236 Verslag der handelingen van den gemeenteraad
3. Rapport der raadscommissie voor de reclames omtrent
een zestal bezwaarschriften bij ged. staten ingediend tegen aan
slagen op het primitief kohier der directe belasting op het inko
men dienst 1884.
4. Alsvoren omtrent drie reclames tegen aanslagen op het
ie suppletoir kohier der dir. belasting op het inkomen dienst
1884.
In verband met de behandeling dezer punten doet de voor
zitter de openbare vergadering tijdelijk overgaan in eene met
gesloten deuren.
De heer van Harinxma thoe Slooten verlaat de vergadering.
Na heropening der openbare zitting wordt aan de orde
gesteld.
5. Benoeming van een lid der commissie van bestuur over
het stads ziekenhuis.
Door de commissie van bestuur zijn voorgedragen de hee-
ren H. Kuipers, aftr. lid, en W. J. Oosterhoff Jz.
Met 18 stemmen wordt eerstgenoemde herbenoemd tot lid
der commissie van bestuur van het stads ziekenhuis. De heer
W. J. Oosterhoff verkreeg ééne stem.
6. Benoeming van een lid van het collegie van curatoren van het
ggmnasium.
Aanbevolen worden de heeren
1. E. C. Jungius; 2. mr. E. Koning; 3. mr. B W. N. Ser-
vatius.
Met 18 van de 19 stemmen wordt eerstgenoemde tot curator
van het gymnasium benoemd.
Op den heer mr. E. Koning werd 1 stem uitgebragt.
7. Benoeming van een onderwijzer met hoofdacte aan de ge
meenteschool no. 1.
Met algemeene (19) stemmen wordt H. S. Wadman als
zoodanig benoemd.
8. Benoeming van een onderwijzer aan de gemeenteschool no. 11.
Op de voordragt komen voor: 1. A. Nawijn, te Lutkewie-
rura; 2. W S. de Wit, te Bolsward; 3. R. Rienstrate
Daarle: 4. N. v. d. Wal, te Leeuwarden en 5. P. Plantinga,
mede aldaar
Met 16 van de 19 stemmen wordt voor gemelde betrekking
benoemd N. van der Walalhier.
Op P. Plantinga werden 3 stemmen uitgebragt.
9: Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding
van een verzoek van W. Visser en R. Terhorstom het pad
toegang gevende tot de Cichoreibuurtt met de helft van de daar
langs loopende opvaart aan het Zuidvliet in eigendom beheer
en onderhoud voor de gemeente over te nemen.
Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor om dit
verzoek als niet voor inwilliging vatbaar, van de hand te
wijzen.
De heer do la Faiil© wenscht eene enkele inlichting te
bekomen omtrent deze kwestie.
Spr. kan wel medegaan met het voorstel van burgemeester
en wethoudersom het verzoek van adressanten niet toe te
staan dienaar het hem voorkomtniet competent zijn tot
het doen van dat verzoek. Het blijkt immers uit niets dat
adressanten eigenaren zijn van bedoeld pad en van de sloot
zoodat zij eigenlijk overdragt van eens anders eigendom wen-
schen. Men heeft dus geen zekerheid dat de werkelijke eige
naren die overdragt ook wenschen.
Spr. herhaalt 'tdat hij derhalve niets tegen de conclusie
te Leeuwardenvan den 27 November 1884;
heeftmaar zou nu gaarne vernemenwat er verder zal ge
beuren wat de toekomst zal zijn van den werkelijk onhoud-
baren toestand van het padwaarvan hij reeds in eene vorige
vergadering het ontegenzeggelijk gevaarlijke heeft doen uit
komen. Hij heeft uit het advies van den directeur der ge
meentewerken betreffende deze zaak vernomendat dit pad
voorkomt op den staat van waterstaatswerken bestaat er mo
gelijk vraagt spr.uitzigt dat van die zijde aan den
bestaanden toestand een einde wordt gemaakt In allen
gevalle wenscht hij omtrent de plannen van burgemeester en
wethouders te worden ingelicht.
De heer Bekhuis kan zich hierbij geheel aansluitenook
hij vraagt, wat er gebeuren zal na aanneming van dit voor
stel. Voornamelijk komt spr. tot deze vraag, omdat hij in
de missive van den directeur der gemeentewei ken heeft ge
lezen dat het bestuur de eigenaren van het pad heeft aange
maand om in het onderhoud daarvan te voorzienen hem
heden nog is geblekendat nooit in eenigerlei vorm iets aan
het onderhoud is gedaan.
Ook hij acht den toestand daar ter plaatse levensgevaarlijk
en vraagt of de gemeente niet den magt bezit om de eige
naren te dwingen daaraan een einde te maken.
De Voorzitter zegt, naar aanleiding van het zooeven
gesprokene, dat, hoewel de adressanten geene eigenaren zijn
van het paddit er toch eigenlijk weinig toe afdoetieder
die belang heeft bij het goed onderhouden van de bedoelde
werkenzal het toejuichen indien de gemeente zich zou wil
len belasten met de zorg daarvoor. Men behoeft niet te vree
zen voor tegenkantingzoo de raad naar aanleiding van dit
adres mogt besluiten tot overname in onderhoud en beheer.
Eigenaren en onderhoudpligtigenal zijn ze geen adressan
ten zouden zich daarin verheugen.
Maar het dagelijksch bestuur heeft geen vrijheid gevonden
daartoe te adviseerenomdat er tal van soortgelijke particu
liere paden en walbeschoeijingen zijn die in slechten toestand
verkeeren en als de gemeente die allen voor hare rekening
neemt, zouden de uitgaven voor openbare werkenwelke reeds
blijkens de pas behandelde begrooting zeer belangrijk zijn
nog aanzienlijk vermeerderen.
In antwoord op de vraag wat er na aanneming van dit
voorstel geschieden zal en of de gemeente de eigenaars niet
kan dwingen om het pad in goeden staat te brengen en te
houden wijst spr. op art. 1 der verordening betreffende de
instandhouding, bruikbaarheid, veiligheid enz. van openbare
wegenstraten enz. in deze gemeente. Daar wordt bepaald
dat de eigenaarsgebruikers of huurders van eigendommen
belast met het onderhoud van openbare wegenstraten of
paden, verpligt zijn steeds die werken in volkomen staat van
bruikbaarheid te onderhouden. Zijdie dit dus nalaten, stel
len zich bloot aan de in die verordening op de overtreding
van deze bepaling gestelde straf. Volgens spr. is het echter
moeijelgk na te gaan wie de daar bedoelde onderhoudpligtigen
van dit pad zijn. Daarom acht hij 't wenschelijkdat bij het
herzien dier verordening waarop de commissie voor het
ontwerpen van strafverordeningen hare aandacht gevestigd
houdtmaar waartoe zij eerst na het herzien van andere ver
ordeningen kan overgaan eene bepaling daarin worde op
genomen, dat er leggers van onderhoudpligtigen zullen worden
opgemaakt. Voldoet dan de onderhoudpligtige niet aan de be
staande voorschriften dan kan het gemeentebestuur krachtens
Verslag der handelingen van den g meenteraad te Leeuwarden van den 27 November 1884.'
237.
art. 180 der gemeentewet ten koste van den nalatige het
werk laten uitvoeren.
Maar zooals nu de bepaling luidtvindt spr. het wel wat
gewaagd om bij nalatigheid van den eigenaar het werk door
de gemeente ten zijnen koste te doen uitvoerenomdat men
geen zekerheid heeft op wien men de kosten zal kunnen verhalenij
De heer Star Busmann wenscht allereerst eene opmer
king in het midden te brengen naar aanleiding van de door
den heer de la Faille geopperde vraagof de raad namelijk
wel kennis konde nemen van het adres, omdat de adressanten,
niet als eigenaren van het padhet verzoek tot overdragt
deden. Spr. gelooftdat men in deze zaak de kwestie van
den eigendom kan ecarterendaar het hier eigenlijk het
onderhoud betreft; nu kan men onderhoudpligtige van eenig
object zijnzonder tevens eigenaar daarvan te wezen.
Het komt hemna het door den voorzitter medegedeelde
voor,dat menmet de zaak zelve in een moeijelijk dilemma
verkeert. Aan den eenen kant toch heeft men te doen met
onderhoudpligtigen die als zoodanig hun pligt niet vervullen,
terwijl men aan den anderen kant staat voor een toestand
van het paddie zoo gevaarlijk isdat ambtenaren die in
hunne functie daarvan moeten gebruik makenronduit ver
klarendat zij er niet langs kunnen komen.
Onder deze omstandigheden ligt hetvolgens spr.op den
weg van het dagelijksch bestuur, naar den geest van de ge
meentewet om verandering ten goede hier aan te brengen
en niet om den toestand te laten zooals hij is. Dergelijke
handelwijze zou ook niet overeen te brengen zijn met den lof,
nog onlangs in deze vergadering uitgesproken over het fraaije
en behagelijke uiterlijk van deze stad.
Ten slotte heeft spr. nog eene opmerking omtrent het be
zwaar door den directeur der gemeentewerken geopperdte
wetendat het bestuurdoor het inwilligen van dit verzoek,
een gevaarlijk praecedent zoude scheppen en daardoor in het
vervolgvoor meer dergelijke verzoeken den weg open stellen,
welker inwilliging belangrijke uitgaven zoude medebrengen.
Spr. ziet dat bezwaar niet zoo donker in, al moge het aan
vankelijk eenigen indruk maken. Spr. zoude meenen, dat men
niet huiverig behoeft te zijn om in dezen te handelenuit
vrees voor andere soortgelijke verzoeken; komen die eventueel
later in welnu dan moet ook daar het vóór en tegen over
wogen worden, en staat men dan ook daar voor het onver
mijdelijke, zooals hier, dan zal men eveneens op de zaak moe
ten ingaan.
De Voorzitter wijst er nogmaals op, dat het voor het
gemeentebestuur bezwaarlijk is, om de onderhoudpligtigen te
vinden. Wel is in het koopcontract der panden ten oosten
aan de sloot gelegen de verpligting aan de eigenaren gesteld,
om de walbeschoeijing te onderhouden, maar zij hebben geen
belang bij het padaan de overzijde langs de sloot loopende.
Nu is er door den vorigen spreker wel op gewezen dat de
kosten niet zwaar moeten wegen, maar spreker gelooft toch
dat het na de gehouden diseussien bij de behandeling der ge-
meentebegrootingvan het dagelijksch bestuur geen voorstellen
te verwachten zijn, waardoor zonder directe noodzakelijkheid
de gewone uitgaven der gemeente zullen toenemen.
De heer Dirks verklaart wel bekendheid te hebben om
trent de onderhoudpligtigheid der opvaarten in die buurt
waar hij gedurende 30 jaren heeft gewoond. Hij weet dat
daar 3 opvaarten zijnwaaronder de in dit adres bedoelde
sloot. Voor zoover hem bekend iszijn die opvaarten of
slooten altijd massaal geweestterwijl ook oorspronkelijk de
geheele buurt van Pietersburen in ééne hand is geweest. Nu
komt het spr. eenigzins vreemd voordat de eigenaren der
woningen en plekken grond aan den oostkant gelegen ook
onderhoudpligtigen zouden zijn van den wal aan den west
kant het zou echter uit de koopbrieven moeten blijken. Mis
schien heeft het rusten van den vlap van het brugje op die
westkant daartoe aanleiding gegeven.
De heer Troelstra gelooft dat te veel op den voorgrond
wordt gesteld de vraagwat er gebeuren zal na aanneming
van het voorstel. Z. i. moet alleen uitgemaakt worden de
vraagof het pad en de sloot in eigendom en onderhoud
zullen worden overgenomen.
Hiertegen nu meent spr. te moeten waarschuwen. Door
dit te doen gelooft hij dat de raad den voet op een gevaar
lijk pad zou zetten. Er wordt al zooveel van de gemeente
gevorderddat zij niet onverpligt ook nog het onderhoud
van dergelijke paden en wegen op zich moet nemen. En
wanneer men al het bewuste pad overnamdan ware het
te vreezendat later anderen in dergelijke gevallen al weder
op de gemeente zouden gaan steunen en trachten van hunne
verpligtingen te worden ontslagen. Maar bovendien gelooft
spr. niet, dat er sprake kan zijn van overname van eigendom
en onderhoud naar aanleiding van dit adres. Daartoe toch
zouden de eigenaren of onderhoudpligtigen moeten medewer
ken. Zeker betreft het hier een moeijelijke zaakwant de
eigenlijke onderhoudpligtigen schijnen minder belang te heb
ben bij dit padmeer de eigenaars der verder gelegen wo
ningen doch deze hebben ook te bedenken dat een verder
verval van het pad hunne perceelen onbewoonbaar maken.
Ten slotte gelooft spr., in verband met de vraag, of hoi
pad in den bestaanden toestand moet blijvenwel de verze
kering te kunnen geven, dat burgemeester en wethouders al
les in het werk zullen stellen om aan den onhoudbaren toe
stand een einde te maken.
De heer de la Faille herhaalt het dat hij zich kan aan
sluiten bij burgemeester en wethouderswaar zij aarzelen om
in de door adressanten gewenschte rigting de eerste schrede
te doen. Hij heeft alleen op de urgentie der zaak willen
wijzenmaar waar nu de heer Troelstra heeft verklaarddat
burgemeester en wethouders haar ter harte zullen nemen,
en de zorg voor de belangen der buurt in kwestie op zich
nemen daar erkent spr. dat hij dan goede verwachtingen van
de toekomst mag koesteren.
De heer Star Busmann wenscht ook alleen nog maar
te verklarendatwanneer hij zal stemmen vóór het voorstel
van burgemeester en wethouders, hij dat doet geheel met het
oog op de zoo straks afgelegde verklaring van den heer Troel
stra eene verklaringwaarin hij onbeperkt vertrouwen stelt.
Hierop worden de beraadslagingen over het voorstel ge
sloten en dit zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
VERBETERINGEN.
Op pag. 219, le kolom, regel 14 v. o. staat de hulpschool,
moet zijn als hulpschool.
Op pag. 226,2e kol., regel 4 v. b. staat ƒ8800 moetzijn ƒ800.
232,2e 24,, ƒ39,000 ƒ19,000.
b b b - b ƒ80,000 ƒ80,100.
233,2e 15 rekening leening