180
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 4 October 1884.
De heer Menalda kan zich met den heer Troelstra ver
eenigen dat het n.l. met het oog op de aangehaalde bepa
ling van het kon. besluitniet aangaat dit artikel weg te
laten maar hij wijst de beschouwing van dien geachten spre
ker af, als zou hij zich als koopman op een ander, een te
dezer zake minder juist standpunt plaatsen. Handel of geen
handeleen balans blijft een balans en is voor alle zaken
dezelfde. Spr. heeft er volstrekt niets tegen dat eene bepa
ling worde opgenomenwaaruit het verkrijgen van een eigen
kapitaal voortvloeitmaar wel heeft hij bezwaar tegen de
bepalingdat de bank zal geacht worden geene zuivere winst
op te leveren als er toch werkelijk zuivere winst kan verkre
gen zijn. Daarom stelt hij voor de 2e alinea van art. 18a
te lezen als volgt: „De uitkeering der zuivere winsten zal
echter niet plaats hebben zoolang de bank moet werken met
bedrijfskapitaalwaarvoor interest wordt betaald."
De Voorzitter doet opmerken, dat de jaarlijksche over
winsten strekken om het cijfer van het door de gemeente
verstrekte geld te verminderen. Het zal zich voortdurend
voordoendat de overwinsten aan de gemeente worden uit
gekeerd maar dan zullen zij dienen tot aflossing van rente-
gevend kapitaal.
De heer Troelstra kan niet inzien, dat het amendement
van den heer Menalda eene andere strekking heeft dan het
voorstel van burgemeester en wethoudersnoch eene verbe
terde redactie. Men heeft jaarlijks een batig saldohetgeen
hij wenscht te voegen bij het bedrijfskapitaalwelke ook de
bedoeling van den heer Menalda is.
Er moet worden uitgemaakt wat zuivere winsten zijn en
wanneer zij er zijnhetgeen laatstgenoemde spreker ook be
doelt. Maar laat men op de le alinea de door dezen voor
gestelde alinea volgendan ziet spr. niet in dat die dan
geheel voldoende is tot aanvulling van de le alinea.
De heer Wiersma komt ter vergadering.
Het amendement van den heer van Sloterdijck wordt nu
in stemming gebragt en aangenomen met 17 tegen 3 stemmen
die van de heeren Troelstravan Harinxma thoe Slooten en
Wiersma.
Het amendement op de 2e alinea van den heer Menalda
wordt daarop aangenomen met 11 tegen 9 stemmen, die van
de heeren Dirks, Reeling BrouwerKuipers, Bekhuis, Ooster-
hoffTroelstraMinnema Bumav. Harinxma thoe Slooten
en Wiersma.
Het geheele artikel 18a, daarop in stemming gebragt, wordt
aangenomen met 18 tegen 2 stemmendie van de heeren
van Harinxma thoe Slooten en Wiersma.
De artikelen 1932 worden onveranderd vastgesteld.
Art. 33. De heer van Sloterdijck stelt voorom op
dit artikel te doen volgen een overgangsartikel 34„Vóór
het in werking treden van dit reglement worden de eigen
dommen van de bank van leening aan de gemeente over
gedragen."
Hij acht dit noodigom de kwestie van de eigendommen
niet op losse schroeven te laten rusten.
De Voorzitter wijst er op dat die kwestie reeds is be
sproken dat herhaaldelijk is aangetoonddat de bank eigen
dommen kan bezitten, weshalve overdragt niet noodzakelijk is.
De geheele instelling der bank zelve is wederom het eigen- j
dom der gemeente.
De heer Dirks is ook voor eene overgangsbepalingmaar
meer met betrekking tot de commissie van administratie. Er
wordt in art. 33 bepaalddat, zoodra de konink. goedkeuring
op dit reglement zal zijn verkregen zal vervallen het vige
rende reglement voor de commissie van administratie. Er
zullen echter tusschen die koninklijke goedkeuring en den tijd
van inwerking treden van het nieuwe reglement voor de com
missie waardoor eene nieuwe orde van zaken aanbreekt
eenige dagen verloopengedurende welke dan volgens art. 33
geen reglement voor de commissie zoude bestaan vermits de
bank niet kan stilstaan en de commissie in die dagen niet zal
weten waaraan zich te houdenacht spr. deze bepaling niet
gewenscht.
Wat voorts de eigendommen betreftdeze leveren geene
zwarigheid op. De commissie van administratie is geene per
manente commissie, maar verwisselt gedurig en is geen eige
nares der eigendommen zoodat deze altijd aan de gemeente
in eigendom blijven.
De Voorzitter acht het gewenscht eerst art. 33 af te
handelen. Hij maakt uit de woorden van den heer Dirks
opdat deze bezwaar heeft tegen het doen vervallen van het
reglement voor de commissie tegelijk met het verkrijgen der
koninklijke goedkeuring. Aan dit bezwaar is tegemoet te
komendoor de bepaling omtrent het vervallen van dat
reglement in art 33 te royeren en daarmede dus te wachten
tot de goedkeuring zal zijn verkregen.
De heer van Sloterdijck oordeelt het wegnemen van die
bepaling onnoodig, omdat toch zeker het plan zal bestaan,
om dit reglement niet aan de koninkl. goedkeuring te onder
werpen, voordat men met de andere instruction gereed is.
De heer Dirks is tegen het wachten. Want zal men eerst
het reglement voor de administratie vaststellen en dan de ko
ninklijke goedkeuring vragen, dan zou het kunnen zijn, dat
die goedkeuring niet werd verkregen en dan had men tever
geefs gewacht. Neen, zegt spr. eerst de hoofdzaak en dan
de bijzaken; heeft men de koninklijke goedkeuring, dan kan
men, totdat de nieuwe instructie gereed is, natuurlijk cum
grano salisde bestaande laten werken.
Artikel 33 gewijzigd overeenkomstig het denkbeeld van den
heer Dirks wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Nu komt aan de orde het door den heer van Sloterdijck
voorgesteld nieuw artikel 34.
De heer Troclstra gelooft niet dat er met het oog op art.
18 van overdragt sprake kan zijn, evenmin in verband met
art. 9, waar bepaald wordt, dat behoudens magtiging de com*
missie verschillende handelingen betreffende de eigendommen
der bank kan verrigten. Door het nieuw artikel 34 zou men
ongedaan maken wat omtrent die vorige artikels is bepaald.
De V oorzitter vindt die bepaling ook niet noodig. De
bank is eene gemeentelijke instelling, welker bestuur handelen
moet volgens dit reglement. Wordt de bank later opgeheven,
dan worden de ambtenaren ontslagende commissie legt hare
functiën neder, het reglement wordt ingetrokken en de eigen
dommen komen van zelf aan de gemeente.
De heer Wiersma heeft niet begrepen welk een overdragt
door den heer van Sloterdijck wordt bedoeld. Heeft hij eene
feitelijke overdragt op het oog, dan is eene afzonderlijke be-
paling als hij wenscht niet noodig. Bedoelt dat geacht mede-
lid eene wettelijke overdragt in de registers, dan vraagt hij
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden; van den 4 October 1884.
181
hoe dat dan moet geschieden? Onder een bezwarenden titel
dan wel een gratuiten titel? Maar van wie zal dan in het
laatste geval die schenking aangenomen worden. Het komt
hem dus voor dat evenmin eene wettelijke overdragt kan plaats
hebben. De gebouwen zijn bestemd voor het bedrijf van de
bankmaar behooren aan de gemeente zoolang de bank eene
gemeentelijke instelling is.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het amendement vau den heer van Sloterdijck wordt in
stemming gebragt en verworpen met 15 tegen 5 stemmen.
Vóór stemden de heeren Plantenga, Kuipers, Beucker Andre®,
v. d. Scheer en van Sloterdijck.
Het reglement in zijn geheel in stemming gebragt wordt
goedgekeurd met 14 tegen 6 stemmen, die van de heeren
Plantenga, Star Busmaun Beucker Andre®, v. d. Scheer,
van Sloterdijck en Minnema Buma; terwijl aan burgemeester
wethouders wordt opgedragen het reglement met eene memo
rie van toelichting aan de koninklijke goedkeuring te onder
werpen.
Diensvolgens wordt vastgesteld navolgend:
REGLEMENT voor de stads bank van
leening te Leeuwarden.
Art. 1. De stads bank van leening te Leeuwardenbe
staande uit een hoofd- en hulpkantooris eene gemeentelijke
instelling ter voorkoming van armoedewelkeouder toezigt
van burgemeester en wethouderswordt beheerd door eene
commissie van administratie.
Art. 2. De commissie van administratie bestaat uit vijf
leden. De burgemeester of het daartoe door hem aan te wijzen
lid van het dagelijksch bestuur heeft in de vergaderingen der
commissie eene adviserende stem.
Art. 3. De leden worden benoemd door den gemeenteraad,
voor den tijd van vijf jaren. Met 1 Januarij van elk jaar
treedt een lid volgens daarvan op te maken rooster af.
Jaarlijks vóór 1 November zendt de commissie aan den
raad eepe aanbeveling van minstens twee personenwelke
door bifigemeester en wethouders met een gelijk getal wordt
vermeerderd.
Het aftredend lid is weder benoembaar, doch wordt bij her
benoeming „jongste lid".
Bij tusschentijds uitvallen van een der leden wordt de aan
beveling ter benoeming ten spoedigste opgemaakt en aan den
raad ingezonden op de wijzeals bij periodieke aftreding is
bepaald.
De tusschentijds benoemde treedt af op het tijdstip, waarop
zijn voorganger zou moeten aftreden.
Art. 4. Aan de commissie wordt een secretaris toegevoegd,
door den gemeenteraad te benoemenna aanbeveling van
een dubbeltal door de commissie. De werkzaamheden van
den secretaris worden omschreven en zijne bezoldiging gere
geld bij eene instructiewelke de raad, na de commissie te
hebben gehoordvaststelt.
Art. 5. De commissie benoemt uit haar midden een onder
voorzitter. De onder-voorzitter of het oudste lid dat hem
bij verhindering vervangtroept de leden ter vergadering op.
Hij is bij afwezigheid van den burgemeester of het door
dezen aangewezen lid van het dagelijksch bestuur, belast met
de leiding van de vergaderingen der commissie en met de
uitvoering barer besluiten.
De burgemeester roept de leden der commissie ter verga
dering opwanneer hij dit noodig acht.
Art. G. De commissie vergadert minstens eenmaal per maand,
op tijd en plaats door haar zelve te bepalen.
Overigens regelt zij zelve de verdeeling harer werkzaamhe
den die in een reglement van orde, door haar vast te stellen
en aan den gemeenteraad mede te deelen worden omschreven.
Art. 7. De leden der commissie van administratie nemen
hunne functiën waar zonder geldelijke belooning.
Voor kosten van vergaderingen wordt jaarlijks eene som
op de begrooting uitgetrokken.
Art. 8. De commissie levert maandelijks aan burgemees
ter en wethouders een staat in van den geldelijken toestand
en de werkzaamheden der bank.
Art. 9. De commissie behoeft de magtiging va' den ge
meenteraad voor het opnemen van gelden, het aankoopen
vervreemdenverruilenbezwaren of verpanden vuil onroe
rende goedereninschrijvingen in eene der grootboeken der
Nederlandsche IScbuld of andere effecten actiën en schuldvor
deringen het oprigten van nieuwe of vernieuwen van be
staande gebouwen, het doen van buitengewone met vernieu
wing gelijkstaande herstellingen en voor alle andere daden
die buiten het gewone beheer vallen.
Art. 10. Alle ambtenaren en beambten der bank zijn aan
de commissie van administratie gehoorzaamheid verschuldigd.
Het getalde bezoldigingen en de borgtogten dezer amb
tenaren en beambten worden door den gemeenteraad vast
gesteld de commissie gehoord.
Art. 11. De eerste ambtenaar der bank voert den titel
van directeur. Hij wordt benoemd door den gemeenteraad.
De commissie zendt daartoe tijdig eene voordragt van drie
personen in.
Hij kan ten allen tijde worden geschorst en ontslagenge
schorst door burgemeester en wethouders en ontslagen door
den gemeenteraadin beide gevallen de commissie gehoord.
Art. 12. De benoemingschorsing en het ontslag van alle
overige ambtenaren en beambten geschiedt door de commissie
den directeur gehoord.
Van alle te dezer zake genomen besluiten wordt aan bur
gemeester en wethouders kennis gegeven.
Art. 13. De directeur legt in handen van burgemeester
en wethoudersalle andere ambtenaren en beambten in han
den van de commissie den eed of de belofte af, dat zij getrouw en
naar behooren hunne bediening zullen waarnemen geen gel
den of giften van de pandgevers zullen vordereninhouden
of aannemenboven hetgeen deze krachtens dit reglement
verschuldigd zijn en het geheim bewaren omtrent de werk
zaamheden der bankuitgezonderd tegenover de commissie
van administratie ®n de justitie.
Art. 14. Eene instructie, door den gemeenteraad vast te
stellende commissie gehoordregelt de werkzaamheden der
ambtenaren en beambten der bank.
Art. 15. Jaarlijks in de maand Februarij levert de com
missie aan burgemeester en wethouders een beredeneerd ver
slag omtrent den staat der bank in. Zij zendt jaarlijks vóór
den 1 April aan den gemeenteraad ter goedkeuring de reke
ning en verantwoording van de ontvangsten en uitgaven van
het vorig dienstjaarmet de daartoe behoorende bescheiden.
Art. 16. Jaarlijks vóór den 1 October wordt door de com
missie aan den gemeenteraad ter goedkeuring aangeboden eene
begrooting van uitgaven ten behoeve harer administratie voor
het volgend dienstjaarnaar de voorschriften van burge
meester en wethouders opgemaakt.