222 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 15 November 1884. kennisneming en aandachtige lezing van de memorie van be antwoording, is hij echter ten volle overtuigd geworden, dat de in dezen door burgemeester en wethouders aangewezen weg de eenige juiste en goede is. Ook de heer Flantonga heeft de memorie met genoegen gelezen, en dit te meer, omdat hij de finantiën der gemeente met zorg tegemoet zieten nu daarin zoo krachtig wordt tegengesproken hij rekent het gelukkig dat anderen van een tegenovergestelde opinie zijn. Spreker kan echter niet in alles medegaan met de beschou wingen van burgemeester en wethoudershij acht de duide lijke verklaring in het antwoorddat men altijd met de uiterste spaarzaamheid de finantiën moet besturen en men altijd angstig moet zijn om de belastingen eenigzins te ver- hoogenniet in overeenstemming met de mede in de memorie voorkomende rooskleurige beschouwingen. De heer Duparc heeft er op gewezen dat Leeuwarden meer en meer een aantrekkingspuut zou zijn voor de provincie en daardoor tal van vreemdelingen zich hier vestigen spr. noemt dit wel wat optimistisch voorgesteldhij voor zich bespeurt van dien toenemenden bloei niets hij houdt 't er voor dat Leeuwardens welvaart als hoofdstad van Friesland afhangt van de welvaart der provincie en verschillende omstandigheden duiden aan dat die welvaart, in de laatste tijden achter uit gegaan zich niet zoo spoedig zal herstellen. Daarenboven het getal ingezetenen vermindertvele huizengroote en kleine, zoowel in het centrum der stad als in de buitenwijken staan ledighetgeen naar spr. meent toch geen gunstig teeken is. Spr. waardeert zeer het gegeven exposé van de finantiën over de laatste 20 jarenmaar htj moet toch opmerkendat vroeger meer dan eens een exposé is gegevenwaarvan de cijfers een veel gunstiger resultaat opleverden. Hij verwijst naar het verslag van de gemeente over het jaar 1873, waarbij is gevoegd een tabel waaruit blijkt dat in de jaren 70, 71 en 72 belangrijke sommen uit de gewone middelen tot bui tengewone werken en aflossing van schuld zijn besteed, terwijl nu de gewone middelen zelfs niet de gewone uitgaven kun nen dekken. Wel is sinds dien tijd de hoofdelijke omslag vermeerderdmaar dat verschijnsel acht spr. geen gevolg van meerdere welvaart, maar van strengere toepassing der belas ting en gewijzigde klassenverdeeling. In 1862 bijv. was het getal aangeslagenen 2127 en in 1884 4170. Spreker heeft voor zich de begrooting voor het jaar 1874, een van de eerste die hij de eer had mede vast te stellen. Op die begrooting is voor verschuldigde renten de som van ongeveer ƒ25,000 minder uitgetrokken en toch leest hij in het door de toenmalige rapporteurs uitgebragt verslag over die begrooting de volgende opmerkingswaardige woorden „In de 2e en 3e sectiën heeft het onderzoek der concept- begrooting voor 1874 aanleiding gegeven tot algemeene be schouwingen welke in het kort hierop neerkomen dat de zeer belangrijke verhooging van het cijfer der gewone uitga ven in de laatste jaren ernstige bekommering wektvooral omdat daar tegenover geen evenredige toeneming van gewone inkomsten staatdat het noodzakelijk gevolg hiervan isdat het cijfer van de plaatselijke directie belasting op het inko men gestadig stijgt, iets waarmede men te minder vrede konde hebbennaarmate men meer algemeen overtuigd werddat de percentage van die belasting te hoog is naar het werke lijke belastbare inkomen in deze gemeente m. a. w. dat door verschillende omstandigheden de billijkheid van den omslag dier belasting hoog gebrekkig is dat daarenboven de achter uitgang in het bedrag der batige saldo's, en het geweldig ■tijgen van het cijfer der gemeentelijke schuldzonder dat dit met eene eenigzins evenredige aflossing gepaard gaat, zoovele blijken zijn van finantieelen achteruitgang der gemeente die het ergste zou moeten doen vreezeu dat toch de gemeen telijke schuld, die in 1853 ƒ147,000 bedroeg, thans niet minder dan 919,000 beloopt,' dat hiervoor 43,825 in het jaar aau rente moet worden betaald dat hier tegenover eene aflossing wordt aangebragt van slechts ƒ18,000, terwijl eene nieuwe leening van ƒ115,000 wordt voorgesteld en een post van uitgaaf voorgedragen waarvan de vaststelliug reeds nu de begrooting voor 1875 met eene leening van f 100,000 zou belasten. Met liet oog op dit een en ander werd voornamelijk in de 2e sectie aangedrongen op het aanwenden van pogingen tot vermeerdering der gewone inkomsten b. v. door het wijzigen van de heffing der belasting op het inkomen met het dub bele doel van meerdere opbrengst en billijke verdeeling van den last. Rapporteurs zijn van oordeeldat de bezorgdheid die in de sectiën werd uitgesproken niet zouder grond is. Inzonder heid geldt dit van de enorme vermeerdering van den schul denlast waar tegenover werkelijk geene evenredige aflossing staat en waardoor de gemeente een steeds klimmende rente betaling moet doen, die een zeer belangrijk deel van de ge wone inkomsten verslindt." Met die beschouwingen en cijfers voor oogengelooft spr. dat men wel reden tot voorzigtigheid heeften daarom zal hij bij de behandeling der verschillende posten gaarne de rapporteurs in hunne pogingen tot bezuiniging steunen. De heer Duparo heeft aan het straks door hem gespro kene nog iets toe te voegen nl. dat burgemeester en wet houders bij hunne vergelijking van de toestanden tusschen 1862 en 1884, nog een belangrijken factor hadden kunnen bijbrengende sinds plaats g«had hebbende vermeerdering der bevolking van ongeveer 25.000 tot 29,000 zielen. Wel heeft de heer Plantenga gezegd dat de bevolking in de paar laatste jaren is verminderd Spr. kan dit niet ontkennen maar gelooft nietdat die vermindering zoo bijzonder is te betreuren. Integendeel, men zou kunnen wenschendat dergelijke vermindering in nog meerdere mate plaats had wantzegt spr.de meeste der vertrokken personen waren die weinig produceerden vooral in 1883 verlieten verschei dene personen deze stadom zich naar Amsterdambij ge legenheid der internationale tentoonstelling, te begevenin de hoop daar een beter bestaan te zullen vinden dan zij hier haddeneen verschijnseldat trouwens schier door geheel Nederland viel op te merken. De lieer Plantenga heeft ook op het platteland gewezen Spr., die meent eenigzins met de toestanden aldaar bekend te zijn weetdat daar meer en meer bij vele gegoede inge zetenen de neiging ontstaatomzoo niet met hun geheele gezin herwaarts te trekkendan toch hunne kinderen naar Leeuwarden ter school te zendenomdat dezen in hunne eigene woonplaats weinig meer dan gewoon lager onderwijs kunnen ontvangenen dit is voorzeker een voor Leeuwarden verblijdend verschijnsel. Spr. wijst voorts op andere plaatsen der provincie, waar de hoofdelijke omslag van jaar tot jaar wordt verhoogd. Te Verslag uer handelingen .an den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 15 November 1884. 223 Harlingen heeft dit nog vóór weinige dagen tot 5 pet. van het inkomen plaats gehad. Te Groningen was de percentage vroeger ruim 1 pet., nu is zij tot bijna 3 pet. geklommen, terwijl daar voor de uitbreiding van de bebouwde kom der ge meente nog veel werken tot stand moeten worden gebragt die hier in dit opzigt reeds voorlang zijn uitgevoerd. Spr. komt verder terug op een ander punt in het rapport, waar de wenschelijkheid wordt uitgesproken om de verschil lende bronnen vau inkomsten te vermeerderen. Spr. herin nert er aan, dat hij in het vorige jaar de aandacht er op heeft gevestigdom eene zekere retributie te heffen voor het gebruik van de publieke straat, hetgeen althans eene kleine vermeerdering van inkomsten tengevolge zou hebben. Bur gemeester en wethouders zijn echter daarop niet ingegaan. Spr. mo3t zich echter ten sterkste verklaren tegen eventuele verhooging van schoolgelddie min of meer door de com missie van rapporteurs wordt aanbevolen. En hij doet dit evenzeer tegen de heffing van verhoogd schoolgeld voor die leerlingen waarvan de ouders in andere gemeenten wonen dit laatste zou geheel op de wet afstuiten gelijk reeds uit herhaalde beslissingen van hooger gezag is gebleken. Iets anders zou het zijnvan de naburige gemeenten zelve eene bijdrage te vragen voor zoodanige leerlingen. De commissie van rapporteurs zegt weldat dit op groote praetische be zwaren zou stuitendoch spr. zou niet weten waar die te vinden. Hij haalt als voorbeeld aan de overeenkomst nog niet lang geleden dienaangaande met de gemeente Leeuwar- deradeel gesloten, omtrent het herbalings-onderwijs. Ilij wijst ook op andere gemeenten van Friesland waar insgelijks met omliggende gemeenten omtrent het onderwijs eene gemeen schappelijke regeling is tot stand gebragt Op dit oogenblik gaan een 40-tal kinderen uit de gemeenten Leeuwarderadeel MenaldumadeelTietjerksteradeel en Idaarderadeel hier ter school. Als men nu aanneemtdat ieder schoolgaand kind na aftrpk van het schoolgeld en de 30 pet rijks-subsidienog 20 a 25 aan de gemeente kostdan zou spr. niet we ten, waarom men die som niet van de andere gemeenten zou terugvragen. De gemeente Leeuwarden moet zorgen wel voor het onderwijs wn de kinderen hier wonendeniet voor die van andere gemeenten. In geen geval zal spr., gelijk hij zoo aanstonds reeds verklaarde, met rapporteurs mede gaan, om den toestand der gemeente finantiën te verbeteren, door algemeene verhooging der schoolgelden. De heer Boucker Audreae wenscht te verklarendat rapporteurs niet wenschen beschouwd te worden als basis voor hun verslag te hebben genomen de duistere zienswijze van de 3e sectiehij voor zich ten minste is niet zoo pessi mistisch. Rapporteurs zijn uitgegaan van de wenschelijkheid, om de leening ad ƒ19,000 uit de begrooting te ligten. Zij hebben gemeend om door enkele afsnijding bij de uitgaven en vermeerdering bij de inkomsten die leeniug te voorkomen en zijn van meeningdat daardoor de fiuantiën miet zullen lijden of tot eenige verwarring aanleiding zal worden gege ven. Yerder moet spr. opmerken, dat hij, door de algemeene beschouwingen en de memorie van beantwoording betreflende de verhooging der percentageniet van zienswijze is veran derd. Hij meent dat eene verhooging met 7/ioo pet. niet zal worden gevoeld door de belastingschuldigen, en dat, als men toch eenigermate de zekerheid heeft, dat in later tijd de percentage moet worden verhoogd, zooals blijkt uit de me morie van toelichting van burgemeester en wethouders bij de begrooting overgelegd, geleidelijke verhooging beter zal wer ken; spr. acht het voor de gemeente finantieel voordeeliger, en, zooals hij zeide, voor de belastingschuldigen te verkiezen. De heer Troelstra zal nog een enkel woord in het mid den brengen, vooral omdat hij zal stemmen vóór de amende menten. Er is in deze vergadering in den laatsten tijd nog al veel gesproken ovei den finantiëlen toestand der gemeente, o. a. toen de concessie voor de waterleiding aan de orde was en die toestand was voor spreker een hoofdmotief om tegen die concessie te stemmen. Het dagelijksch bestuur heeft nu in zijne memorie van antwoord een finantieel overzigt gele verd dat van blijvende waarde zal zijn en spr. brengt mede alle hulde aan den steller dier memorie. Daaruit blijkt dat sedert 1862 veel is tot stand gebragt zonder dat het noodig is geweest de percentage van den hoofdelijken omslag te verhoogen. Spr. moet echter opmerken, dat vele der oorzaken die in de memorie worden genoemd als de draagkracht der ingeze tenen te hebben versterkt en de belastingen ruimer te heb ben doen vloeijen, hare uitwerking hebben gehad. De huizen op de Willemskade leveren reeds sedert eenige jaren haar aandeel in de personele belasting en zij zijn zeker ook reeds alle in de grondbelasting aangeslagen. Een geleidelijke meer dere opbrengst van gemeente-belastingen is vooreerst niet meer te verwachten. Integendeel zijn er reeds kenteekenen die op vermindering wijzen. De beuwlust is bekoelder staan nog al huizen vooral bovenwoningen, ledig, waardoor de huurwaarde zal dalen. Het belastbaar inkomen moge al thans op het papier, sedert 1862 met ƒ2,000,000 zijn ver meerderd, over de laatste 5 jaar echter slechts met 4 ton en over 1885 zal men zeer waarschijnlijk op achteruitgang moeten wijzen. Daarbij komt, dat tengevolge de wijzigingen van de wet op het lager onderwijs de gemeente over 1385 eene subsidie van 6000 zal moeten derven. De sporen van belastingvermindering zijn reeds in de af gesloten rekeningen van 1882 en 1883 aanwezig. In 1882 bragten de belastingen op ƒ280,929 en in 1883 ƒ280,818, terwijl ze in de vorige jaren steeds met ƒ5000 a ƒ6000 toenamen. Met hoeveel voldoening op de laatste 20 jaren dan ook kan worden teruggezienheeft men, waar m*n de begro -ting van 1885 behandeltdaarop en op de naaste toekomst het oog te rigten. De ervaring leertdat de gewone uitgaven steeds toene men en daar nu ook tengevolge van de belangrijke uitgaven voor de gasfabriekde winsten die voor een deel voor ge wone uitgaven konden worden aangewend zullen verminde ren zal men, om belastingverhooging tot een minimum te kunnen beperkenzoo zuinig mogelijk moeten zijn en waar men natuurlijk het noodzakelijke moet doen zal alles wat niet noodig is moeten worden uitgesteld tot later. Spr. meent dat dit het rigtsnoer voor de naaste toekomst behoort te zijn. In dien zin vat hij de finantiële toestand der gemeentewanneer daarvan sprake is op. De heer Wiersma wenscht namens het dagelijksch be stuur de vorige sprekers te beantwoorden. Hij begint met te verklaren dat het exposé der finantiën is gegeven naar aanleiding van het verslag van de rapporteurs. Spr. noemt het een exposé, voornamelijk om de opvatting van den heer Plantenga af te wijzen, als zouden burgemeester en wethou-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 3