzen. Hem schijnt 't toedatwan
neer de bank niet bevoegd zal zijn, bijv, om een legaat aan
te nemen, dat dan in strijd is met het oorspronkelijk denk
beeld van den heer W. H. Suringardie een philantroop
was en de oprigting van eene bank van gemeentewege wenschte,
om daardoor den woekerdoor bankhouder of pachter ge
drevente keeren. Spr. kan zich zeer goed denken dat aan
eene bank van leening een legaat wordt vermaaktmet het
doel om door de renten daarvan de door de beleeners ver
schuldigde percenten te verminderen. En in dit opzigt gaat
de vergelijking met de gasfabriek ook niet wel opdaar
natuurlijk niemand daaraan ooit een legaat zal vermaken.
De heeren Dijkstra en v. Harinxma thoe Slooten zijn in
middels ter vergadering gekomen.
Hierop wordt het artikel 9 in stemming gebragt en aan
genomen met 10 tegen 8 stemmen, die van de heeren Plan-
tenga, BrungerKuipers, Beucker Andreas, Menalda, v. d.
Scheer, van Sloterdijck en Minnema Buma.
Art. 10 wordt onveranderd aangenomen.
Art. 11. De heer van Sloterdijck maakt er attent op,
dat hier bepaald wordt, dat de directeur wordt benoemd uit
eene aanbeveling van twee personenterwijl in het kon. be
sluit staatdat hij op voordragt wordt benoemd. Hij zou dus
voorstellen om in overeenstemming met liefc kon. besluit hier
ook van voordragt te spreken.
De heer Troelstra ondersteunt het voorstel van den vorigen
sprekerdewijl ook in het bestaande reglement voordragt
voorkomtmaar zou het dan beter vinden drie in plaats van
twee personen op die voordragt te plaatsen.
De heer van Slotordijck vestigt de aandacht op art. 4
waar ook ter benoeming van een secretaris bet inzenden van
een dubbeltal is bepaald.
De Voorzitter merkt op dat een voordragt bindend is
en dus meer personen moet bevatten dau een aanbeveling
Overeenkomstig het voorstel van den heer van Sloterdijck,
geamendeerd overeenkomstig het denkbeeld van den heer
Troelstra, wordt besloten artikel 11 aldus gewijzigd goed
te keuren.
Art. 12 wordt onveranderd aangenomen.
Art. 13. De heer van Sloterdijck heeft eene enkele
opmerking omtrent de bepaling in dit artikel, dat de direc
teur en alle andere beambten het geheim omtrent de werk
zaamheden der bank moeten bewarenuitgezonderd in geval
zij door de bevoegde magt worden opgeroepen om inlichtingen
wegens deze werkzaamheden te geven. In het kon. besluit
komt deze bepaling ook voormet dit onderscheid dat, waar
daar gesproken wordt van wettelijk opgeroepen hier van de
bevoegde magt sprake is. Het komt spr. voor dat de uitdruk
king wettelijk" beter is. Men heeft hier te doen met eene
gepermitteerde afwijking van den eedalleen wanneer men
opgeroepen wordt door de bevoegde magt Welke is die magt,
vraagt spr. moet de opgeroepene dit uitmaken In zijn
oog is dit bedenkelijkterwijl wanneer men «wettelijk" of
beter nog «naar de wet" stelt, het dan duidelijk is, dat de
ambtenaren uit kracht der wetdie zij geacht worden te
kennenworden opgeroepen om getuigenis af te leggen.
De Voorzitter deelt mede, dat deze kwestie ook in de
commissie van administratie is besproken en tot de slotsom
heeft geleiddat de voorgestelde uitdrukking de beste zal
zijnomdat daarmede uitgedrukt wordt elke boven de amb
tenaren gestelde magtdus ook de commissie zelve. In de
uitdrukking „naar de wet" is niet regt duidelijk wat daar
mede wordt bedoeld. Misschien, zegt hij, zou het beter zijn,
te spreken van „naar de wet door de bevoegde magt."
De heer Star Busmann vraagt den voorzitterof deze
zoo even heeft bedoelddat ook de commissie van admini
stratie de ambtenaren kan oproepenIs dit zoodan stelt
hij voor „de bevoegde magt" te behouden, omdat dit wat
ruimer is en de commissie niet naar de wet kan oproepen.
Daarenboven wordt in 't algemeen met „bevoegde magt" be
doeld de magtdie naar de wet bevoegd is.
De heer Plantenga wenscht wel te weten wie onder de
bevoegde magt begrepen zijn of daartoe ook burgemeester
en wethouders behooren Hem komt die voorgestelde uit
drukking al zeer onbepaald voor.
De heer Menalda zal zich met het voorstel van den heer
van Sloterdijck vereenigen wanneer hét niet mogelijk blijkt
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 4 October 1884.
179
nader uit te leggen welke eigenlijk de bevoegde magt is.
Het geldt hier de opheffing van den eed, en, nu denke men
over den eed gelijk men wilhet gaat niet op om door
eene onbestemde aanwijzing het getal te vergrooten van hen
die de hierbedoelde magt zullen hebben.
Da Voorzitter vestigt er nogmaals de aandacht op, dat
het hier geldt het bewaren van een geheim door de ambte
narenen dat dus met de bevoegde magt bedoeld wordt allen,
die boven hen zijn gesteld. Vraagt de regter om inlichtingen,
dan kan dat ook door tusschenkomst der commissie gaan.
De heer Dirks wijst er opdat het bijna zestig jaren
oude kon. besluit van 1826 niet zoo juristisch van stijl is
als men later is geworden. De heer van Sloterdijck heeft
ook al gezegd dat „wettelijk" minder goed is dan „naar de
wet". Zoo heeft het kon. besluit ook de uitdrukking „be
voegd", daar in art. 49, alinea 2 gesproken wordt van
„bevoegde regtbanken". Welke zijn die bevoegde regtbanken,
vraagt spr. Ook daar is onzekerheid.
De heer van Harinxma thoe Slooten deelt de be
zwaren van de heeren van Sloterdijck en Menaldamaar
meent dat men nog duidelijker daaraan tegemoet kan komen
door in plaats van de laatste geïncrimineerde zinsnede van dit
artikel te lezenuitgezonderd tegenover de commissie van
administratie en de justitie'1. De commissie, inlichtingen
wenschende te bekomen kan nu krachtens dit artikel ophef
fing van de geheimhouding toelaten, waartoe zij niet wettelijk
bevoegd was.
De uitdrukking justitiekomt spr. ook beter voor, omdat
de bepaling wie bevoegd is getuigen te hoorenniet gemak
kelijk is te definiëren bij de tegenwoordige wet. De com
missaris van politie kan inlichtingen vragend. i. geen ge
tuigenis afnemen. De regter van instructie kan dagvaarden
en in verhoor nemenmaar alleen de regter kan eigenlijk
eene getuigenis bij eede afvragen. Met de door hem voor
gestelde redactie zal zoo duidelijk mogelijk worden uitgedrukt
welke de hier bedoelde magt is.
Wegens dit sub-amendement van den heer van Harinxma
trekt de heer van Sloterdijck zijn amendement in.
Het amendement van den heer van Harinxma wordt nu
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art 1418 worden onveranderd aangenomen, met inacht
neming: van de later door burgemeester en wethouders voor
gestelde geringe wijzigingen.
Bij art. 18 geeft de heer van Sloterdijck te kennen,
dat hij voornemens was geweest om eene andere redactie van
dit artikel voor te stellenomdat hierin weder een trek van
zelfstandigheid zitdie de raad niet wil. Hij zal er echter
geen voorstel van makenomdat art. 9 is aangenomen en
daarmede door den raad bedekt is beslistdat de bank een
eigen fonds kan hebben.
Thans wordt door burgemeester en wethouders voorgesteld
een nieuw artikel 18a in te lasschen tusschen art. 18 en 19,
van den volgenden inhoud
„De zuivere winsten der bank komen ten bate der gemeente.
„Zoolang de bank moet werken met bedrijfskapitaalwaar
door rente moet worden betaald, wordt zij geacht geen zui-
„vere winsten op te leveren."
De heer Menalda heeft tegen dit artikelomdat hij met
zijne opvatting van eene balans niet goed begrijpt, wat hier
bedoeld wordt Hoe kan de bank geacht worden geene zui
vere winst op te leveren als er werkelijk zuivere winst ver
kregen is? Spr. vraagt, waarom men deze vorm kiest om
de winsten voor de bank te behouden waarom niet liever
bepaald dat de winsten niet zullen worden uitgekeerd, zoolang
de bank handel drijft met kapitaalwaarvoor rente moet
worden betaald.
De heer van Sloterdijck heeft eene opmerking tegen
de le alinea van het nieuw artikel. Het komt hem voor de
juiste omschrijving der verantwoordelijkheid van de gemeente
wenschelijk voorom ook te vermelden dat de eventuele ver
liezen ten hare laste komen. Men zou kunnen zeggen dat
dit van zelf spreekt, maar bepaald tot bevordering vau de
duidelijkheid stelt spr. voor de le alinea aldus te lezen
„De zuivere winsten der bank komen ten bate, hare verlie
zen ten laste van de gemeente:"
De heer van Harinxma thoe Slooten inclineert er
toe om het geheele nieuwe artikel 18a weg te laten. Het
komt hem tamelijk overbodig voor. Wel heeft de heer van
Sloterdijck volkomen juist opgemerkt dat het systeem van de
le alinea medebrengt dat de toevoeging omtrent de verliezen
moet geschiedenmaar waar het systeem van het geheel zoo
duidelijk isdaar acht spr. de geheele omschrijving in de le
alinea niet noodzakelijk. Ook moet men hierbij in het oog
houdendat de bank geen bron van inkomsten voor de ge
meente moet zijnmaar dat door de winsten aanleiding be
staat om de rentedoor de beleeners verschuldigdte verla
genwaardoor de winsten hun ten goede komen. Waar dus
hier niet het doel is om winsten te behalendaar behoeft
men niet te wachten tot dat de bank met eigen kapitaal
werktom de rente voor de pandgevers te verlagen.
De heer Troelstra doet uitkomen dat het voorstel van
burgemeester en wethouders aangaande dit artikel overeen
komt met zijn in eene vorige vergadering ingediend amende
ment voor een nieuw artikel 19a. Dit trekt hij in. Hij wil
echter nog mededeelen wat hem tot het indienen van zijn
amendement gebragt heeft. Het kon. besluit bepaalt in art.
6 uitdrukkelijkdat het reglement de bepaling moet bevat
ten ten wiens behoeve de zuivere winsten zullen komen. Nu
moet men hier niet onder verstaan de jaarlijksche winst, zoo
als de heer Menalda als koopman 'theeft opgevat, maar de
winsten zullenzoolang de bank niet met eigen kapitaal
werktniet aan de gemeente worden uitgekeerd maar blijven
ten bate van de bankten einde hare schulden te verminde
ren en het mogelijk te maken dat de bank zooveel mogelijk
met eigen geld gaat werken en de rente die zij heft kan
verlagen.
De heer Beucker Andre® beschouwt juist zulk eene
vermindering der schuldenals het doel van het finantieel
beheer der bank. Eerst wanneer de bank zonder bezwaard
eigendom werkt, kan er sprake van overwinst zijn. Daar
enboven zal het na aanneming van dit artikel niet meer kun
nen gebeurendat de gemeente nu en dan baten uit de winst
trektdan kan ook sprake zijn van verlagiug der rente van
de beleenershetgeeu toch zeker zeer belangrijk is. De ge
meente verbindt zich bij dit nieuw artikel dus om niet lan
ger van de winsten gebruik te maken terwijl tevens de ver
antwoording der bank vermindert.
De heer de la Faille komt ter vergadering.