228
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 15 November 1884.
3e sectie de wensch is uitgesproken om den post op ƒ3000
uit te trekken en dat rapporteurs hem op 5000 wenschen
terug te brengendan vraagt spr. welken maatstaf zij voor
dat voorstel hebben, en of zij eenige straten van het verbe
teringsplan wenschen uit te sluiten. Wanneer daarop geen vol
doend antwoord kan worden gegeven, dam is spr. tegen de vermin
dering van den postwelks bedrag berust op een bepaald plan,
derhalve aanbevelenswaardig is.
Spr. heeft den indruk gekregendat rapporteurs deze en
andere verminderingen voorstellenmet den wenschom
daardoor de leening onnoodig te maken.
De heer Duparc gelooftdat 't hier niet alleen eene wen-
schelijke, maar ook eene noodzakelijke verbetering geldt. Bij
den vorigen post kon 't misschien nog eenigzins opgaanom
het daarbij bedoeld werk als alleen wenschelijk te beschou
wen maar hier is 't geheel anders Het betreft hier ove
rigens het uitvloeisel van een geheel plan van bestrating.
Wel zeggen rapporteurs teregtdat reeds veel van dat plan
is uitgevoerd, maar er is toch ook nog vrij wat te doen over
gebleven. Sdr. is er dus tegen om, door vermindering van
dezen post, sommige straten in 1885 niet in het verbeterings
plan te doen deelen.
De lieer Dirks wijst de rapporteurs op het verband tus*
schen de verbetering der bestrating en die van de gasleidin
gen. Laat men nu eenige straten liggen en gaat men later
over tot de verbetering der gasleidingen aldaardan zal men
er toch toe komen om tevens de bestrating te verbeteren.
Men behoeft ze nu maar eens op te breken.
De heer Minnema fiuma geeft in antwoord op het ge
zegde van den heer van Sloterdijck te kennen dat de raad
wel besloten heeft tot jaarlijkschen aankoop van nieuwe keijen
maar zonder bepaling van de som die daarvoor zal worden
uitgetrokkendus geen 8000 a 9000 zooals die spreker
heeft gezegd. Rapporteurs hebben nu het middencijfer ge
nomen tusschen de voorgestelde bedragen van 3000 a 9000.
In eene vorige vergadering is gezegd dat het werk spoe
dig zou afloopengesteld over 5, 6 a 7 jaren een ander
lid heeft voorgesteld die~somdie spoedig niet meer noodig
zoude zijnvoor iets anders te bestedenhet schijnt dus dat
het grootste gedeelte gedaan is en nu wilden rapporteurs het
overige in meerdere jaren doen geschiedenen meenden
dat de door hen voorgestelde som daarvoor voldoende was,
De heer Menalda zal tegen de verlaging van dezen post
stemmenten eersteomdat de tegenwoordige toestand der
iiuantiën het niet gewenscht maakt te veel op de toekomst
te schuiven, terwijl hij in de tweede plaats van meening is,
dat deze post niet onder de gewonemaar onder de buiten
gewone uitgaven behoort gerekend te worden.
De heer Plantenga heeft nu drie opinies ontmoet; rap
porteurs stellen vermindering voor; burgemeester en wethou
ders wenschen den post onveranderd te behouden, terwijl
sommige leden van de sectiewaartoe spr. behoortden post
wenschten te roijeren of het bedrag op de gewone uitgaven
te brengen. Dit zal confusie van stemmen geven. Deze
post voor aankoop van keijen komt nu op de begrooting voor,
maar dat bedrag wordt niet gevonden uit de gewone inkom
sten, terwijl toch vroeger steeds de gewoonte bestond om
ƒ10,000 uit de gewone inkomsten te besteden voor buiten
gewone werken. Daarom zal spr. tegen het voorstel van rap
porteu1 stemmen, ook omdat hij tegen vermindering is
Het araendement van rapporteurs wordt alsnu in stemming
gebragt en verworpen met 11 tegen 5 stemmen.
Vóór stemden de heeren Minnema BumaBeucker Andrern,
C. W. A. Buma, Dijkstra en Troelstra.
Daarop wordt besloten volgn. 137, art. 4afd. VIIhoofdst.
III onveranderd goed te keuren.
De heeren Minnema Buma en Plantenga verklaren zich
tegen, maar verlangen geene stemming.
De heer van Sloterdijck wenscht bij de behandeling van
dit hoofdstuk een punt te bespreken, hetwelk ook door rap
porteurs is aangevoerd. Deze deelen n.l. mede, dat in de
2e sectiewaartoe spr. behoortde vraag is gedaan of een
voorstel tot den opbouw van een nieuwen toren reeds in be
werking was. Op deze vraag antwoordde de voorzitter der
sectiedat dit het geval was. De groote meerderheid der
sectie besloot toen voor te stellen op de begrooting onder
volgn. 139» een memoriepost uit te trekken, luidende: „Het
bouwen van een nieuwen toren".
Rapporteurs konden zich daarmede niet vereenigen en voe
ren als bezwaar tegen dergelijken post aandat het niet
aangaat, ter loops bij het behandelen der begrootiug een
punt van zoo overwegend financieel belang als 't ware in
beginsel aan te nemenwat toch door het aanbrengen van
een memoriepost gewoonlijk wordt te kennen gegeven en
beslist.
Tegen de uitdrukking „ter loops" heeft spreker eenige be
denking. In het voorstel toch tot amotie van den Nieuwen-
toren is niet uitvoerig over het bouwen van een anderen
toren gesprokenomdat die amotie spoedeischend was en de
zaak van het bouwen van een nieuwen toren meer voorberei
ding vorderde. De conclusie van het voorsteldoor den raad
aangenomenluidde
I. burgemeester en wethouders te magtigen, den Nieuwe-
toren met vereischten spoed te amoveren
II. dat collegie op te dragen in overweging te nemen of,
en zoo jawaar en op welke wijze erter vervanging van
den Nieuwetoreneen andere toren binnen deze gemeente
zal worden gesticht, en het resultaat hunner overwegingen
aan den raad mede te deelencasu quo onder aanbieding van
zoodanige voorstellenals zij in het belang der gemeente
wenschelijk achten.
De zaak is dns door den raad aan de orde gehoudenen
spr. gelooft ook, dat de raad niet zoo gereed tot de amotie
zoude hebben beslotenindien hij niet overtuigd wasdat
burgemeester en wethouders de oprigting van een nieuwen
toren zouden voorbereidenSpr. kan dus met het oog hierop
de uitdrukking „terloops" niet avoueeren, en wenscht nu in
verband met het 2e onderdeel van evengenoemde conclusie
het voorstel, in de 2e sectie gedaan, te herhalen, indien
burgemeester en wethouders de verzekering kunnen geven
dat zij geen bezwaar tegen bedoelde memorie-post hebben.
De heer Wiersma acht de vraagzooals zij is gesteld
moeijelijk te beantwoorden. Deze aangelegenheid is nog niet
in die phase getreden dat zij pasklaar is om den raad ter be
handeling te worden aangeboden. Maar spr. kan wel het te
dezer zake bij het dagelijksch bestuur voorgevallene mededeelen,
waarbij hij er op moet wijzendat het personeel van dit
collegie sinds eene verandering heeft ondergaan.
Het principe van het stichten van een toren is behandeld
en door de meerderheid wenschelijk geacht. De uitvoerbaar
Verslag der handelingen van den gemeenteraad
te Leeuwarden, van den 15 November 1884.
229
heid en de plaats van stichting is besproken: er is een con
cept-voorstel in den geest der meerderheid gemaakt, maar nog
niet goedgekeurd. Hij kan de vraag dus nog niet beantwoor
den. Wenscht men echter de zaak in beginsel te bespreken,
dan acht hij hetna de heden gegeven beschouwingen over
de finantiënnu een geschikt moment om daartoe over te
gaan
De Voorzitter wenscht hieraan toe te voegen, dat de
strekking van het aangehaalde raadsbesluit nimmer uit het
oog is verloren en dat de noodige voorbereidende maatrege
len tot het bouwen \an een nieuwen toren zijn besproken
en gedeeltelijk genomen. Het zal echter iedereen duidelijk
ziin dat dergelijke zaak veel voorbereiding vordert en niet
gemakkelijk te beëindigen isgelijk zal gebleken zijn uit de
heden voor de leden ter inzage gelegde schetsteekeningen
voor een nieuwen toren. Moeijelijk kon deze zaak worden
aangebragt vóór de begrooting.
De heer PI anten ga maakt wel bezwaar, om de memorie
post op de begrooting te plaatsen. In zijne sectie is deze
zaak niet besprokenwelke nu ook voor 't eerst in deze
vergadering wordt aangeroerd. Hij gelooft derhalvedat het
uitmaken van het principe te praematuur is en dat men
daarmede moet wachtentotdat burgemeester en wethouders
een voorstel dienaangaande zullen hebben aangeboden.
De heer Menalda maakt uit de woorden van den heer
Plantenga opdat deze den heer Wiersma verkeerd heeft
begrepen, als hij meent dat deze nu eene principiële beslis
sing wilde. Deze bedoelde enkel eene principiële bespreking
der zaak.
Toch heeft spr. bezwaar ook daartegen. De heer van Slo
terdijck heeft wel gewezen op de conclusie van het voorstel
tot amotiemaar de kwestie is daar niet alleen over de plaats
der stichtingmaar over de vraag of er een nieuwen toren
zal worden gebouwddeze zaak vindt hij echter te belangrijk
om nu bij de behandeling van deze begrooting te bespreken.
De leden zijn er niet op voorbereid en spr. zal zich tegen
de memorie-post verklarendoor den heer van Sloterdijck
bedoeld.
De heer Troelstra acht het beter omnu de heer van
Sloterdijck aan burgemeester en wethouders gevraagd heeft
of zij bezwaar tegen dezen memoriepost hebben, de zaak
eerst bij dat collegie te behandelen. Hij is eerst sinds kort
lid van het dagelijksch bestuur en is nog niet in de gelegen
heid geweest haar daar ie bespreken.
De heer Wiersma heeft ook geheel in dien geest gezegd,
dat de vraag nog niet kon worden beantwoord. Hij heeft
alleen verklaard dat hij persoonlijk niets tegen bespreking
hadomdat de beschouwingen over de finantiën heden nog
frisch zijn, maar kan aan den anderen kant niet ontkennen,
dat de zaak wel van zoodanig belang is, dat eenige voorbe
reiding niet ondienstig is.
De heer van Harinxma thoe Slooten kan zich na de
opmerking van den heer van Sloterdijckdat deze na het
antwoord van burgemeester en wethouders zijn voorstel
wilde doenbij de vorige sprekers aansluiten. Waar deze
hunne persoonlijke ideën hebben blootgelegd, daar zal spr.
ten aanzien van het finantieele nog een enkel woord zeggen.
De heer van Sloterdijck heeft voorgesteld een memoriepost
uit te trekkenwelks beslissing de heer Plantenga thans nog
bezwaarlijk achtomdat de zaak weinig onderzocht is. Met
dit laatste motief kan spr. zich niet vereenigen, want wan
neer in het rapport is gezegddat in eene sectie de zaak
ampel is besproken en een voorstel van die strekking aange
nomen, dan kan moeijelijk gezegd worden dat de raad de
gelegenheid heeft gemist, om dergelijk punt te onderzoeken.
Aan het geopperd bezwaar kan echter misschien worden tege
moet gekomen door het amendement zoodanig te wijzigen
dat uit een finantieel oogpunt de wenschelijkheid van het
stichten van een nieuwen toren wordt uitgesproken. En dan
is spr. 't met heer Wiersma eensdat het nu een geschikt
oogenblik is om te overwegen, of de finantiën die stichting
toelaten.
Als zijne persoonlijke opinie geeft spr. te kennendat hij
niet tegen een voorstel tot het bouwen van een nieuwen
toren is.
De heer van Sloterdijck doet uitkomendat het doen
van zijn voorstel afhing van het antwoord op zijne vraag
aan burgemeester en wethouders hij heeft nu wel een ant
woord gekregen, maar daaruit is hem meer het gevoelen der
leden afzonderlijk, dan van het collegie in zijn geheel duide
lijk geworden. Maar hij weet nu toch dat de zaak in voor
bereiding is, dat er plannen zijn gemaakt; hij acht nu zijn
voorstel niet langer raadzaamomdat de memorie van zijn
post bestaat en hij vreest dat zijn voorstel mogelijk zou
kunnen vallen, omdat de raad over de fiuantiële zijde van
de kwestie nog niet voldoende op de hoogte is. Spr. zal
zijn voorstel derhalve niet indienen.
Hierna wordt hoofdst. III goedgekeurd, alsmede hoofdstuk
IV V en VIvolgn. 140168. Bij volgn. 156 deelt de
Voorzitter, naar aanleiding van eene opmerking van rap
porteurs, mede, dat hij den commissaris van politie heeft op
gedragen naauwlettend te waken tegen het rijden met karren
en wagens op de kleine steenen en trottoirs.
Volgn. 169177 worden onveranderd goedgekeurd
Bij volgn. 178, art. 1, afd. II, hoofdst. VII, „onderwijs
aan het gymnasium" deelt de heer van Sloterdijck mede,
datzooals door rapporteurs is gezegdin de 2e sectie is
besloten voor te stellen dezen post sub c met ƒ100 te ver-
hoogen. Rapporteurs hebben dit voorstel in behandeling ge
nomen hetwelk echter bij de meerderheid geen instemming
heeft gevonden. Spr. verwijst hieromtrent wederom naar
het reeds door hem gesprokenedat n.l. dergelijke bezuini
gingen tot niets leidenal mogen zij de strekking hebben
om de leening te voorkomen. Deze verhooging moet blijkens
de bijlage bij de begrooting dienen om de bibliotheek der
leeraren te completeren zij is dus in zijn oog belangrijk en
wordt derhalve dcor hem nu voorgesteld.
De heer Beucker Andreae wenscht alleen mede te dee
len dat hij de minderheid in de commissie van rapporteurs
uitmaaktedat ook hij voor de verhooging heeft gestemd
naar aanleiding van dit in de sectie gesprokene. Spr refe
reert zich aan de woorden van den heer van Sloterdijck.
De heer Dirks wenscht eene kleine inlichting te bekomen
hij meent, dat hij op de oorspronkelijke voordragt van cura
toren eene som van ƒ898 voor dezen post heeft vermeld ge
zien terwijl burgemeester en wethouders dien hebben terug-
gebragt op ƒ798. Wanneer hij zich niet bedriegtdan heeft
het betrekking op den aankoop van beeldhouwwerkhij