230
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 15 November 1884.
wenscht echter wel te wetenwaarom die vermindering met
ƒ100 is geschied.
De heer de la Faille komt weder ter vergadering.
De heer MiniiGiiia Burna geeft te kennen dat rappor
teurs niet dat voorstel tot verhooging hebben nagelaten met
het oog op de uitsluiting van de leeningmaar om burge
meester en wethouders te volgen op den weg van bezuini
ging daarwaar zulks zonder dadelijke schade voor de ge
meentebelangen konde geschieden.
De VoorzittGr deelt mede. dat bij de behandeling van
dezen post bij het dagelijksch bestuur aanleiding is gevonden,
om de door curatoren aangevraagde som met 100 te ver
lagen, omdat zij van oordeel waren, dat men met jaarlijks
honderd gulden te besteden voor aankoop van boekende
bibliotheek van het gymnasium voldoende kon voorzien. Oor
spronkelijk is door curatoren 200 daarvoor in hunne begroo
ting opgenomen.
Daarop wordt het voorstel van den heer van Sloterdijck in
stemming gebragt en verworpen met 9 tegen 8 stemmen.
Vóór stemden de heeren Beucker AndreaeKuipers, van
Sloterdijckv. d. Scheerde la FailleMenaldaDuparc en
Star Busmann.
Volgn. 178 wordt nu onveranderd goedgekeurd.
Bij volgn. 179, art. 2, afd. II, hoofdst. VII, rigt de heer
RGGling Brouwor tot het dagelijksch bestuur de vraag
of er plan bestaatom het toelatingsexamen aan de middel
bare school voor meisjes af te schaffen. In Groningen was
dat ook het geval en spr. acht dat hier ook wenschelijk.
De heer van Harinxma thoQ Slooton verklaart, dat
de zaak het dagelijksch bestuur nog niet heeft bereiktdoor
zijne andere betrekkingen kan spr. wel mededeelen, dat zij
in behandeling iseene bepaalde toezegging echter kan hij
niet geven.
Volgn. 179188 worden onveranderd goedgekeurd; nadat
de VoorzittGr heeft te kennen gegevendat bij de post
onder volgn. 182 niet is gerekend op de jaarwedden van de
onderwijzers die na de invoering van de gymnastiek als leervak
op alle gemeentescholen welligt moeten worden aangesteld
en dat met het oog op dat gymnastiekonderwijs de post sub
volgn. 186 voor memorie is uitgetrokken.
Volgn. 189, art. 12, afd. II, hoofdst. VII, wordt goed
gekeurd nadat op voorstel van den voorzitter de post sub a
voor memorie is uitgetrokken en die sub b is verhoogd met
66naar aanleiding van een voorstel van de commissie van
toezigt op het lager ondewijs.
Volgn. 190195 worden onveranderd goedgekeurd.
Bij volgn. 196, art. 18a, afd. II, hoofdst. VII, uitgaven
ter bestrijding van getrouw schoolbezoek", maakt de heer
Duparc rapporteurs er op attentdat zij zich, zijns inziens,
vergissenals zij de meening uitsprekendat de bevor
dering van getrouw schoolbezoek niet behoort tot den pligt
der gemeentemaar tot den werkkring van bijzondere per
sonen gesteund door bijdragen van ingezetenen. Spr. wijst
op art. 82 der onderwijswetwaaraan het beginsel ten grond-
slag ligt, dat de gemeente behoort mede te werken om het
getrouw schoolbezoek te bevorderen. Daarom is dan ook in
de laatste jaren telkens eene som van ƒ300 voor dat doel
op de begrootiDg uitgetrokken,
Rapporteurs meenen voorts, dat de zorg voor de uitvoering is
opgedragen geweest aan de commissie van toezigt op het lager
ouderwijsdit is echter niet het geval geweest. Het bestuur
der Leeuwarder afdeeling van Volksonderwijs heeft zich ten
vorigen jare op verzoek van burgemeester en wethouders wel
willend daarmede belast, en burgemeester en wethouders heb
ben niet alleen de leerlingen van de openbare, maar ook die van
de bijzondere lagere scholen daarin willen doen deelen. Het be
stuur van de R. K. school bedankte voor het voor die school
bestemd gedeeltehet bestuur der Chr. Nat. school heeft het
echter aangenomen. Dank zij ook de welwillendheid van het
bestuur van „de Harmonie" is in dat gebouw in 1883 uit de
tot dat doel bestemde som aan de leerlingen van een achttal
openbare scholen een feest gegeven. De leerlingen der Chr.
nationale school hebben afzonderlijk feest gevierd.
In het begin van dit jaar wendden burgemeester en wet
houders zich wederom tot het bestuur van genoemde afdeeling
om hare medewerking voor een schoolfeest in dit jaar. Dat be
stuur oordeelde echter, na de verkregen ervaring, het vroegere
bedrag niet voldoende, en meende daarom zich van medewerkiug
te moeten onthouden. Daarop werd de commissie van toe
zigt verzocht, een feest te willen organiseren, en daarvoor ziju
thans plannen gemaaktdie eerlang tot uitvoering zullen
komen.
De heer PlantGnga kan zich met dezen post niet ver
eenigen; als de uitgaaf nuttig werkte, zou hij er zich mede
kunnen vereenigen. Maar hij gelooft niet, dat de maatregel
eenig succes heeft en betwijfelt het zeer dat na het eenmaal
gehouden feest, daarvan goede resultaten zijn verkregen, en
het getrouw schoolbezoek wordt bevorderd. Ook die hoofden
der scholennaar wier opinie hij heeft geïnformeerdver
wachten er niet veel heil van. Om een en auder moet spr.
zich tegen dezen post verklaren.
De heer Minnoma Buma kan de argumenten van den
heer Duparc niet deelen. De wet laat wel toe het uittrek
ken van een postvoor het uitdeelen van belooningen en
eereblijken, n.l. prijzen en getuigschriften, maar daarmede
wordt geen schoolfeest bedoeld. En daarvan zijn rapporteurs
uitgegaan. Ook bij hen is de twijfel gerezen of de maatregel
nuttig werkt; ook bij hen heeft de overweging gegoldenof
niet bij de bestaande gespannen toestand tusschen de ver
schillende anders denkenden op kerkelijk terreinde gemeente
wel zoude doen zich te bepalen tot het strikt bij de wet ge
vorderde en niet daar buiten te gaan.
Daarenboven meent spr. dat de commissie van toezigt haar
mandaat eenigzins heeft verbreed door ook bijzondere scholen
aan het feest te doen deelnemen en daardoor als 't ware eene
niet door den raad gevoteerde subsidie aan bijzonder onder
wijs te geven.
De heer Duparc stelt tegenover de meening van de heeren
Plantenga en Minnema Bumadat de kinderen er niet ge
trouwer om naar school gaanals zij een schoolfeest krijgen,
zijne eigene ervaring, dat wel degelijk de leerlingen in het
vooruitzigt van zoodanig feest minder de school verzuimen
en zoodanig feest ook gunstig nawerkt.
Ook de jaarlijksche uitdeelingen van de commissie voor het
St. Nicolaasfeest werken in dit opzigt zeer gunstiggelijk
spr. insgelijks weet.
En wat aangaat de opmerking van den heer Minnema Buma,
als zou de wet niet het organiseren van een schoolfeest, maar
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 15 November 1884.
231
wel het uitdeelen van prijzen gedoogen^kan spr. mededeelen
dat dit punt door de commissie van toezigt bij het vaststellen
van de bewuste plannen niet uit het oog is verloren. Naar
aanleiding van de opmerking van dat geachte lid
dat de commissie van toezigt haar mandaat zou zijn te buiten
gegaan door ook de bijzondere scholen in de gemeentelijke
bijdrage te hebben doen deelen, herinner tspr. er nogmaals aan,
dat het in 1883 gegeven schoolfeest niet door haar is geor
ganiseerd geworden, maar zij nu voor het eerst in de zaak
zal worden betrokken. Afgescheiden echter hiervan is spr.
van meening, dat art. 82 der wet op het lager onderwijs
geenszins verbiedtook de bijzondere scholen in de zaak te
betrekken.
De ,heer Minnoma JBuma leest in de memorie vau be
antwoording, dat, indien de voorgestelde som ad ƒ600 niet
wordt goedgekeurder geen sprake van een schoolfeest zou
kunnen zijn. En toch acht volgens den heer Duparc de ver-
eeniging tot bevordering .van getrouw schoolbezoek eene som
van ƒ400 voldoende, ten minste rij zal het er mede doen.
Spr. kan dat niet rijmen.
De heer vau Harinxma thoG SlootGn gelooft dat men
dan, in plaats van een schoolfeest, van een schoolfeestje zou
kunnen spreken. Zich grondende op eene missive van de
commissie van toezigt, vragen burgemeester en wethouders
eene som vau 600 terwijl een bedrag van 400 slechts
eene proef zoude zijn.
Het voorstel van rapporteurs om die som van 600 terug
te brengen tot ƒ400, wordt in stemming gebragt en aange
nomen met 11 tegen 6 stemmen die van de heeren Plantenga,
v. Sloterdijck, v. d. Scheer, Reeling Brouwer, Wiersma en
v. Harinxma thoe Slooten.
Volgno. 197 ar;. 19afd. IIhoofdst. VII „subsidie aan
eene muziekschool" wordt volgens het voorstel van rappor
teurs geroyeerd. Desgelijks wordt besloten omtrent volgno.
209 art. 3afd. Vhoofdst. III.
Overigens worden volgno. 198—216 onveranderd goedge
keurd.
Volgno. 217, art. 3, afd. I, hoofdst. VIII.
Het voorstel van rapporteurs om dezen post met ƒ9000 te
verminderen wordt in stemming gebragt en verworpen met
11 tegen 6 stemmen; vóór stemden de heeren Minnema Buma,
Beucker Andre®PlantengaC. W. A. BumaDijkstra en
Troelstra.
De post wordt alzoo onveranderd behouden alsmede die
onder volgno. 218 en 219.
Tegen den post onder volgno. 220 art. 2 afd. IIIhoofdst.
VIII heeft de heer PlantGnga eenig bezwaar, omdat de
gratificatiën en wachtgelden toch jaarlijks worden verleend
en nu door de goedkeuring van dezen poststilzwijgend wordt
erkend dat zij zullen blijven voortduren.
Nadat de voorzitter dezen post heeft toegelichtwordt hij
zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van
rapporteurs met ƒ150 verminderd, in verband met de ver
hooging van den post sub volgn. 220 met dat bedrag.
Daarna worden de hoofdstukken IX en X, volgnos. 221 -225,
onveranderd goedgekeurdmet inachtneming van de door
rapporteurs voorgestelde wijziging van redactie in volgn. 225,
alwaar zal worden gelezen „subsidie ten behoeoe van het mu
ziekkorps"
Volgno. 226 art. 1 van hoofdst. XI „onvoorziene uitga
ven" 7679, wordt op voorstel van den voorzitter aange
houden tot na de hehandeling van de inkomstentot welker
behandeling thans wordt overgegaan.
Volgno. 1 tot en met 4 worden onveranderd vastgesteld.
Bij volgno. 5, art. 1, afd. IV, van hoofdst. II „Plaatse
lijke directe belasting naar ƒ3.52 ten honderd van het be
lastbaar inkomen" vraagt de heer van Sloterdijck of men
over dezen post eigenlijk nu wel reeds kan beslissenen of
het niet beter is dien te behandelen aan het eind van de be-
grootiug, wanneer ook alle voorstellen van rapporteurs aan
de orde zullen zijn geweest.
De heer TrOGlStra acht 't beter den post nu terstond te
behandelen. De verlaging der verschillende posten bedraagt
ongeveer ƒ1900. De verhooging van den hoofdelijken om
slag zal daarom in direct verband staan met het bedrag der
leening. De percentage staat dus vrij wel op zich zelf en
kan nu zeer goed een punt van behandeling uitmaken.
De heer Wiorsma begrijpt uit het gezegde van den heer
Troelstradat deze de leening als sluitpost der inkomsten wil
behandelen. Spr. is daartegen tot op zekere hoogte kan de
inkomsten-belasting als zoodanig dienenmaar eene leening
voor buitengewone uitgaven als sluitpostgaat z. i. niet op.
Hij acht 't ookzooals vroeger altijd is geschiedbeter
eerst de leening en dan den hoofdelijken omslag te behan
delen zoodat dan de post van onvoorziene uitgaven het laatst
in behandeling kan komen.
Den heer van Slotordijck komt 't voordat de usautie,
om aan het slot den hoofdelijken omslag te behandelen ge-
wenscht is. Er zijn immers nog zoo vele posten te behandelen,
die verhoogd of verlaagd kunnen worden en zoodoende van
invloed zijn op den hoofdelijken omslag.
De heer TrOGlstra merkt op dat de beslissing omtrent
de leening feitelijk ook beslist over den hoofdelijken omslag;
wordt dus de leening aangenomen dan wordt daarmede te
kennen gegeven dat die belasting niet zal worden verhoogd
De beslissing over volgn. 5 wordt nu aangehouden.
Volgn. 6 tot en met 19 worden onveranderd vastgesteld,
met dien verstande dat overeenkomstig het voorstel van rap
porteurs volgn. 18, art. 10a, „opbrengst van schoolgelden
van het gymnasium" met 1000 wordt verhoogd.
Bij volgn. 20, art. I, sub e, van hoofdst. Ill deelt de
Voorzitter mededit in verband met de onlangs gehouden
verpachting van het hier bedoeld perceel weiland Achter de
Hoven, deze post zal moeten worden verminderd met 74.
Aldus gewijzigd wordt de post goedgekeurd.
Voln. 21 wordt onveranderd goedgekeurd.
Bij volgn. 22art. 3afd. IXhoofdst. Ill„huur van
den stads- of Prinsentuin" doet de heer Duparc naar aan
leiding van dit onderwerp uitkomendat het beheer van den
Prinsentuin in een bijzonderen toestaud verkeert. Burgemeester
en wethouders tochdie als speciale commissie van den tuin
optredenstaan als ware het zich zelf bijer bestaat
hier dus eigenlijk eene anomalie. Spr. geeft burgemeester en
wethouders in overweging, aan dien oneigenaardigen toestand
een einde te makenen zoo zij inderdaad bijstand noodig
oordeelen in het bedoelde beheer, te trachten eene commissie in
het leven te roepen, als bedoeld is bij art. 54 der gemeentewet.