240
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 December 1884.
De heer Wiersma gelooft, dat men bij het gemeentebelang,
hetwelk door den vorigen spreker op den voorgrond wordt
gesteld, ook mag rekening houden met het belang van den
pachter, die wat zijne andere bezigheden betreft geheel zich
op de pacht inrigt en derhalve gaarne zekerheid heeft, dat hij
gedurende drie jaren pachter zal zijn.
Spr. acht de zaak op zich zelve eigenlijk van weinig belang,
maar oordeelt 't beter om het verzoek toe te staan, te meer,
omdat door het opnemen van eene bepaling in de pachtvoor-
waardenhet gemeentebestuur zich kan voorbehouden de pacht
bij niet nakoming door den pachter van zijue verpligtimgen, te
doen ophouden, en zich daardoor te vrijwaren tegen een' slechten
pachter.
Het amendement van den heer Menalda wordt nu in stem
ming gebragt en verworpen met 19 tegen 2 stemmen. Vóór
stemden de heeren Bekhuis en Menalda.
Het voorstel woidt daarop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders om over te gaan
tot behandeling van het den 14 Augustus j L aangeboden voor
stel tot invoering van de, gymnastiek als leervak op ulle gemeen
tescholen voor lager onderwijsmet toevoeging daaraan van
twee nieuwe punten van conclusie.
(Zie bijlage no. 23 tot het verslag van 's raads handelingen.)
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Bekhuis verklaart, dat hij wel eenig bezwaar zoude
hebben tegen de invoering van de gymnastiek als verpligt
leervak, maar dat aangezien in 1881 deze zaak door den raad
in principe reeds is aangenomen en spr. de besluiten dezer
vergadering heeft te eerbiedigen, hij zich nu niet tegen het voor
stel zal verklaren. Maar terwijl hij nu bereid is tot aanne
ming daarvan mede te werken zou hij gaarnemet het oog
op den finautielen druk, die van dien maatregel bet gevolg
zal zijn, aan burgemeester en wethouders de vraag doen, of
er eenige hoop bestaatdat door hun collegie binnen een
niet te verwijderd tijdstip den raad een voorstel zal wor
den aangebodendat ten doel heeftom de schoolgelden
te verhoogen en zoodoende de inkomsten van het onderwijs
meer in overeenstemming te brengen met de uitgavendie
met ieder jaar toenemen.
De heer van Sloterdijck wenscht een vraag te doen ten
opzigte van de behandeling van dit punt. Er wordt voorge
steld om het gymnastiek-onderwijs op alle openbare lagere
scholen te doen gevendoor daarmede te belasten onderwij
zers in andere dan voor de scholen bestemde gebouwen. Nu
heeft spr. reeds in de vergadering van 28 Augustus j 1. ge
wezen op art. 6 der verordeninghetwelk bepaaltdat de
raad hiertoe kon besluiten na den arrondissements schoolop
ziener te hebben gehoord. Burgemeester en wethouders heb
ben toen die opmerking tot zich genomen om daaraan te
denken. Spr. vindt echter in het nader voorstel geen mel
ding daarvan gemaakt en wenscht nu van burgemeester en
wethouders te vernemenof de schoolopziener daarover is
gehoord dan of dat collegie dit noodig oordeelt. Spr. voor
zich oordeelt, dat het beter is vooraf diens advies in te winnen.
j
De Voorzitter wijst den vorigen geachten spreker opeen
schrijven van 3 September j 1. van den arrondissements-school-
opzienerhetwelk wel is waar niet in het nader voorstel is
aangehaald maar toch daarbij is overgelegd. Deze geeft
daarin te kennen dat hij tegen de voorgestelde regeling geen
bezwaar heeft.
De heer van Sloterdijck geeft te kennendat dit schrij
ven aan zijne aandacht is ontsnapt en betuigt zijnen dank
voor de bekomen inlichting.
De Voorzitter kan voorts den heer Bekhuis met een enkel
woord beantwoorden door hem mede te deelen datzoolang
spr. de eer heeft gehad lid te zijn van het dagelijksch bestuur,
bij dat collegie nooit een voorsrel tot verho«»girjg der school
gelden aan de orde is geweest en dat het pUn daartoe voor
zoover hem bekend is ook niet bestaat. Hij moet dus dien
spreker een ontkennend antwoord geven.
De heer Wiersma wijst, in aansluiting met het door den
voorzitter gesprokeneop het verslag van rapporteurs over
de gemeentebegrooting waarin wordt gememoreerd dat in
twee sectiën over verhooging van de schoolgelden is gespro
ken rapporteurs echter hebben daarin ge» n aanleiding ge
vonden om een voorstel in dien geest te doen.
Doordat de raad nu daarop bij de behandeling van de be
grooting niet verder is ingegaanheeft hij stilzwijgend te
kennen gegevendat hij bedoelde vexhooging niet noodzake
lijk acht.
De heer Bekhuis dankt de beide vorige sprekers voor
hunne inlichtingen Hij wil er alleen dit nog bijvoegen dat
hij hooptdatwanneer bij burgemeester en wethouders te
eeniger tijd de zaak ter sprake mogt komenzoo mogelijk
aan zijnen wensch worde voldaan, want, hij herhaalt het,
bij vermeerdering der uitgaven dienen z. i. ook de inkomsten
te worden versterkt.
De heer Duparc gelooft datindien niet het voorstel
ware gedaan tot het algemeen invoeren van de gymnastiek
als leervak, de heer Bekhuis wel niet tot het uiten van zijnen
wensch zou zijn overgegaan. Die geachte spreker toch heeft
alleen in de meerdere uitgaven welke van dezen maatregel
het gevolg zullen zijnaanleiding gevonden om op verhoo
ging der schoolgelden aan te dringen. Nu moet spr. echter
dat geachte lid er op wijzen dat de thans voorgestelde maat
regel in hoofdzaak betreft de kostelooze scholen en die voor
minvermogenden. Dat lid zal intu«schen moeijelijk kunnen
verlangendat voor de eerstgenoemde scholen schoolgeld
ingevoerden evenmin dat het schoolgeld voor de laatstbe
doelde soort scholen verhoogd werd. Blijven dus over de
drie scholen nos. 23 en 4waar de gymnastiek reeds
sinds jaren onder de leervakken behoort.
Het allerminst zou men dus het schoolgeld daar kunnen
verhoogen op grond dat voor de andere scholen thans uitvoe
ring wordt gegeven aan de verordening van 1881.
De heer Minnema Buma wenscht naar aanleiding van
het gereleveerde door den heer Wiersma in herinnering te
brengendat in de sectiën alleen over verhooging van school
geld voor enkele scholen is gesprokennl. de middelbare
school voor meinjeshet gymnasium en de gemeentescholen
nos. 2 en 3 en dus volstrekt niet voor alle scholen maar
slechts voor die welke bezocht worden door kinderen van
meervermogende ouders.
De algemeene beraadslagingen over het voorstel worden
hierop gesloten.
Alsnu wordt overgegaan tot de behandeling van de var-
schillende onderdeelen der conclusie afzonderlijk.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 December 1884.
241
Onderdeel A I„Te bepalendat bij de invoering van
het leervak de gymnastiek op alle scholen van openbaar lager
onderwijs in deze gemeente dit onderwijs zal worden gegeven
door daarmede te belasten onderwijzersin andere dan voor
de scholen bestemde gebouwen."
Dit onderdeel wordt zonder hoofdelijke stemming goedge
keurd.
Onderdeel A IIHet gymnastiek-onderwijs aan de leer
lingen der scholen voor openbaar lager onderwijs te doen
geven
1. in de bestaande gymnastieklokalen
2. in de speellokalen der vijf gemeente-bewaarscholen en
in het gebouw in het Hofstraatjevroeger in gebruik voor
gemeenteschool no. 11welke lokalen voor dat doel zullen
worden ingerigt
3. in een gebouw, voor d t doel op het terrein bij de ge
meenteschool no. 4 te stichten en in te rigten.
De heer de la Faille wenscht naar aanleiding van het
voorstelom ook de speellokalen der bewaarscholen voor het
gymnastiek-onderwijs beschikbaar te stellente vragen of
het voornemen bestaat om gymuastiektoestellen in die loka
len te doen aanbrengen. Hij zou daartegen bezwaar heb
ben. Vooreerst, omdat de aanwez'gheid der toestellen een
beletsel zoude zijn in het vrije verkeer der kinderen, die er
ge^n gebruik van maken n 1. iu de speeluren voor de leer
lingen der bewaarscholenten tweede omdat de kosten daar
door zouden worden verhoogden ten derdehetgeen spr.
wel als eerste argument had kunnen bijbrengen, omdat die
toestellen niet wenschelijk zijn en niet noodzakelijk voor het
onderwijszooals dat zal worden gegeven meestal niet door
vakonderwijzersmaar door onderwijzers aan de scholen
zeiven.
Wat toch isvraagt spr.de voorname bedoeling van de
invoering van de gymnastiek als algemeen leervak Die is
om discipline en orde aan te kweekeu bij de leerlingen en
hen aan methodische ligchaam-sbeweging te doeu deelnemen.
Dit doel kan beter bereikt worden zonder, dan met toestel
len: de vooroefeningen zijn juist het zwaartepunt van het
gymnastiek-onderwijs.
Veelal, gaat spr. voort, wordt het werken aan toestellente
veel op den voorgrond gestelddaardoor heeft zich bij het
publiek een verklaarbare schroom ten opzigte van dat onder
wijs gevestigt en zien velen er in slechts kunstenmakenhet
doen van toeren, waarmede natuurlijk gevaar gepaard gaat.
Bovendien brengt dat gedeelte van het gymnastiek-onderwijs
mede, dat de leerlingen minder waarde hechten aan de voor
oefeningen maar steeds hunkeren naar de werktuigenalsof
het werken daaraan de gymnastiek uitmaakt.
Spr. wenscht derhalve op den voorgrond te stellen het
karakterhetwelk ook burgemeester en wethouders zeker in
het gymnastiek-onderwijs willen leggen, nl. orde en discipline
te bevorderen en den kinderen eene flinke ligchaamsbeweging
te doen genietendit nu iszooals spr. reeds gezegd heeft
te bereiken door middel van de vrije vooroefeningen. Wen-
schen de leerlingen later met het onderwijs voort te gaan
dan bestaat er altijd gelegenheid genoeg bij particuliere ver-
eenigingen om aan toestellen te leeren werken. Spr. acht
het dus wenschelijk dat het thans in te voeren onderwijs in
de gymnastiek slechts zal bestaan in vooroefeningenniet in
het werken aan toestellen, en deze derhalve niet worden aan-
gebragfc.
De heer van Harinxma thoe Slooten begint met den
vorigen spr. te verwijzen naar art. 21 der onderwijswethet
welk aangeeft, dat de regeling van het onderwijs behoort bij
de hoofden der scholen en onderworpen is aan de goedkeu
ring van burgemeester en wethouders en den districtsschool
opziener.
Spr. kan er aan toevoegendat hij persoonlijk sympathie
gevoelt voor de inzichten van den heer de la Faille; ook
heeft hij, toen de zaak in voorbereiding was, den heer Wei-
dijk, ln onderwijzer in de gymnastiek, geconsulteerd, die mede
zijne instemming heeft te kennen gegeven met de opvatting,
dat bij lager onderwijs in hoofdzaak de vooroefeningen op
den voorgrond moeten treden en dat het werken aan toestel
len of in het geheel niet of bij uitzondering door de oudste
leerlingen moet geschieden Eu afgescheiden nu van het be
zwaar van den heer de la Faille omtrent de verhooging dej
kosten welkenaar spr gelooftniet van overwegenden
invloed zullen zijn op het geheele kostenbedrag is hij met
dat geachte lid van meemng dat bij de jeugd de lust voor
de gymnastiek niet moet ontaarden in kuustenmakenmaar
dat zij moet dienen tot ontwikkeling van orde en geschikt
heid tot zamenw-rken en gelooft ook dat dit meer door voor-
0»-feningen wordt bevorderd.
Maar spr. is van oordeel dat burgemeester en wethouders
zich niet wel kunnen bepalen tot het doen van eene belofte,
in den zin als de heer de la Faille gaarne ziet; zoo min als
het in eenig opzigt wenschelijk is, dat dit collegie zich
bindt ten aanzien der uitvoering, evenmin is dat hier het ge
val hij heeft maar te wijzen op halters werktuigen die bij
de vooroefeningen worden gebruikt. Maar het ligt toch wel
voor de hand, dat burgemeester en wethoudersdie overigens,
waar hij vertrouwt, den heer de la Faille dankbaar zijn voor
diens inlichtingen geene toestemming zullen geven tot het
aanschaffen van werktuigen die hinder kunnen veroorzaken
en in den weg staan aan de kinderen die van de localen als
bewaarschool gebruik maken. Spr. herhaalt het, als zijne
persoonlijke opiniedat niet het werken aan toestellen het
welk zoo ligt ontaardt in kunstjesmaken, de hoofdzaak moest
zijn, maar wel de vooroefeningen; dat deze dus de hoofdscho
tel moeten zijndie zal worden voorgezet.
De heer Minnema Buma heeft eenig bezwaar tegen
punt 3 van dit onderdeel, niet wat de zaak zelve betreft, als
wel tegen de kosten, die volgeus de praemissen van het voor
stel eene som van ƒ7700 zullen bedragen. Spr. vindt dit
bedrag veel te hoog voor een lokaal, bestemd tot het geven
van onderwijs in het betrekkelijk leervak aan ongeveer 50
leerlingen tegelijkeen gebouw dat slechts uit 4 muren en
een dak behoeft te bestaanterwijl er voor dergelijk ligt
bouwwerk weinig fundamenten behoeven te worden gelegd en
daarin weinig of geen binnenbetimmering noodig is. Hij
vreest dus dat er te veel aan den bouwstijl zal worden ge
offerd tengevolge waarvan het kostenbedrag zoo hoog moet
worden opgevoerd. Spr. maakt nu bezwaar om tot aanne
ming van dit punt mede te werken, voordat hij kennis heeft
genomen van de begrooting en het plan vau stichting van
het gebouw.
De Voorzitter geeft als zijne meening te kennendat
het plan en het bestek voor den bouw van eene nieuwe gym-
nastiekschool (aangenomen dat de raad daartoe besluit) niet
ter goedkeuring aan deze vergadering wordt aangeboden, tenzij