202
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 October 1884.
liezendat in Dordrecht het water uit de rivier wordt ge
trokken terwijl de prise d'eau hier veel verder af zal zijn
gelegenwaardoor de kosten van aanleg oneindig grooter
zullen zijn.
Het tarief wordt nu zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De heer Planteuga verlangt geen stemming, maar verklaart
zich tegen.
Art. 18. De heer Troolstra geeft in overweging om dit
artikel gesplitst in behandeling te nemen n.l. eerst de eerste
alinead. i. de subsidie te besprekenen daarna de overige
alinea's van het artikelomdat hij voornemens is op dat 2e
gedeelte een amendement in te dienenwanneer omtrent de
subsidie eene beslissing is genomen.
De heer do la Faillo moet namens rapporteurs eene ver
gissing redusseeren. Niet aan het slot van dit artikel, zooals
is voorgesteldmaar aan het slot van de le alinea zal toe
voeging van de woorden wanneer en voor zoover hij aan
zijne verpligtingen bij art. 2 omschrevenvoldoetmoeten
geschieden.
De heer Troelstra geeft te kennendat zijn hoofd hij
kan wel zeggen, eenig overwegend bezwaar tegen het ver-
leenen der concessie zich grond op deze le alinea. Het is
bekenddat niemand op zich zelf tegen eene waterleiding
heeft, maar in de discussiën is toch ook gebleken dat eene
waterleiding niet noodzakelijk wordt geachten deze dus een
groote finantieele opoffering aan de gemeente mag kosten.
Want feitelijk verkrijgt de gemeente voor eene som van
80,000 niets terug.
Spr. is er vast van overtuigd dat de finantieele toestand
niet toelaat eene dergelijke uitgave te doen. De thans aan
geboden begrooting sluit, als men juist wil rekenen, met
een tekort van ƒ20,000 op de gewone uitgaven. En waar
men nu reeds zooveel heeft geleenddat men 20,000 meer
rente moet betalen dan voor 9 jaren, waar de gemeente min
der subsidie krijgt van het rijk voor het onderwijsen wel
tot een bedrag van ruim ƒ6000, waar men dan staat voor
eene verhooging van belastingdaar gelooft spr. dat men
door vaststelling dezer subsidie de gemeente een te grooter
last zal opleggen.
Dit hoofdbezwaar wenscht spr. te memoreren als reden
waarom hij tegen de le aliuea zal stemmen.
De heer van Harinxma thoe Slooten zou veel kun
nen zeggen tegen de beschouwingen van den heer Troelstra,
maar daar die kwestie reeds bij de algemeene beraadslagingen
uitvoerig is besproken zal hij er nu niet op terugkomen.
Hij wenscht echter aan de rapporteurs te vragen of zij met
de in te lasschen woorden „wanneer en voor zoover" eene
bijzondere bedoeling hebben. Staan die woorden er niet bij,
dan wordt alleen bepaald dat de subsidie zal worden uitge
keerd wanneer aan de gestelde eischen wordt voldaanmaar
met die woorden zal de gemeente telkens moeten beoordeelen
öf zij voldeden aan de verpligtingen en in hoeveren die
beoordeeling nu acht spr. moeijelijk.
De heer Star Busmann verklaart dat rapporteurs geen
bezwaar hebben tegen de weglating van de geïncrimineerde
woorden, als zoodanig door den heer van Harinxma aange
duid. Het was de bedoeling van de commissie omzooals
die spreker wildealleen de subsidie te doen uitkeeren
indien de concessionarissen aan hunne verpligtingen voldeden.
Daarom zullen die woorden gevoegelijk kunnen worden ver
vangen door „indien".
De heer OosterhofF had evenals de heer Troelstra uit een
finantiëel oogpunt bezwaren tegen het verleenen der concessie,
maar zal nu toch niet medegaan met dien sprekerwaar deze
tegen de le alinea van dit artikel zal stemmen. De raad
toch heeft nu eenmaal beslist dat de finantiè'Ie last voor de
gemeente niet te groot is en de concessie is verleenddie
kwestie behoeft dus niet meer te worden besproken. Maar
is de heer Troelstra tegen de subsidie, dan zal hij, volgens
spr. andere gronden moeten aanvoeren en aantoonen dat die
hooger is dan in andere gemeenten niet dat zij voor de
draagkrachten der gemeente te hoog is
Den heer Troolstra doet het leeddat hij zich niet op
het standpunt van den heer Oosterhoff kan plaatsen. Al
mag het beginsel door de meerderheid ziju aangenomen, zoo
sluit dit niet in zich dat men niet tegen een onderdeel der
voorwaarden mag stemmen. Dat is reeds meermalen gebeurd
en het onderwerpelijk voorstel is evenzeer een onderdeel van
het geheelal beheerscht het ook de geheele kwestie.
De heer do la Faille bekent dat hij weinig verstand van
de gemeente financiën heeftmaar wanneer de heer Troelstra
opmerkt, dat de gemeente ƒ20,000 rente meer in de laatste
9 jaren moet betalen, dan moet spr. er toch op wijzen, dat
het waarlijk niet alle improductieve uitgaven zijnn.l. voor
de veemarktde stadsreinigingde gasfabriek. Men behoeft
dus niet zulk een schrikbeeld te stellen.
De heer Dirks wenschthoewel hij tot nu toe over deze
kwestie gezwegen heefttoch naar aanleiding van dat zoo
even ons voorgehouden schrikbeeld iets in het midden te
brengen. Hij herinnert zich dat de hoofdelijke omslag die
thans ongeveer 3 50 ten honderd is, vroeger wel bijna 4 ten
honderd is geweestwel een bewijs dat de lasten toen zeker
ook geen te groot bezwaar waren. En wanneer men nu ziet
dat in de eerste 2 jaren ƒ15,000, en de drie daarop volgende
telken jare ƒ10,000, en zoo vervolgens steeds afdalende tot
jaarlijks ƒ3000, tot een gezamenlijk bedrag van ƒ120,000
in veertien jaren moet uitgekeerd worden, dan berekent spr.
dat de lasten met een tiende gedurende de twee eerste jaren
wordende vermeerderd, men dus in plaats van 3.50 dan
3.85 ten honderd in de hoofdelijke omslag zal moeten betalen.
Dat is dan altijd nog minder dan de 4°/0 die men vroe
ger wel heeft moeten betalen en in de 12 volgende jaren
daalt die meerdere heffing naarmate de uitkeering daalt
en houdt na 14 jaren op altijd gesteld dat die verhooging
noodig is.
De heer Plantenga zou den heer de la Faille haast kun
nen benijden diens mindere bekendheid met de finantiën der
gemeente hij zou zich dan niet zoo bezorgd maken als nu
dikwijls het geval is. Spr. is volstrekt niet onbekend er mede
en noemt den heer Troelstra in zijne beweringen zelfs matig
deze toch heeft niet gesproken over de aflossing van eene
leening ad 240,000 voor de gasfabriek, die in 10jaar moet
zijn afgelostdeze heeft ook niet de aandacht er op geves
tigd dat men nog niet weethoe de verhouding tusschen de
rijks- en de gemeente-finantiën zal worden gewijzigd waar
van wel het gevolg zal zijndat het aan de gemeente toeko
mend bedrag van de personeele belasting f 10,000 minder
zal zijn. Door de regering toch wordt voorgesteld in plaats
van 1 - slechts 3/5 aan de gemeenten af te staan.
Spr. deelt dus de zienswijze van den heer Troelstra.
De heer Troelstra moet er even op wijzendat de heer
Dirks toch ook veronderstelt dat de belasting zal moeten wor
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 en 11 October 1884.
203
den verhoogd hetgeen hij echter geen bezwaar acht. Maar I
als de belasting moet worden verhoogd tengevolge dezer sub
sidie dan zullen vele ingezetenen daarin moeten deelen, die
geen genot van de waterleiding hebbenen dat is zeker min
der aangenaamhoewel het geheel wettig is.
De heer Bekhuis acht het, bij aanneming van het amen
dement in het onzekere of gedurende het bestaan van ge
schillen tusschen de concessionaris en de gemeentede ge
meente de subsidie moet blijven uitkeeren. Om die onzeker
heid weg te nemen stelt hij voor aan het slot de volgende
bepaling op te nemen: „de uitbetaling der subsidie heeft geen
plaats zoolang tusschen het gemeentebestuur en de concessio
naris geschillen bestaan bedoeld in artikel 3."
Dit amendement wordt ondersteund en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen zoo ook de wijziging van rapporteurs.
De geheele le alinea wordt nu in stemming gebragt en
aangenomen met 15 tegen 5 stemmen, de van de heeren
Troelstra, C. W. A. Buma, Plantenga, Kuipers en Dijkstra.
Nu worden de overige alinea's van artikel 18 in behande
ling genomen.
De heer Troelstra zegt, dat volgens deze alinea's de ge
meente zal deelen in de winsten. Van de winsten moet echter
eerst 1 voor het reservefonds worden afgetrokkendan 5 0
van het maatschappelijk kapitaal voor renteen dan eerst
van hetgeen dan overschiet, krijgt de gemeente 25 Neemt
men nu echter in aanmerking dat de gemeente zich een groot
offer moet getroosten en dat de concessionarissen de onder
neming beginnen niet uit philantropie maar om zaken te
doen, dan mag, naar spr. meent, de gemeente ook mede-
deelen in de dividenden.
Daarenboven wordt niet gesproken over de hoegrootheid
van het maatschappelijk kapitaaldat kan wel onevenredig
groot gemaakt wordenen wanneer dan van de winsten
eerst 6 °/0 van dat kapitaal wordt afgetrokkendan zal het
bedrag ad 25 0 0 van het resteerende weinig of niets bedragen.
Spr. stelt nu voor om met het oog daarop de 5e en 6e
alinea van artikel 18 te lezen als volgt: „Van het dan even
tueel resteerende zal binnen vijf maanden na afloop van ieder
boekjaar aan de gemeente gedurende den geheelen duur der
concessie worden uitgekeerd een gelijk dividend als aan de
aandeelhouders voor het door hen op de aandeelen gestorte
bedrag, en wel in evenredigheid van de door de gemeente
uitgekeerde subsidie, na aftrek van het bedrag wegens het
aan haar kosteloos geleverde water, met uitzondering van dat
voor brandblussching, berekend naar de prijzen in de 4e
alinea van art. 17 genoemd."
Spr. wenscht dus ongeveer een bedrag ad 80,000 van
de subsidie, met de aandeelen gelijk te doen deelen in de
eventueele winst.
De heer van. Harinxma thoe Slooten heeft als hoofd
bezwaar tegen deze wijziging, dat zij geheel ingrijpt in het
systeem van art 18, d i. het systeem van subsidie; de heer
Troelstra wil die con verteeren in aandeelen, maar dat acht
spr. onmogelijk. En wat het bezwaar betreft, dat de con
cessionarissen het maatschappelijk kapitaal onevenredig groot
zullen kunnen makenspr. gelooft weldat daaraan door
eene bepaling in de overeenkomst zou zijn tegemoet te komen.
Ook zou men daartegen kunnen worden gewaarborgddoor
hier te lezen „gestort kapitaal".
De heer Troelstra moet tot regt verstand van zaken er
op wijzen dat de gemeente, wat er ook gebeurt, hare sub;
sidie kwijt is, terwijl bijv. bij een faillissement de aandeel
houders nog in de eventueele baten deelen. En nu acht spr.
er niets onbillijks in dat de gemeenteaandeel in de winst
neemt voor hare subsidie. De concessie is verleend voor 50
jaren, zoodat de onderneming gelegenheid heeft tot een gun
stig resultaat te komen, en wanneer-nu de gemeente eene zui
vere subsidie geeft gelijk aan ongeveer 1van het maatschap
pelijk kapitaaldat op 7 ton kan worden gesteld, dan is 't niet
meer dan regt, dat zij later als er winsten komen voor die
opoffering mede schadeloos wordt gesteld.
De heer Wiersma kan dergelijk ingrijpend amendement
niet zoo voetstoots voldoende overwegen zelfs na lezing is
hem de portee er van niet duidelijk, zoodat hij, ten einde
in een dergelijk veranderd systeem een goed overdacht besluit
te kunnen nemen in overweging geeft om de behandeling van
dit onderwerp tot eene volgende vergadering te verdagen.
De heer Troelstra erkent, dat zijn amendement eenige
overweging eischt. Hij stelt dus voor de behandeling daar
van uit te stellen, en in dien tusschentijd zijn amendement
te doen drukken en aan de leden rond te zenden.
Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming
besloten.
Door den Voorzitter wordt nu in overweging gegeven
heden avoud de behandeling voort te zetten. Dewijl eenige
leden zich daartegen verklaren, wordt het in stemming ge
bragt en verworpen met 17 tegen 3 stemmen. Voorstemden
de heeren Dirks, Brunger en de la Faille.
De Voorzitter verklaart de leden te zullen bijeenroepen
op een nader te bepalen dag.
De vergadering wordt hierop gesloten.
Vergadering van Zaturdag 11 October 1884.
Tegenwoordig 20 leden.
Afwezig de heer mr. E. Star Busmannmet kennisgeving.
Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholt, burgemeester.
I. De notulen van de vorige op den 9 October j.l. gehou
den vergadering worden gelezen.
De heer van Sloterdijck heeft eene opmerking omtrent
een gedeelte in deze notulenwaar vermeld staatdat ten
gevolge eene vergissing vau den heer Plantengaop voorstel
van den voorzitter besloten is, den uitslag van de stemming
over de le alinea van artikel 11 der voorwaarden voor de
concessie tot den aanleg eener drinkwaterleiding anders te
noteren dan hij werkelijk was geweest. Spr. acht dit minder
juist en stelt voor dit in dien zin weer te geven dat be-
besloten is de resumtie van de stemming te wijzigen naar
aanleiding van de verklaring van den heer Plantenga.
Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming be
sloten en met inachtneming der wijziging worden de notulen
goedgekeurd.
II. Mededeeling geschiedt van eene missive van de heeren
Th. A. van den Broek en G. W. van Barneveld Kooy Jr. te
Amsterdam, betreffende het door den heer J. Proelstra inde
vorige vergadering op 9 October j.l. ingediend amendement
op art. 18 der concessie-voorwaarden voor den aanleg en de
exploitatie eener drinkwaterleiding.
Deze missive wordt voor kennisgeving aangenomen.
III. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten: