220
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 15 November 1884.
onderwijs voor hunne kinderen, bovendien onderstand hopen
te verkrijgen.
De heer van Harinxma tlioe Slooten geeft in antwoord
op den vorigen sprekerte kennen dat ook in zijn oog dit
bezwaar niet gering is. Ieder toch die lang in deze gemeente
is geweest en bekend is geworden met den toestand alhier
kan het bezwaar voor de armenzorg, gelegen in het trekken
der vagabonderende bevolkingwel appreciëren. Spr. heeft
zich, nog geen 24 uur geleden, er van vergewist, dat in de
Harlingervaart 25 woonschepen liggenen vreest nu dat
wanneer de vorst invalt, die bevolking aan den armenstaat
zal komennu zijn zij nog wel werkzaam aan de werken
bij het spoor, maar zoodra de vorst invalt houdt ook dat
werk op. Spr. schrijft dat trekken dier lieden hierheen min
der toe aan de zucht om onderwijs voor hunne kinderen te
verkrijgenals wel aan den bekenden weldadigheidszin in
deze gemeente, aan de zorg van de verschillende armbestu
ren en instellingen om het lot der behoeftigen zich aan te
trekken.
Daarenboven wijst spreker den heer Minnema Buma er op,
dat de verordening van polipie op het leggen van woonsche
pen het middel aan de hand geeftom het liggen met woon
schepen te keerende policie is gemagtigd om alle dergelijke
schepen te verwijderenindien de bewoners geen vergunning
tot het leggen van den burgemeester hebben bekomen.
De heer Minnema Buma kan dit wel beamen, maar
moet toch te kennen geven dat hij niet de altijd teere kwestie
der woonschepen heeft aangeroerd. Hij heeft alleen het oog
op het onderwijs aan alhier vreemde schipperskinderenen
zou zich als hij lid was der commissie van toezigt, er zeer
over bedenken om die kinderen op te nemen.
De heer Plantenga gelooft dat de vorige geachte spreker
eene minder juiste opvatting heeft. Immers niet de commissie
van toezigt, maar wel burgemeester en wethouders beslissen
over de toelating van kinderen van onvermogenden, op de
kostelooze scholen.
De heer van Sloterdijck heeft den heer Duparc wel vele
middelen hooren aangeven, om in de behoefte te voorzien,
maar gelooft dat daarop wel wat valt af te dingen. Is een
maal de aanstelling geschied voor de gemeenteschool no 11,
dan kan de onderwijzer geen onderwijs geven aan eene der
andere scholen, hetgeen wel het geval zou kunnen zijn, als
de onderwijzer volgens de uitdrukking van den heer Duparc.
als wandelleeraar werd aangesteld. Wordt hij echter aan eene
bepaalde school benoemddan is dat in het nadeel van de
practijk, daar hij dan geen onderwijs aan de andere scholen
kan geven. Spr. vindt het daarom beter, om nu voor het
onderwijs aan schipperskinderen eene onbepaalde aanstelling
te doen geschieden.
De Voorzitter merkt op, dat daartegen wettelijk bezwaar
bestaat; de benoeming toch geschiedt na advies van het hoofd
der betrokken schoolwerd een onderwijzer gevraagd niet
voor eene bepaalde school, maar voor een der scholen, dan
zou uit de wet volgendat de hoofden van alle scholen zou
den, moeten worden gehoord, wat toch niet wel uitvoer
baar is.
De heer Duparc heeft reeds erkend, dat na 1 April de
onderwijzer aan de bijklasse van gemeenteschool no. 11 geen
werk zal hebben, maar heeft er tevens op gewezen, dat meest
altijd eene vacature is te vervullen. Er gaat toch haast geen
raadsvergadering voorbij, waarin niet eene benoeming van
onderwijzers plaats heeft. Volgens art. 32 der onderwijswet
hebben burgemeester en wethouders uu de bevoegdheid om
den thans te benoemen onderwijzer, altijd met zijnen wil, aan
een andere school tijdelijk aan te stellen.
Spr. blijft er overigens bijdat de aanneming van het voor
stel van burgemeester en wethouders het eenige middel is, om
langs wettelijken weg aan de schipperskinderen onderwijs te
geven.
De heer Dirks meent uit de woorden van den heer Du
parc te hebben verstaan dat de lage klassen der verschillende
scholeö vol zijn voorzeker zal dan aan verscheidene aanvra
gen om plaatsing niet kunnen worden voldaan. Nu meent
spr. dat aan de zaak deze oplossing kan worden gegeven,
dat wanneer tegen April het onderwijs voor de scliippers-kin-
deren ophoudt, de daarmede belaste onderwijzer dan onder
wijs zal kunnen gaan geven aan de kinderen, die op de andere
scholen geene plaatsing hebben kunnen vinden.
De heer Menalda geeft te kennen dat hij voor het voor
stel zal stemmenmaar alleen daaromomdat de tijd dringt
en het voor dit saizoen moeijelijk is op eene andere wijze
in het onderwijs te voorzien. De heer Duparc heeft reeds
doen uitkomen, dat het beter ware, zoo deze zaak in handen
was van eene bijzondere commissie, en spr. kan daarmede
volkomen instemmen. Burgemeester en wethouders zullen nu
wel van November tot April onderwijs doen geven, maar wat
geeft, vraagt spr., het onderwijs in zulk een korten tijd De
gemeente kan echter niet meer doen, maar wanneer het een
punt van zorg uitmaakte voor eene bijzondere commissie, dan
gelooft spr. dat vollediger de belangen dier kinderen zouden
worden behartigden middelen konden worden beraamd om hun
meer geregeld en aanhoudend van het onderwijs te doen pro
fiteren en te voorkomen dat in acht maanden verliep wat in
vier maanden was opgedaan.
De heer van Harinxma tlioe Slooten wenscht in aan
sluiting met het zooeven gesprokene op te merken dat hij
de zienswijze van den heer Menalda deelt; deze zienswijze is
vooral daarom ook de zijne geworden, omdat het voorstel ge
heel buiten spreker's voorkennis is geformuleerd in een an
deren vorm en met eene andere strekking dan oorspronkelijk
door burgemeester en wethouders was besloten. Zooals de
conclusie hier luidt, zal hij zijne stem daaraan noodealleen
door de urgentie gedrongen geven.
De Voorzitter erkent dat het oorspronkelijke voorstel
eenigzins anders luidde. Als men evenwel bekend is met de
wijze van behandeling welke bij de indiening van dit voor
stel gevolgd is, zal de vergadering daarin de verklaring van
die omstandigheid vinden. Het voorstel is ontworpen door
een lid van het dagelijksch bestuur en een lid van de com-
missie van toezigt op het lager onderwijs, en de daarin ge-
bragte wijziging had plaats op verzoek van dat lid der school
commissie even vóór de indiening in de vorige vergadering,
om het in overeenstemming te brengen met de wet.
De heer van Harinxma thoe Slooten moet opmerken,
dat al acht de laatste spreker de zaak in strijd met de wet,
men toch eene andere zienswijze kan gedogenmaar boven
dien betwijfelt spr. het, of er strijd was met de wet. Hij is
echter van oordeel dat men met de zaak, zooals ze oorspron
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 15 November 1884.
221
kelijk bij burgemeester en wethouders was vastgesteldwel
had kunnen beginnen. Spr. herhaalt echter dat hij thans
niet verder spreken wil over de vraag of zij al of niet in
overeenstemming was met de wet.
De heer Duparc heeft den indruk gekregen, alsof de heer
van Harinxma onderscheid maakt tusschen in strijd zijn en
niet in overeenstemming zijn met de wet. Hoe dit zij spr.
acht het wel degelijk in strijd met de wet. een onderwijzer te be
noemen niet voor een bepaalde schoolmaar voor één der
scholenzonder nadere aanduiding.
De heer Wiersma gelooft dat de heer Duparc beter in
de verordeningen tehuis ie dan hij, en acht 't dus gewaagd
om zonder zich voldoende op de zaak te hebben gepraepa-
reerdmet dien spr. in het strijdperk te treden.
Hij wil alleen pointeren, dat juist de omstandigheid, dat
de onderwijzer aan ééne der scholen zal worden benoemd
hem heeft genoopt tot dit voorstel mede te werken. Zooals
het nu is voorgesteldheeft hij bezwaar er tegendaar men
niet zeker isdat er eene vacature zal ontstaan.
Waarom kan men niet handelen overeenkomstig het oor
spronkelijk voorstel van burgemeester en wethouderswel zou
dat eene kleine transactie zijn met de wet, gelijk de heer
Duparc heeft opgemerkt, maar men zou voor die benoeming
het hoofd der school no. 11 kunnen hooren en toch de aan
stelling doen geschieden voor een der gemeentescholen. Kan
dit niet goedgekeuid worden, dan acht spr. het beter om het
onderwijs aan schipperskinderen gegevente laten in den
tegenwoordigen toestand en in het volgend jaar daarover met
de commissie voor volksonderwijs te onderhandelen.
Hierna wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
2. Ontwerp gemeente-begrooting dienst 1885. (Zie bijlagen
no. 27, 28, 31 en 32 tot het verslag van's raadshandelingen).
De voorzitter stelt de gelegenheid open tot het voeren van
algemeene beschouwingen over dit ontwerp.
De heer Miunema Buma verklaart de memorie van be
antwoording van burgemeester en wethouders met belangstel
ling te hebben gelezen en brengt hulde toe aan dat collegie,
voor de wijze waarop het in dat stuk heeft getracht te weer
leggen de in het sectieverslag door rapporteurs weêrgegevene
en gedeeltelijk beaamde, meer donkere zienswijze over den
financiëlen toestand der gemeente, eene zienswijze, die, zooals
nu blijkt, niet die van burgemeester en wethouders is.
Eerst voor een paar dagen is deze memorie aan de leden
gezondenzoodat rapporteurs weinig tijd hadden om de me
morie voet voor vost naauwkeurig na te gaan, en, zoo mo
gelijk, na kennisneming van de noodige gegevens te weerleg
gen zij behouden zieh voor om later bij de behandeling der
bijzondere artikelen hunne dubia, zooveel mogelijk, ter sprake
te brengen.
Spr. heeft eene kleir.e opmerking omtrent de conclusie van
burgemeester en wethouders; volgens de memorie toch heb
ben deze in de besprekingen in de sectiën een zeker desa-
veu gezienzij zeggen dat dergelijke geuite meeningen het
crediet der gemeente zouden kunnen aantasten en een onver
diende schaduw werpen op de bekwaamheid en de voorzigtig-
heid vau hen, aan wier zorg in de laatste 20 jaren de leiding
der financiën is toevertrouwd geweest. Rapporteurs zien niet
in dat door inkrimping van uitgaven in achteruitgaande tij
den het crediet van de gemeente schade zoude kunnen lijden,
integendeel het zal er door versterken evenmin is er sprake
van dat zij eene schaduw op het beheer hebben willen wer
pen immers toch heeft de Raad door de voorstellen van het
dagelijksch bestuurdat beheer betreffende, aan te nemen en
tot zijn systeem te maken, de volle verantwoording daarvan
op zich genomen.
Maar dit staat, volgens spr., vast, dat men het beheer en
de stand der financiën van verschillende kanten kan beschou
wen. Wil men de teiing naar de nering zetten, zooals een
goed huisvader zal doen, dan zal men de tot nu toe gevolgde
gedragslijn niet bestendigenmaar anders is het, wanneer men
zich stelt op een economisch standpunt, waarbij het de vraag
geldt, wat wenschelijk, wat overeenkomstig den eisch des tijds
is, en waarbij de geldkwestie op den achtergrond treedt. En
is nu van dat systeem vermeerdering van schuld en verhoo
ging van belasting het gevolgdan gaat spr. mede met den
meer voorzigtigen huisvader.
Duidelijk is het nu, dat er verschil van meening kan be
staan ieders opinie nu zal spr. eerbiedigen en daarom ge
looft hij nietdatterwijl ieder het regt van eigen opinie
heeft, door het uiten daarvan eene schaduw op anderer opinie
geworpen of daartegen wantrouwen gewekt wordt.
De heer Duparc wenschtna de hulde door den alge-
meer en rapporteur aan de memorie van beantwoording ge-
bragt, mede met een enkel woord daarvoor aan burgemeester
en wethouders hulde te betuigenen hij gelooft daarbij te
spreken ook uit naam van andere leden dezer vergadering.
De memorie toch bevat een belangrijk exposé der gemeente-
finantiën, wel over de laatste 22 jaren, maar dat van blijvende
waarde zal zijn. Eene bijzondere zorg is aan de opmaking
van dat stuk besteeddie algemeene waardering verdient
hetzij men zich al of niet met de uit de cijfers getrokken
conclusiën kan vereenigen.
Spr. kan intusschen die conclusiën beamen en is, met bur
gemeester en wethoudersvan gevoelendat het verslag van
rapporteurs al te pessimistisch is over den finantiëlen toestand
van Leeuwarden. Men moet vooral niet over het hoofd zien,
dat, al bedraagt de hoofdelijke omslag 3Va pet., daarvoor
aan de ingezetenen het genot van tal van inrigtingen wordt
verschaft, dat voor het platteland en vele andere steden van
Friesland, met vrij wat hooger percentage, ten eenenmale onbereik
baar is. Door voort te gaan, het aanzien van Leeuwarden
zoo behagelijk mogelijk te maken en hare inrigtingen van
onderwijs aan de besten van elders gelijk te doen blijveD, zal
Leeuwarden, het centrum van Friesland, niet alleen velen uit
andere plaatsen der provincie tot zich blijven trekkenmaar
ook ingezetenen die zich anders misschien naar groote steden
in andere provinciën zouden willen begevenhier houden.
Bovendien, Leeuwarden is eene provinciale hoofdstad en „il
faut payer de sa gloire". Spreker gelooft overigens niet, dat
men zich zoo bijzonder beangst behoeft te maken over de finan-
tiële toekomst onzer gemeente, en geeft het burgemeester en
wethouders geheel toe, als zij in de memorie zeggen, „dat,
wanneer het bestuur beangst wordt door het feit van de ver
meerdering der schuld zelf, dit de remschoen zal worden,
weikeu den verderen vooruitgang op het gebied der openbare
werken belemmert."
Spr.die wegens ziekte aan de behandeling slechts van een
gedeelte der begrooting in de sectiën kon deelnemenwas
een oogenblikna het lezen van het verslag van de com
missie van rapporteurs, geneigd met hen mede te gaan. Na