226 Verslag der handelingen van den gemeenteraad
in het kleinmaar wel van vergunningen van verschillenden
algemeenen aard.
Het voorstel van rapporteurs tot verlaging van dezen post
wordt nu in stemming gebragt en aangenomen met 9 tegen
6 stemmen die van de heeren Dirksv. SloterdijckReeling
BrouwerDuparcWiersma en van Harinxma.
De heer van der Scheertijdelijk afwezig geweestkomt
weder ter vergadering.
Daarna worden afd. IllIX volgno. 7890 goedge
keurd wordende het voorstel van rapporteursom den post
sub volgno. 90 te verminderen met ƒ130, zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Afd. X volgno. 9194wordt onveranderd aangenomen.
Bij volgno. 95art. 5afd. Xhoofdstuk IImerkt de
heer Minnetna Buma op dat rapporteurs hebben voor
gesteld dezen post met 75 te verminderen, en alzoo terug
te brengen tot 425, terwijl burgemeester en wethouders
in hunne memorie van beantwoording verklaren geen bezwaar
te hebben tegen de terugbrenging van de uitgetrokken som
tot het bedrag dat ten vorigen jare is toegestaan. Dat komt
nu niet overeen vroeger was ƒ465 uitgetrokken en rappor
teurs wenschen terugbrenging tot ƒ425. Nu vraagt spr. of
burgemeester en wethouders hetzelfde beoogen als rappor
teurs of er dus een misverstand plaats heeft.
De Voorzitter deelt mededat door den directeur der
gemeentewerken op diens ingezonden begrootingvoor dien
post telkens wordt uitgetrokken de som van 425 dat dit
bedrag herhaaldelijk is overschredenzoodat in verband
met de werkelijke uitgaven door burgemeester en wethouders
is voorgesteld de post tot 500 te verhoogen. Is echter de
directeur tevreden met een bedrag van 425 dan hebben
burgemeester en wethouders geen bezwaar dien post tot dat
bedrag terug te brengen. Dit nu is hunne bedoelingwelke
dus overeenkomt met het voorstel van rapporteurs.
Dat laatste wordt nu zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
Volgno. 9698 dit laatste met de door rapporteurs voor
gestelde vermindering met ƒ250, worden goedgekeurd.
Hoofdstuk IIIafd. I.
De heer Reeling Brouwer acht het hier de plaats om
burgemeester en wethouders attent te maken op de nood
zakelijke verbetering van den weg Achter de Hoven vooral
de overweg over de spoorlijnwelke dien weg zoo schuin
snijdtdat bij het passeeren met rijtuigen veel gevaar voor
voetgangers ontstaatwaarbij spr. vooral de schoolkinderen
op het oog heeft. De weg is verderop op sommige plaatsen
zoo smaldat voor eenige weken eene kar van de melkinrig-
ting in de sloot is geraakt. Het doel van spr. is om de
aandacht van het dagelijksch bestuur daarop te vestigen
De Voorzitter deelt mede, dat vroeger reeds een adres
van dergelijke strekking is behandeld. Ook nu wil hij de
zaak gaarne ter sprake brengen bij burgemeester en wethou
ders Wanneer aan het verlangen vau den vorigen spreker
zal worden voldaan dan zal met de directie van de staats
spoorwegen moeten worden onderhandeld het voldoen aan
het verlangen van den geachten spreker is niet alleen van
den goeden wil van burgemeester en wethouders afhankelijk.
Afd. IVIhoofdst. IIIvolg. 99134 worden onveran
te Leeuwarden, van den 1<November 1884.
derd aangenomen. Bij volgno. 119, art 6, afd II, verwees
de Voorzitter nogmaals naar de missive van den directeur
der gemeentewerken waaruit blijkt dat eene betonbevloering
der waag ƒ8800 meer zal kosten, dan eene klinkertbevloe-
riugen dus niet aan te bevelen is.
Volgn. 135, art. 2, afd VII, hoofdst. III. Rapporteurs stel
len voor dezen post met 750 te verminderen. Dit voorstel,
in stemming gebragt, wordt aangenomen met 10 tegen 6
stemmen, die van de heeren v. Slpterdijck Reeling Brouwer,
Duparc, Wiersma, vau Harinxma thoe Slootcn en Star Bus-
mann.
Bij volgn. 136, art. 3, afd. VII, hoofdst. III, wijst de
heer Minnoma Buma er opdat blijkens de memorie van
beantwoording burgemeester en wethouders dezen post wen
schen te behouden op grond van de handhaving van orde en
ter voorkoming vau ongelukken hij het eindigen van voor
stellingen in de Harmonie Neemt men echter in aanmer
king, dat bij dat gebouw zooveel ruimte zoowel buiten als
binnen het hekwerk is, dan gelooft spr. niet dat menals men
voorzigtig is, daar gevaar behoeft te loopen. Anders was het
in de Breedstraat bij de concertzaal van den beer van der
Wielen; daar bestond een veel mindere toestand en toch zal
ieder met spr. kunnen getuigendat daar hoogst zelden een
ongeluk heeft plaats gehad. Onvoorzigtig kan men altijd zijn.
Aangaande het 2e argument van burgemeester en wethou
ders, u.l. dat de belangen van de eigenaars der naastgelegen
panden de verbetering mede brengen herhaalt spr. dat er
van uit de Schoolstraat een goede toegangsweg leidt naar de
gracht, dat er een uitmuntend voetpad is; het zou dus alleen
zijn voor de 4 of 5 eigenaars van pauden achter de School
straat gelegenmaar deze kunnen z i. wel om de Harmonie
heenrijden waar zij een uitmuntenden weg vinden om tot
de gracht te naderen.
De heer Dirks vraagt, of ook van wege de Harmonie
aanvraag is gedaan om bedoelde verbetering aan te brengen.
Spr. herinnert er aan dat blijkens de posten onder de in
komsten onder de volgns. 32 en 33 vermeld, de gemeente
jaarlijks aan vergoeding en recognitie van de Harmonie ontvangt
eene som van ƒ450. Waar de gemeente dus dit voordeel jaarlijks
van die inrigting trektdan gelooft spr.dat wanneer ook van
harentwege de verbetering werd verzocht, men daartoe wel
mag overgaan.
De heer Wiersma zou zich kunnen begrijpen dat men
tegen dezen post kan zijn, om de uitgaaf nu te ontkomen,
maar niet omdat men de verbetering niet noodig acht. Hij
is er van overtuigd dat men vroeg of laat toch daartoe zal
moeten overgaan.
Vroeger had men daar een open terreindat voor ver
schillende doeleinden werd gebruikt en waarop bijv.
Carré zijn circus in de kermis gewoonlijk opstelde; er was
van dat terrein een ruime rijweg naar de paardebrug en een
opreed naar den daarbij staanden molen. Nu is de Harmonie
op dat terrein geplaatst en daardoor deze opreed afgekapt
men kon nu nog wel voorbij den molen komenmaar toch
niet langs een goed pad. En daarom moet men in dien toe
stand verbetering aanbrengen Al is 't nu ook waar, dat in
die buurt weinig menschen wonen hoewel de heer Minnema
Buma naar spr's meening dat getal wel te laay schat al
is men nu niet verpbgt tot die verbeteringhet is niet min
der waar, dat door de plaatsing van het Harmonie-gebouw
V erslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 15 November 1884.
227
hinder in het verkeer ia ontstaan. Men kan nu wel zeggen,
zooals de heer Minnema Buma deed, dat men de Harmonie
om kan rijdenmaar men zoude even goed eene buurt
nagenoeg geheel kunnen insluiten en dan ook zeggende be
woners kunnen altijd nog omloopen. Dat gaat z. i. niet aan
men dient den bewoners een beteren weg te gevenmen kan
dit werk nu wel uitstellenmaar niet onnoodig noemen.
De heer van Sloterdijck kan zich niet met rapporteurs
vereenigen; het komt hem voor dat de nuttigheid van den
maatregel niet kan worden betwist. De vergelijking met de
Breedstraat gaat z. i. niet op men moet toch rekening hou
den met de grootte der localenom na te gaan of er vol
doende toegangswegen bestaanen nu is de zaal bij van der
Wielen kleiner dan de Harmonie het aantal bezoekers is dus
in den regel geringer. En wat nu het gevaar bij de Har
monie betreft, hij behoeft daartoe alleen maar te wijzen op
de groote file van rijtuigen die op drukke avonden bij den
ingang staan te wachten bij het uitgaan zouden of de te
voet huiswaarts keerende bezoekers moeten wachten tot de
rijtuigen vertrokken zijnof omgekeerdhet weggaan is dus
of van langen duur of gevaarlijk.
Maar bovendien heeft spr. bezwaar tegen het wegnemen
van posten, waartegen, als zijn ze nog zoo klein, iets valt
in te brengen. Waar het uitgaven betreft, die later toch
noodig zullen blijken te zijn, daar is bij er tegen, om nu
door dergelijke besnoeijing eene oogenschijnlijk gunstiger be
grooting te maken.
De heer Dirks ondersteunt de zienswijze van den laatsten
spreker, met het oog op de veiligheid. Hij wijst op derge
lijke gebouwen in andere plaatsenbijv. in den Haagwaar
vele uitgangen bestaan en in een korten tijd de zaal is ont
ruimd. Wordt dus de bedoelde verbetering aangebragt, dan
zal men de gelegenheid verkrijgen, om ook aan de andere
zijde van het gebouw een uitgangook voor rijtuigen te
hebben.
De heer Minnema Buma verwijst voor de argumenten
van rapporteursnaar hun verslagwaarin zij zeggendat
zij hoewel de wenschelijkheid van den maatregel erkennende,
toch geene vrijheid vinden tot behoud van den post mede te
werken, daar ivenschelijkheid alleen geen genoegzaam motief
is voor de uitvoering van een buitengewoon werkwaarvoor
de benoodigde gelden geleend zullen moeten worden.
Zij nu vinden deze verbetering geen werkom er voor
te leenen.
De heer van Harinxma thoe Slooten meent, dat bij
dezen post behoort te worden uitgemaakt of men zal blijven
stilstaan dan welzooals tot dusverrevooruitgaan. Het
hoofdargument van lapporteurs tegen dezen post blijkt te zijn,
dat voor het doen van die uitgave geleend moet worden
spr. gelooft dat dit argument bij de algemeene beschouwingen
en in de memorie van beantwoording voldoende is weerlegd.
Zooals de heer Wiersma reeds zeide, is de groote strekking
van de memorie deze, de vraag of men zal voortgaan op
den weg, dien men sinds 20 jaren heeft betreden dan of men zal
komen tot stilstand. Zal men nuwaartegen de heer van
Sloterdijck reeds heeft gewaarschuwd, stelselmatig eiken post
waarop geleend moet worden van de begrooting weren dan
moet hij ook later geweerd worden met het gevolgdat men
elk groot werk zal laten rustenof door den hoofdelijken
omslag terstond bekostigen.
Het komt spr. voor, dat, waar zoo duidelijk is uiteengezet
dat de weg van vooruitgang sinds jaren hier met succes is
gevolgd, men nu daarvan niet moet afwijken. Het zou dit
gemeentebestuur of liever zijne voorgangers zeker geen
moeite hebben gekost om Leeuwarden te doen vervallen tot
eene der „villes mortes". En wil men weten, wat de straf
is op het stilstaandan behoeft men niet verniet buiten dit
gewest te zoeken om de voorbeelden. Men wende slechts
den blik naar het westen, waar wellicht andere toestanden
hadden kunnen bestaanwanneer voldoende energie der inge
zetenen zich had gepaard aan voorzichtigen moed van het
bestuur. Neen, spr. is van overtuiging, dat men moet voor
uitgaan en dat men dat kan doenomdat een beginsel wordt
gevolgddat goede resultaten opleverthij is er niet voor
om zonder reden te roepen „halt"op den weg die gebleken
is de juiste te zijn.
Spr. herhaalt 'tdat hij 't met den heer van Sloterdijck
eens is, dat men geene posten moet weren, alleen omdat er op
geleend moet worden.
De heer Plantenga moet zich ten sterkste verklaren tegen
de door de heeren v. Sloterdijck en v. Harinxma geuite mee
ning als zouden zij die voor de afvoering van dezen post
en soortgelijke anderen warenwaarvan alleen de wenschelijlc
heid kan worden aangetoond daarom voorstanders van stilstand
zouden zijn. Hij is alleen voor werken die noodzakelijk zijn
en bepaald nut kunnen verspreiden, en kan voor zich zelf
niet verantwoorden te stemmen voor werkendie alleen wen-
schelijk zijn en niet anders kunnen worden betaald dan uit
leeningen, waardoor de toekomst steeds wordt bezwaard en
de rentelast hooger wordt opgevoerd. Spr. zou vreezen dat
men welligt op deze wijze voortgaande in een toestand zou
gerakendat men dan niet zonder groote opofferingen het
noodzakelijke zou kunnen doen.
Dit is de reden waarom hij tegen deze post en den vol
gende zal stemmen.
De heer van Harinxma thoe Slooten wijst nogmaals
op de memorie van beantwoordingwaarin uitdrukkelijk
onderscheid wordt gemaakt tusschen wenschelijke zaken en
die welke bepaald noodzakelijk zijn. Nu is spr. door een en
ander er toe geleidom het achteruitgang te noemenwan
neer men niet ook het „alleen wenschelijke" verrigt, maar
zich houdt alleen bij het noodzakelijke. Daarom waarschuwt
spr. tegen stilstand men heeft immers tot dusver ook het
wenschelijke gevoteerd.
Het amendement van rapporteurs wordt nu in stemming
gebragt en verworpen met 10 tegen 6 stemmen. Vóórstem
den de heeren Minnema Buma, Beucker Andreae, PlanteDga,
C. W. A. BumaDijkstra en Troelstra.
Alzoo wordt art. 3afd. VIIhoofdstuk IIIvolgn. 136
onveranderd goedgekeurd.
Bij volgn. 137, art. 4, afd. VII, hoofdst. III, geeft de
heer van Sloterdijck te kennendat hij omtrent dezen
post van hetzelfde gevoelen is, als omtrent de zooeven be
sprokene. Er is nu eenmaal door den raad besloten tot de
verbetering der bestrating en om daarvoor jaarlijks eene som,
bijv. van ƒ8000 a ƒ9000 op de begrooting uit te trekken.
Nu is de begrooting van den directeur der gemeentewerken,
waarvan deze post een gevolg isgebaseerd op een zeker
plan van bestratingmaar wanneer spr. nu ziet dat in de