242 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 December 1884. de raad zich de vaststelling daarvan voorbehoudt. Want heeft de raad eenmaal besloten tot den bouw zonder dat voorbe houd en draagt hij kennis van het maximum der kosten, dan zijn burgemeester en wethouders bevoegd tot de uitvoering over te gaan, krachtens art. 179 lett. i der gemeentewet, in verband met art 142 dier wet. Spr. moet torgeven dat de som vrij hoog schijnten vertrouwt dat de kosten minder zullen kunnen zijn. Men lette er evenwel op dat dit een zeer globale raming isniet gegrond op een bestaand plan. Hij is intu8schen van oordeel, dat de raad het kan overlaten aan burgemeester en wethoudersin het vertrouwendat zij de kosten niet noodeloos zullen opvoeren. De heer Minnema Buma moet zichna de toelichtende woorden van den voorzittertegen het voorstel verklaren maar gelooft nietdat door aanneming daarvan, burgemeester en wethouders implicite gemagtigd worden zonder nadere goedkeuring van plan en begrooting door den raad, tot de uitvoering over te gaan. De Voorzitter meentdat de vorige spreker beter zijn doel zal bereikenwanneer hij het voorstel doet om het be stek en de voorwaarden van aanbesteding nader aan de goed keuring van den raad te onderwerpen. De heer Duparc heeft hetzelfde bezwaar als de heer Min nema Buma, maar nu wordt door den voorzitter het correc tief aan de hand gedaanbedoeld bij art. 142 der gemeen tewet n.l. dat de raad zich de vaststelling van het plan en de voorwaarden van aanbesteding kan voorbehouden. De raad heeft dan de zekerheiddat de uitvoering niet dan met zijne goedkeuring zal geschieden. Wat spr. aangaatook hij vindt de som te hoogal stelt hij ook alle vertrouwen in burgemeester en wethoudersdat zij de meeste zuinigheid zullen in acht nemen. De Voorzitter geeft alsnu te kennen gemagtigd te zijn tot de verklaring, dat tot den bouw der gymnastiekschool eventueel niet door burgemeester en wethouders zal worden overgegaan, voor plan en bestek door den raad zijn goedge keurd. Den heer Duparc komt het voordat deze verklaring niet genoeg is. De raad-zelf moet een besluit nemen in den zin van art. 142 der gemeentewet. Daarna wordt besloten aan punt 3 van onderdeel II toe te voegen de woordenbehoudens nadere vaststelling van het plan en de voorwaarden van aanbesteding voor de stichting van dit gebouw. Onderdeel IIalsmede onderdeel IIIV worden hierna zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. VI. Aan art. 3 der verordening tot regeling der jaarwed den enz. (Gemeenteblad no. 15 van 1881)toe te voegen de volgende alinea: „voor het geven van onderwijs in de gym nastiek wordt aan den daarmede te belasten onderwijzerbo ven de in art. 2 bepaalde jaarwedde, jaarlijks ƒ30 voor elk lesuur in de week toegekendvoor zoover ze als gemeentelijk gymnastiek-onderwijzer niets reeds in het genot eener vaste jaarwedde zijn." De heer de la Faille zou willen vragen of bij burge meester en wethouders het voornemen bestaat, het onderwijs in de gymnastiek aan meisjes te doen geven door onderwij zeressen. Vroeger is de wenschelijkheid daarvan ook uitge sproken met het gevolgdat eene onderwijzeres in de gym nastiek werd aangesteld. Het doel van spr.'s vraag is nu om te nernemen of op dat voetspoor zal worden voortgegaan. De heer van Harinxma thoe Slooten verwijst naar het zooeven goedgekeurde onderdeel IV der couclurie strek kende om aan art 3 der verordening tot regeling van het openbaar lager onderwijs, toe te voegen een nieuwe alinea: „het gymnastiek-onderwijs wordt voor jongens en meisjes af zonderlijk gegeven"in welke verordeningals spr. zich niet bedriegtuitdrukkelijk wordt gezegd datwaar van onder wijzers wordt gesprokendaarondertenzij het tegendeel wordt bepaald, ook de ondertvij zeressen zijn begrepen. Wel volgt hieruit niet dat het onderwijs aan meisjes uit sluitend door onderwijzeressen zal worden gegeven maar dat ligt toch zeker voor zoover die in de gemeente beschikbaar zijnin de bedoeling van burgemeester en wethouders. Reeds hebben eenige onderwijzeressen de bevoegdheid tot het geven van gymnastiekonderwijsterwijl het niet onwaarschijnlijk is dat andere eene a»nteekening voor dat vak zullen trachten te verkrijgen. Menschelijker wijze gesproken bestaat er dus uitzigt, dat aan den wensch van den heer de la Faille zal kunnen worden voldaan. Hierop worden de onderdeelen VI en VIIbenevens de nader voorgestelde onderdeelen VIII en IX onveranderd goed gekeurd. Thans wordt aan de orde gesteld punt B der conclusie luidendeDe voormalige gemeenteschool no. 8 bij de Put en wel het zuidwestelijk gedeelte daarvan in te rigten tot gym nastieklokaal voor de leerlingen van het gymnasium. De heer Duparc heeft gezien dat burgemeester en wet houders gevolg hebben gegeven aan den door spr. in de ver gadering van 28 Augustus j 1. gegeven wenk, nl om alsnog curatoren van het gymnasium over dit punt te hooren. Na lezing van de missive vau curatoren heeft spr. echter den indruk gekregen dat deze met hem de voorkeur geven aan een gymnastiek-lokaalverbonden aan het gymnasium-gebouw, maar de nu voorgestelde inrigting beschouwen als een pis-aller omdat men nu ten minste een lokaal zal verkrijgen minder ver af van het gymnasium gelegen, dan het tegenwoordige gymnastiek-lokaalen men zoodoende van het gymnastiekon derwijs althans eenige betere resultaten kan verwachten, dan tot nu toe het geval was. Spr. zal niet verder ingaan op de uitgesproken zienswijze van curatoren maar geeft als zijne meening te kennen dat het voor de leerlingen die dagelijks 2 a 3 uren achtereen ingespannen moeten werken, vrij wat beter zou zijn, indien zij gelijk op de rijks hoogere burgerschooltuschen de les uren in nu en dan een half uur aan gymnastiek deden bij wijze van recreatie waarvan nogtans bij de voorgestelde wijze van handelen wel geen sprake zal kunnen zijn. Nu evenwel curatorenaan wier oordeel in de eerste plaats de'zaak moet worden onderworpengeen bezwaar hebben tegen de voor gestelde inrigting van meergemeld gebouw, als voorloopige maatregelzal spr. zich voor het oogenblik bij de zaak neder- leggen. De heer van Sloterdijck zou nog gaarne naar aanlei ding van dit punt van burgemeester en wethouders eenige inlichtingen bekomen Hij vreest n.l dat dit punt de bedoe ling van dat collegie niet volledig uitdrukt. Er wordt een voudig voorgesteld de voormalige gemeenteschool no 8 bij de Put en wel het zuidwestelijk gedeelte daarvan in te rigten Verslag der handelingen van den gemeentere tot gymnastieklokaal voor de leerlingen van het gymnasium. Maar wanneer spr nu in de praemissen de adstructie van dit punt leestdan krijgt hij den indruk alsof dat gebouw behalve vo<>r gymnastieklokaal moet worden ingerigt voot de rijksnormaallessen en emie woning voor den gymnastiek onder wijzer, dus een afzonderlijken ouderwijzer voor het onderwijs aan leerlingen van het gymnasium. Die inrigting aldus was geadviseerd door den directeur der gemeentewerken met welk advies burgemeester en wethouders verklaren zich te kunnen vereenigen. Nu is in spr.'s oog niet regt duidelijk of zij zich met het advies in het geheel vereenigen, of alleen met de inrigting voor een gymnastieklokaal voor het gymnasium. Is het eerste waar, dan geloott spr. dat dit punt van conclusie meer had moeten worden uitgewerkt. De heer van Harinxma thoe Slooten gelooft dat het beter is, wanneer men zich houdt aau het oorspronkelijk voor stel. Hij kan niet ontkennen dat, wanneer in de praemissen wordt gezegd dat de bovenwoning geschikt zal zijn voor eeue woning van den gymuastiekonderwijzer, men met regt kan vragen of er dan een bepaalde onderwijzer aan dat lokaal zal worden verbonden. Burgemeester en wethouders hebben wel de geschiktheid van die woning voor dat doel beaamd, maar daartegenover staat de vraag of men den onderwijzer, die misschien eene jaarwedde van ƒ600 zal genieten, een dienst zal doen met hem eene bepaalde woning aan te wijzen en hem niet zelf eene woning te laten kiezen; deze vraag knnnen burgemeester en wethouders niet dan ontkennend beantwoorden. Boven dien schijnt het niet wenschelijk het getal ambtenarenaan wien de gemeente eene woning aanwijst, te vergrooten. Spr erkent dat de opmerking in de praemissen een anderen indruk geeft en gelooft dat men die mag beschouwen als een lapsus calami. Het blijft echter vaststaan dat in bedoeld gebouw eene bo venwoning overblijft, die eene huurwaarde representeert; spr. acht het echter beter den raad vooralsnog niet te binden om trent de verhuring der woning. Later kan in naauwgezette overweging worden genomen of een afzonderlijke onderwijzer zal worden aangesteld en dan ook of hem eene woning zal worden aangewezen. De heer Minnema Buma heeft het door den vorigen spr. aangevoerde niet geheel bevredigd. De opmerking toch van den heer van Sloterdijck specteerde niet alleen de woning, maar ook de vraag of er een afzonderlijk onderwijzer voor dat leervak aan het gymnasium zal worden aangesteld. Ook spr. wenschte van die zijde eene bepaalde verklaring van burge meester en wei houders. De zaak is toch deze: reeds lang heeft voor curatoren tot de pia vota behoord de wensch om bij het gymnasium een eigen gymnastieklokaal te verkrijgen; deze wensch bestaat ook nu nogmaar wat spreker aangaat, de groote kosten aan de vervulling van dien wensch verbon den zullen hem nopen zich bij het tegenwoordig voorstel neder te leggen. Maar ligt het nu in het plan een afzonderlijk onderwijzer voor het onderwijs aan leerlingen van het gymnasium aan te stellen dan acht spr. het verkieslijker om een goedkoop gym nastieklokaal bij het gymnasium te bouwen want hij is het met den heer Duparc eensdat het tegenwoordig onderwijs weinig resultaten oplevert; de leerlingen hebben weinig of geen lust en opgewektheid om voor het gymnastiek-onderwijs id te Leeuwarden, van den 11 December 1884. 243 den betrekkelijk verren 'afstand af te leggenhet bezoeken dier lessen gaat ongeregeld en is buiten het toezigt der leeraren, hetwelk niet het geval zoude zijn, wanneer het gymnasium een eigen lokaal bezat en het onderwijs werd gegeven tu«- schen de leerurendoor een onderwijzerin het kader dtr leeraren opgenomen. Ook den heer van Sloterdijck heeft het antwoord van den heer van Harinxma niet voldaan. Want, gelijk de heer Minnema Buma het reeds heeft gezegd, de eenige bedoeling van zijne opmerking is te vragen of burgemeester en wet houders het voornemen hebben in het gymnastieklokaal bij de Put een afzonderlijken onderwijzer aan te stellen. De heer van HariDxma thoe Slooten kan de beide vorige sprekers kort beantwoordenmet de mededeelingdat deze viaag bij burgemeester en wethouders nog geen punt van bespreking heeft uitgemaakt, dat nimmer de kwestie van het aanstellen van een specialen gymnastiek-onderwijzer voor het hooger onderwijs is ter sprake gekomen. Maar zonder eene bepaalde belofte te doenkan spr. wel zeggen dat wanneer de noodzakelijkheid van dergelijken maatregel dui delijk bleek hij wel gelooft dat bij het dagelijksch bestuur nimmer tegenkanting zoude worden ondervonden. De raad heeft nu in behandeling de invoering van de gym nastiek als leervak op de openbare lagere scholen waaraan verbonden is de reorganisatie van de gymnastiek in het ge heel zonder dat daarbij het getal onderwijzers wordt aange wezen. Spr. durft nu echter wel verwachten dat de raad later bij de regeling van het getal onderwijzers voor de lagere scholen wel zijne aandacht tevens zal wijden aan de belangen in dat opzigt van het gymnasium. Als zijn persoonlijk gevoelen geeft spr. te kennendat bij niet tegen de aanstelling van een specialen ond-rwijzer voor het gymnasium is indien zelfs maar de wenschelijkheid daar- vau blijkt. De heer van Sloterdijck verklaart zich nu volkomen voldaan. Hij drukt er nogmaals op, dat het niet de bedoe ling van zijne vraag was, om een afzonderlijken onderwijzer te verkrijgenmaar om alleenwanneer hiertoe het plan bestondde conclusie in dien zin te veranderen. De prae missen van het voorstel geven hem aanleiding tot zijne op merking. Hierop wordt punt Balsook daarna de conclusie in haar geheel zonder hoofdelijke stemming aangenomenzoodat be sloten wordt A. I. Te bepalen, dat, bij de invoering van het leervak de gymnastiek op alle scholen van openbaar lager onderwijs in deze gemeentedit onderwijs zal worden gegeven door daarmede te belasten onderwijzersin andere dan voor de scholen bestemde gebouwen. II. Het gymnastiek-onderwij8 aan de leerlingen der scholen voor openbaar lager onderwijs te doen geven 1. in de bestaande gymnastiek-lokalen 2. in de speellokalen der vijf gemeente-bewaarscholen en in het gebouw in het Hofstraatjevroeger in gebruik voor gemeenteschooi no. 11welke lokalen voor dat doel zullen worden ingericht 3. in een gebouw, voor dit doel op het terrein bij de ge meenteschool no. 4 te stichten en in te richten behoudens nadere vaststelling van het plan en de voorwaarden van aan besteding voor de stichting van dat gebouw.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 3