190
Yerslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 4 October 1884
tegen eene waterleiding te verklaren, maar moet haar langs
een geleidelijken en economischen weg tot stand helpen
brengen.
De vraag of de geldelijke opoffering te groot is voor de
gemeentezal spr. ontkennend beantwoorden. De concessio
narissen nemen eene groote risico en verantwoordelijkheid op
zich zoodat naar de mate daarvan de subsidie niet overdre
ven is. De fondsenwaaruit die subsidie zal worden bestre
den, zal spr. niet, zooals de vorige spr. doen wilde, nu reeds
aanwijzen. Spr.die veel van keijeu houdtkan niet zoo
terstond beamendat de bedoelde post daarvoor van de be
grooting kan verdwijnen.
Spr. geeft voorts te kennen dat bij de beoordeeling dezer
concessie aanvraag bij burgemeester en wethouders, hij zich
totaal onbevoegd heeft gevoeld, om eenige opinie of begrip
te hebben omtrent de prise d'eau en wat daarmede in verband
staat. Daarom was het voor hem verstandig mede het daar
heen te leiden dat de risico op de concessionarissen werd
overgedragenin welken geest ook de onderhandelingen tot
nu toe zijn gevoerd. Het was voor hen de vraag ot de aan
vraag ernstig gemeend isof de concessionarissen de risico
kunnen dragenom hunne plannen door te zetten. En dat
dit het geval ismag men nu wel aannemen. Daarom is
spr. voor het verleenen der concessie.
Nog moet spr. zich verklaren tegen het argument van een
der ledenals zou men een sprong in het duister doen. In
tegendeel men kan alles geheel nagaanmen weet wat men
wil. Burgemeester en wethouders hebben alles in het midden
gelaten maar slechts dit gevraagd kunt gij deugdelijk drink -
water in voldoende hoeveelheid geven? Yerklaren de con
cessionarissen zich daartoe in staatdan moet dat ook in de
uiterste consequentie worden doorgevoerd, zoodat bij le
vering van geen goed water de concessie wordt ingetrokken.
Vervullen de concessionarissen hunne pligten leveren zij goed,
deugdelijk drinkwater en dragen zij de geheele risico, dm
is spr. van oordeeldat de opoffering bij art. 18 der voor
waarden bepaald, niet te groot is; zonder opoffering kan men
eene zoo omvangrijke zaak, die zooveel risico in zich bevat, niet
tot stand brengen. Daarom wenscht spr. ook de keus van de
prise d'eau over te laten aan de concessionarissen, daarom
wil hij de gemeente niet dwingen in den een of anderen
weg. Daarbij vallen vele bezwaren tegen de Grouw als
prise d'eau wegspr. kan dat niet beoordeelen maar gelooft
dat rapporteurs eene goede opvatting hebben Al wordt men
in de verwachtingen teleurgestelddan is het nog nietsde
concessionarissen zijn gedrongen goed en deugdelijk drinkwa
ter te gevendoen zij dat nietdan heeft de gemeente het
regtom hen daartoe te dwingen en zoo dat nog niets geeft,
dan de concessie in te trekken en de subsidie in te houden.
Spr. noemt dit geen sprong in het duisterwant wordt de
verpligtiDg niet nageleefddan houdt ook direct de subsidie
op. De risico rust dus geheel op de concessionarissen. Het
gewigt van deze zaak ligt niet in de vraag of de Grouw
de prise d'eau zal zijn maar of de concessionarissen aan die
voorwaarde kunnen voldoen.
Spr. kan zich niet begrijpen dat iemand die de voorwaar
den kentdeze zaak eene sprong in het duister kan noemen.
Hij pretendeert dat de raad belang heeft bij het aannemen
van het voorstelhetgeen eene hoogst wenschelijke zaak be
treft, waarvan de risieo geheel op de concessionarissen rust.
Men heeft nu niet verder te redenerenfinantieele gevaren
zijn er nietde zaak is belangrijk genoeg om ze te probe
ren terwijl het voor de concessionarissen niet zoo gemakke
lijk is ze te wagen. Laat het der gemeente in de eerste jaren
eene fiuautiële opoffering kosten dan gelooft spr. toch dat
het nut en het gemak, alsmede de 25 pet. van de overwinst
ruim tegen die opoffering zullen kunnen opwegen. En die 25 pet.
is toch zeker genoeg want stelt men alle risico op de conces
sionarissen en behouden zij die gedurende de geheele con
cessie dan mag men hen toch wel in de gelegenheid stellen
om winsten te behalen en voor de gemeente met slechts een
matiger gedeelte tevreden zijn.
De heer Menalda staat niet ver van hendie volgens
den schrijver van eenige artikelen in de Leeuwarder Courant
meenendat van het water over Frie.-chen grond vloeijende
of uit Friescheu grond verkregengeen goed drinkwater is
te krijgen. Hij heeft zooveel mogelijk de zaak nagegaan, ten
einde van zijn twijfel ten haren opzigte bevrijd te worden.
Maar de lezing van het een en ander dat over deze materie
is geschreven en gesproken, had in dat opzigt weinig gevolg.
En hoe kon het anders. Overal heeft hij den twijfel ge
vonden die bij hem zelf bestond twijfel bij burgemeester en
wethouderszoowel als bij rapporteurs. In zijne aanteeke-
ningen vindt hij naar hij meenteene kleine inlichting voor
den heer van Harinxmawaar d^ze vraagt of de heer Plan-
tenga wel het regt had om te zeggen dat de heer Meteler-
kamp zijne concessie-aanvragen had ingetrokken op grond
van onbevredigende uitkomsten van het ingesteld onderzoek
naar een geschikte prise d'eau in een voorstel van burge
meester en wethoudersdd. 16 Aug. 1884 leest hij immers,
dat de heer Metelerkamp een onderzoek naar de prise d'eau
en het aldaar te verkrijgen water liet doen(doch zoo staat
er) het resultaat daarvan was blijkens het ons in afschrift
medegedeelde rappoit van den deskundige dr van Riemsdijk
zoo weinig bemoedigend, dat de adressant blijkens een schrij
ven van 30 Julij 1882 van zijne concessie-aanvraag afzag.
De heer Plantenga had dus zeker het regt om te zeggen
dat de intrekking der concessie-aanvraag plaats had ten ge
volge van onbevredigende uitkomsten van het ingesteld on
derzoek naar eene geschikte prise d'eau.
Nu geven burgemeester en wethouders in hun voorstel zelf
aanleiding tot twijfel. Zij toch zeggen, dat het niet absoluut
onmogelijk is hier door middel van leidingen aan alle inge
zetenen goed drinkwater te leveren al wordt voor dat doel
het boezemwater der provincie ongeschikt geacht Men zou toch
door regenwater op te vangen en uitgestrekte vijvers of door
het graven van wellen op da irvoor-ge^c .ikte plaatsen ver
moedelijk in de behoefte kunnen voorzien en naar hun oor
deel mag de twijfel daarover, of verschil van gevoelen dat
er te dien opzigte zou kunnen bestaangeen reden zijn om
de concessie te weigeren.
Spreker kan zich bij de beoordeeling dezer zaak niet los
maken van de prise d'eau Hij is evenmin als de heer Wier-
sma een deskundigemaar hij is niet als deze door rappor
teurs gerust gesteld. Leeuwarden schreeuwt naar de water-
stroomen van eene waterleiding, zeggen rapporteurs met
hooge ingenomenheid en niet zonder pathos. En waarlijk
men behoeft in andere steden maar eene enkele maal het
genot gesmaakt te hebbenals waarop in het rapport wordt
gewezenom die ingenomenheid te begrijpen maar wij heb
ben hier niet in de eerste plaats met baden en besproeijen,
maar met drinkwater te doenen schoon deelende in de
,Verslag ff er handelingen van den gemeenteraad té-Leeuwarden J vaïï den 4 October 1884:
191
ingenomenheid met wat eene waterleiding in één opzigt ook
hier zou kunnen geven gaat spr. niet met rapporteurs mede
als zij zeggen kunnen we geen water bekomen van de beste
qualiteitlaten we ons dan met wat minder tevreden stellen
en ons verheugen in de quantiteit van overvloedig stroomend
water. Uit die woorden spreekt waarlijk geene zekerheid ten
opzigte van het verkrijgen van goed, deugdelijk, zuiver drink
water.
Om die reden is spr. tegen de waterleiding. Waren de
finantiën der gemeente van dien aarddat men eene proef
mogt wagen dan zou hij het bezwaar ligter opnemenmaar
zij zijn integendeel zoodanigdat men niet dan met de groot
ste behoedzaamheid nieuwe uitgaven mag toestaan. Dat de
opoffering door de gemeente te brengen gering moet ge
noemd worden, kan spreker niet toegeven. Eene totale som
van ƒ120,000, zij het ook in 14 jaren, en daarvan ƒ15,000
jaarlijks de beide eerste jarend. i. l/10 der opbrengst van
de directe belasting op het inkomentegenover zulk eene
opoffering behoort een wezenlijk voordeel te staan en dat
vindt spr. bij zijnen twijfel ten opzigte van de qualiteit van
het water in eene drinkwaterleiding als waarvoor concessie
wordt aangevraagdniet.
De heer Star Busmann zegtdat bij de veelvuldige dis-
cussiën een punt door een der leden is te berde gebragt,dat
nog niet is beantwoord.
Door den heer Oosterhoff is gevraagdof er geen strijd
was tusschen de verantwoordelijkheid op de concessionarissen
rustende en het veto dat voor het gemeentebestuur moet wor
den gereserveerd. Spr. merkt dienaangaande allereerst op, dat
rapporteurs niet bepaald dit veto hebben voorgesteldmaar
slechts de wenschelijkheid er van te kennen gegevenmaar
al was het voorgesteld dan geloofde hij toch nietdat daaruit
tegenspraak zou voortvloeijen. Die verantwoordelijkheid, waarop
ook door den heer Wiersma is gewezen, ziet meer op dengeheelen
duur de concessieterwijl het veto bij het begin der con
cessie waarborg geeftdat de concessionarissen ia eene goede
rigting zich zullen bewegen. De vraag van den heer Oos
terhoff, alsook het bestaaa van eenige weifeling, moet dus
oitkennend worden beantwoord.
Neen zegt spr.de commissie heeft niet geweifeldzij
heeft de zaak van alle kanten zorgvuldig beschouwd en alles
overwogen en geeft nu uitdrukkelijk te kennen datwan
neer men het beste niet kan krijgenmen dan met het goede
tevreden moet zijn.
De heer Troels tra gelooftdat hij zich minder juist schijnt
uitgedrukt te hebbentoen hij sprak over de statistiek van
den heer Fokkerof dat de heer de la Faille hem minder
oed heeft verstaan. De heer de la Faille zegt dat deze be-
oeld heeft zuiver drinkwater". De heer Fokker geeft ech
ter eenvoudig eene statistiek van cholera-zieken die verschil
lend water drinken hij spreekt volstrekt niet van goed re
genwater, evenmin als van goed welwater of goed rivierwater.
Ook heeft spr. het niet laten voorkomen alsof de heer Fokker
een tegenstander van eene waterleiding zou zijn. Integendeel, zegt
spr., hij is een voorstander, maar in zoover dat de prise cCeau moet
zijn in eene streekwaar de kansdat er smetstoffen in worden
gebragttot een minimum wordt herleid. Ook heeft spr. niet
gezegd dat er genoeg regenbakken en eene voldoende hoe
veelheid water zou zijnmaar wel dat men er voor zou kun
nen zorgen dat er voldoend en genoegzaam water was. De
heer van Harinxma heeft het betwijfeld of de gemeente het
regt hadom toezigt op de regenbakken te houdenmaar
mag de gemeentevraagt spr.bij een epidemie dat toezigt
niet houden
De heer van Harinxma is 't niet eens over de distillatie
van het vijverwater. Spr. wijst echter op nieuw op het door
hem aangehaalde artikel van professor Fokkerdie in over
weging geeft voor kleine gemeenten zich aan te schaffen een
door een Engelsch industrieel uitgevonden distillatietoestel
wat natuurlijk in tijden van epidemie hier ook met betrekking
tot het vijverwater dienst zou kunnen doen.
De heer Wiersma stelt zeer op den voorgrond de verant
woordelijkheid der concessionarissen voor goed drinkwater.
Men zal nu waarschijnlijk eerst de de Grouw als prise
d'eau beproevenmaar als nu later blijktdat het water niet
goed is, wat dan? Dan eerst een langwijlig onderzoek;
dan mogelijk eene verlegging der prise d'eauen onder dat
alles zeer waarschijnlijk een langdurig gebrek aan water.
De heer van Harinxma thoe Slooten geeft den heer
Menalda toedat het onderzoekdoor den heer Metelerkamp
ingesteldgeen bemoedigend resultaat opleverdemaar men
moet niet vergetendat hij eene bepaalde prise d'eau daarbij
op het oog had. Buiten deze bestaat er toch genoeg gele
genheid om eene te vinden.
Spr. moet er nog op wijzendat in Augustus van dit jaar
water is geschept uit de Merriedobbenhetgeen gebleken is
nagenoeg niet af te wijken van de norm voor goed drinkwa
ter slechts in drie rubriekende kleurde smaak en de
chloorverbinding. Deze laatste betreft het keukenzout, op
100 deelen70,2 deelen chloorverbinding. Neemt men nu
aan dat dit onderzoek plaats had in het droogste gedeelte
van het jaardan blijkt daaruitdat men aan de prise d'eau
niet behoeft te wanhopen. Hoe men in deze vergadering
van de Grouw als eenig mogelijke prise d'eau spreekt, be
grijpt spr. niet.
Hij moet den heer Menalda nog doen opmerken dat tegen
over het onderzoek van den heer Metelerkamp staat dat van
de firma van der Meulen. Er bestaat dus meer kans op goed
drinkwater, dan men wel denkt.
Waar nu andere gemeenten eene waterleiding hebben, met
de daaraan verbonden lastenwaar Amsterdam ondervindt
dat de duinwaterleiding niet aan alle eischen ten allen tijde
voldoet, daar kan deze gemeente toch wel de proef nemen
van eene waterleiding, die zoo al geen onberispelijk, dan
toch veel beter drinkwater zal kunnen gevenin de plaats
van het veelal ondrinkbaar vochtdat nu daarvoor dienst doet.
De heer Oosterhoff wil nog met een enkel woord den
heer Wiersma beantwoorden naar aanleiding van diens op
merking omtrent de 25 pet.die de gemeente van de winst
zal ontvangen. Hij heeft reeds gezegddat hij zich daar
omtrent geene illusies maaktomdat die verdeeling zal
plaats hebben nadat er eerst 6 pet. over het maatschappelijke
kapitaal zal zijn afgenomen.
Stelt men dit op ƒ700,000, dan geeft 6 pet. daarvan eene
som van 42,000daarna wordt van de resterende winst
25 pet. aan de gemeente uitgekeerd. Spr. wijst nogmaals op
Groningen om daardoor alle illusies op winst te doen ver
dwijnen. Bovendien vergete men nietzegt spr.dat indien,
de subsidie eindigtde gemeente zal moeten betalen voor het
door haar verbruikte water. Indien men aanneemt, dat be-