224 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 15 November 1884. ders zich in optimistische beschouwingen hebben begeven eene opvattingdie ook den indruk zou gevenalsof burge: meester en wethouders aan den raad een stuk hebben gezon- dedwaarin niet alleen wordt uiteengezet dat de rapporteurs dwalen in hunne donkere beschouwingenmaar alsof dat collegie den raad zou hebben toegeroepenLeeuwardens wel vaart gaat vooruitde finantiën zijn gunstig en men kan in het uitgeven gerust verder gaan. Dat zou z i. niet overeen komen met de zorg die aan een goed huisvader betaamt. Dat is de bedoeling van het exposé niet. De memorie van toelichting integendeel bevat de verklaring, dat zuinigheid zeer gewenscht is. Of er meer zuinigheid te betrachten is zooals door den heer Minnema Buma is aangedrongen, laat spr. in het midden de heer Troelstra wenscht het noodzakelijke dus te trachten zich te beperken in <le uitgaven. Dit nu ook heeft burgemeester en wethouders aanleiding gegeven om in de memorie te verklarendat zij de zuinigheid hopen te blijven beoefenen maar dat men niet te angstvallig in de uitgaven moet zijn waar die noodig blijken. Niettegenstaande dus dat burgemeester en wethouders er kennen en daaromtrent zelfs in de memorie eene vingerwij zing hebben doen voorkomen, dat ernst en voorzigtigheid aan te raden zijn, hebben zij willen aantoonendat het nog niet noodig is om angstvallig iederen vooruitgang te vermij den dat men niet bij het overwegen van eenen maatregel behoeft te besluiten dat hij wel wenschelijk is, maar dat men de kosten niet kan betalenm. a. w. datwanneer men zich de vraag steltof eene leening noodig ismen niet beangstigd behoeft te zijn over rente en aflossing. De heer Plantenga heeft als algemeene opmerking te ken nen gegeven dat z. i. een en ander niet op elkaar sluit immers, terwijl burgemeester en wethouders eenige optimis tische beschouwingen ten beste gevenmanen zij toch tot voorzigtigheid aan. Spr. zeide 't reeds, in de memorie komen geene beschouwingen van optimistischen aard voor zij dient ook niet om aan te toonen dat de uitgaven verminderen maar de daarin voorkomende becijfering strekt om te doen zien, dat de moeijelijkheid om het evenwigt der begrooting te krijgen niet het gevolg is van den meerderen rentelast, zoo als rapporteurs van meening zijn en in welken geest ook de heer Troelstra zich heeft uitgelaten bij de behandeling van de concessie-aanvraag voor den aanleg van eene drinkwater leiding waartegen dat lid zich om die reden ook heeft ver klaard. Burgemeester en wethouders hebben willen bestrij den het denkbeeld dat met de vermeerdering van rente ook vermeerdering van rentelast gepaard is gegaan. De heer Plantenga heeft ook gewezen op het verschillend cijfer der belastingschuldigen in 1862 en 1884, en dit als oorzaak beschouwd van de meerdere opbrengst der belastin gen. Spr. acht echter de vermeerderde opbrengst eveneens gedeeltelijk een gevolg van de verbeterde draagkracht der in gezetenen. Eene belasting toch levert uit den aard der zaak niet terstond op wat zij vermagdoor het aanbrengen van wijzigingen wordt hare werking langzamerhand verbeterd en daar het niet valt te ontkennen dat in die jaren de finantiën zijn verbeterdal moge 't waar zijn dat zijzooals de heer Troelstra heeft beweerd, in de laatste jaren stilstaan, zelfs zijn achteruitgegaandan mag men toch aannemen dat door de vermeerderde zorg de draagkracht is verbeterd. De heer Minnema Buma heeft gezegd dat rapporteurs geen schaduw op het finantieel beheer hebben willen werpen. Spr. verklaart, dat burgemeester en wethouders in hunne memo rie die zachte uitdrukking schaduw" hebben gebezigd om dat zij rapporteurs geen grief hiervan wilden makenal is dit van dergelijke opinie een natuurlijk gevolg. Spr. zal de eerste zijn om te erkennen dat ieder een eigen opinie kan hebben, welke men moet eerbiedigen. Burgemeester en wet houders hebben dit ook gedaanmaar willen alleen eene meeningwelke in het verslagdus in het openbaar als de hunne is geuit, als minder juist doen uitkomen. En dat die meening eene schaduw zoude werpen op het beheer, zoude natuurlijk zijn in het oog van ieder, die het sluiten der begrooting een gevolg acht van verhoogde rente Was de te betalen ïente van de aangegane leeningen te be zwarend voor de finantiën van Leeuwarden, dan zou de raad, welke die leeningen goedkeurdedat verwijt mede moeten dragen. Spr. heeft een exemplaar der Leeuwarder Courant van den 5 November j 1. voor zichwaarin voorkomt een be- rigt omtrent het verslag van rapporteursaldus beginnende „door heeren rapporteurs uit de sectiën van den gemeente raad alhier is in het door hen aan den raad aangeboden ver slag omtrent het onderzoek der ontwerp-gemeentebegrooting voor 1885 voorgesteldde op die begrooting voorkomende uitgaven te verminderen met 15,605 en de inkomsten te vermeerderen met 3521.52 V2 j zoodat, indien die voorstellen worden aangenomen, het nadeelig slot der ontwerp-begi ooting met ƒ19,126 52 Vs zal worden verminderdNu wordt daar mede niet gezegd hoeveel het nadeelig slot oorspronkelijk isdat kan 1ook 2 ton zijnalleen wordt gezegddat blijkens het verslag van rapporteurs het nadeelig slot met 19,000 kan worden verminderd. Dat zou natuurlijk, vol gens spr.een slechten indruk gevenmaar wil daarmede volstrekt niet zeggen dat het uit het verslag is al te leiden, want de berigtgeverdie blijkbaar niet op de hoogte der finantiën is heeft zich niet de mbeite gegeven om het ver slag goed te lezen. Spr. blijft echter bij zijne meening dat pessimistische beschouwingen over de begrooting naar buiten een zeer slechten indruk moeten geven. De beschouwingen van den heer Minnema Buma uit een economisch standpunt en uit dat van een huisvaderzal spr. voorbijgaanniet omdat hij ze niet van belang acht of omdat hij er mede eens is. Integendeel hij vindt dat het gemeentebestuur, zooals ieder, moet handelen als een goed huisvader; wel zijn natuurlijk de gemeente-finantiën op grooter schaaldan die van een particuliermaar voor beiden bestaat hetzelfde voor schrift 0111 voorzigtigheid in acht te nemen. Dat geachte lid zal hem echter zeker ten goede houden indien hij door dit punt de discussiëu niet wenscht te rekken maar zich bereid verklaart bij andere gelegenheid dit debat met dien geaehten spreker te voeren. De heer Andrem heeft ook zijne zienswijze gemotiveerd dat door de weglaling der geldleening ad ƒ19,000 de ad ministratie zal worden vereenvoudigd. Die spreker vindt dat die leening klein is en niet der moeite waard hij acht dan zeker de vermeerdering der percentage voor den hoofdelijken omslag met 7/, 00 pet. ook niet der moeite waard. Ook bur gemeester en wethouders hebben gezegd dat de practische uitvoering geen bezwaar zoude opleveren dat het zelfs zeer weinig moeite zoude kosten. De heer Andrem echter heeft niet het beginsel aangeroerd en slechts over het cijfer gespro ken. Toch is het de vraag of het geld op deze of op eene andere wijze moet worden gevonden j terwijl de heer Andrew Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 15 November 1884. 225 zeker wel zal willen toegevendat men daarbij van een vast beginsel dient uit te gaan. Vroeger is de uitgaaf voor de verbetering der bestratingen gevonden door leeningen tot een bedrag van 85,000. 't Is nu niet de vraagis het bedrag veel of weinigmaar volgens welk beginsel moet men han delen. Want welken waarborg heeft mendatindien men al deze kinine leening niet aanging, later niet eenige uitga ven eene leeniug noodig zouden maken welke bij deze ge voegd, ééue groote leening zal worden. Spr. gelooft dat de beschouwingen van den heer Andrem niet klemmend zijn wat de geheele zaak betreft. De heer TroeLtra heeft te kennen gegeven dat hij zich in hoofdzaak met rapporteurs kan vereenigen en dat hij niet zoo optimistisch denkt over de finantiën. De meeuing van dat geachte lid is bekend hij is tegen de leeuing en gelooft zelfs dat er stilstand in de finantiën is hij heeft gewezen op Amsterdam, waai* het evenwigt wordt bewaard zonder ver hooging der iukomsten-belasting. Tot op zekere hoogte kan spr. dienaangaande meegaanook hij is niet rooskleurig in zijne beschouwingen maar zegt hij men kan er veel over sprekende een denkt er zus overde ander zoo maar men weet er niets van. Wordt eerstdaags door den rijks wetge ver het 4/5 van het personeel aan de gemeente ontnomen en zegt hij dut de gemeente die inkomst nu maar voortaan zelve moet weten te vindendan zal zelfs de rooskleurigste met de handen in het haar zitten. Spr. raadpleegt het verledeue, hij ziet dat, behalve dat 4/5 van het personeel, vele andere omstandigheden op de finantiën inwerkten, terwijl, wanneer men het oog alleen op de toekomst gerigt houdtmen voor het onbekende staat Hij gelooft zeker dat men eerder kan zeggen dat 11a de tijden van moeijelijkheden nu de tijd van verbetering op handen kan zijn en dat juist de toekomst in tijden van grooteu voorspoed nog eerder tot grootere voor zigtigheid moeten nopen. De heer Troelstra wees ook op het ledig staan van vele huizen. Spr schrijft dit toe niet aan verhoogde belastingen, maar aan eene reactiedie noodwendig volgen moet op de groote activiteiter is blijkbaar te veel gebouwd. Eu wan neer men nu nagaatwelke huizen ledig staan dan zal men waarnemendat dit veelal bovenwoningen zijndat komt naar spr. meentdaarvandat ieder zooveel mogelijk van zijn huis wil trekkenof zich zelf eenige ruimte ontzegt om een gedeelte van zijne woning te kunnen verhuren. Men moet dus z i. niet te veel gewigt op deze omstandigheid leggen. Burgemeester en wethouders hebben nu in de memorie willen aantoonen dat ernst en voorzigtigheid noodig zijnde eigenlijke strekking daarvan is dusom te doen zien dat het moeijelijk te verkrijgen evenwigtals in het verslag van rap porteurs is aangegeventot bezuiniging moet aanleiding ge ven. Spr. gelooft dat duidelijk is aangetoonddat dit niet het gevolg is van te groote activiteit der gemeentevan de vele groote werken. Neenandere omstandigheden hebben daartoe medegewerktevenals een huisvader in den tegen- woordigen tijd door de meerdere genotzucht tot grootere uit gaven gebragt wordtzoo kan evenmin de gemeente zich onttrekken aan het meer en meer weelderige in hare huis houding ambtenaren worden beter dan vroeger bezoldigd de verlichting is verbeterd het onderwijs heeft groote eischen, de politiede veiligheidde militiealles brengt meerdere uitgaven medemen kan zeggen dat in de laatste 20 jaren meer is tot stand gebragt, dan anders in ééne eeuw zou ge schied zijn. Natuurlijk is daarvan eenige stoornis in het evenwigt der uitgaven het gevolg. De gemeente heeft aan den gang der tijden niet kunnen ontkomen. De inkomsten zijn echter niet in dezelfde mate als de uitgaven vermeerderdzoodat het evenwigt niet dan met moeite wordt behouden waarbij het op den weg van het gemeentebestuur ligt om met zorg daarvoor te blij ven waken. Burgemeester en wethouders hebben met het oog op de tegenwoordige duurte verhooging van belasting niet wenschelijk geacht. Hoewel spr. nu wel dankbaar is voor de huldezelfs door tegenstanders aan burgemeester en wethouders gebragtzoo moet hij toch bepaald verklaren dat de meeningeu die tegen de memorie zijn aangevoerd naar zijne beschouwing niet klemmend zijn, daar zij geene argumenten tegen de becijferingen bevatten en ieder toch over de toekomst kan denken zooals hij wilhij moet tevens afwijzen de meeningals zou de conclusie der memorie onjuist zijn. Hij herhaalt hetdat burgemeester en wethouders hebben willen aanraden ernst en voorzigtigheid in het finantiëel be heer en er op wijzendat geen stilstand maar vooruitgang de leus behoort te blijven. Hierna worden de algemeene beschouwingen gesloten en nadat de vergadering, op voorstel van den Voorzitter, een half uur is geschorstwordt overgegaan tot de behandeling der uitgaven Hoofdstuk I, afd. I en IIvolgno. 5969, wordt met de door rapporteurs voorgestelde verhoogiug van den post sub volgn. 65 met ƒ150, goedgekeurd. Hoofdst. IIafd. Iwordt onveranderd aangenomen alsook afd. II, volgno. 7376. Volgno. 11. Het voorstel van rapporteurs om deze post te verminderen met 250wordt door den heer Minnema Buma nader toegelicht. In de memorie van toelichting hebben burgemeester en wethouders gezegd dat deze post diende te worden verhoogd met het oog op de werkzaamheden voor den algemeenen catalogus en den index op het archief welke hoog noodzakelijk zijn. Nu leest spr. in de memorie van beantwoording, dat daarbij gevoegd wordt het maken van verschillende registers, als van verleende vergunningen, regten en verpligtingen van de gemeente enz. Spr. is even wel niet van zienswijze veranderd. Het opmaken en bijhou den van de registers van vergunningen behoort z. i. meer eigenaardig op de secretarie thuis en wat de regten en ver- pligtingen der gemeente aangaatdit is eene zoo teere en gewigtige zaakdat spreker niet gelooftdat de archivaris die nog zoo korten tijd hier isin dat opzigt vooralsnog veel zal kunnen doen. De Voorzitter verwijst den vorigen spreker naar aanlei ding daarvan naar de instructie voor den archivaris, waarbij dezen uitdrukkelijk het opmaken dier registers is opgedragen. De heer Minnema Buma verklaart dan ook de uitdruk king „meer eigenaardig" te hebben gebezigd bovendien ge looft hij ook dat de vergunningendie eerst sinds kort wer ken nog niet zoovele werkzaamheden zullen medebrengen. De Voorzitter maakt uit de woorden van den heer Min nema Buma opdat er een misverstand bestaat. Er is geen sprake van vergunningen tot den verkoop van sterken drank

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 4