24
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Februarij 1885.
regeling van het onderwijs aan de bewaarscholen voorbereidt.
De heer Plantenga verwijst, naar aanleiding van het
voorstel van den voorzitter om het adres in handen te stellen
van de speciale raadscommissieraar het besluit dezer ver
gadering van den 11 Augustus j.l.waarbij aan eene raads
commissie werd opgedragen het ontwerpen eener verordening,
tot regeling van het voorbereidend onderwijs aan de ge
meentelijke bewaarscholen. Dat zijn de bestaande bewaar
scholen en wanneer nu dus die commissie moet adviseren
over de vraag, of de tegenwoordige departements-bewaarschool
na hare opheffing in het kader der gemeentelijke scholen zal
worden opgenomendan is dat geheel buiten de opdragt haar
indertijd gegeven en zal het voor de door haar te ontwerpen
voorstellen veel verkieslijker zijn wanneer de raad zich ten
dien opzigte heeft uitgesproken. Nu is zij nog in het on
zekere daaromtrent en derhalve acht spr. het beterdat het
adres ten fine van prae-advies in handen van burgemeester
en wethouders worde gesteldzoodat de raad dandoor dat
collegie voorgelicht zijne zienswijze daarover kan te kennen
geven.
Den heer iersma komt het voor dat de discussiën eene
intensiteit verkrijgen die veel verder gaatdan wel de be
doeling is.
Wanneer spr. zich niet bedriegt, dan is de commissie voor
de bewaarscholen aangesteld om na te gaan op welke wijze
de beste regeling van het voorbereidend onderwijs zal worden
verfiregen en dienaangaande den raad een voorstel aan te
bieden Die opdragt aan eene speciale commissie had de
strekkingom de commissie van toezigt op het lager on
derwijs die zoo uitgebreide werkzaamheden op zich moet
nemen, op haar verzoek te ontheffen van een deel harer
taak Spr. voor zich had die ontheffing niet wenschelijk ge
acht en wel met het oog op het verband den zamenhang
die er z. i. bestaat tusschen het voorbereidend onderwijs aan
de bewaarscholen en dat op de scholen voor lager onderwijs hij
respecteert echter de motieven van den wensch dier commissie.
Maar nu gelooft hij ookdat het mandaat van die speciale
raadscommissie zoo uitgebreid mogelijk moet worden opge
vat zoodat zij niet alleen de nieuwe regeling voorbereidt
maar ook in alles dit onderwerp betreffendeden raad voor
licht. Daarom zal nu ook dit adres in hare handen moeten
worden gesteldopdat zij bij hare beraadslagingen tevens de
vraag kan overwegen of de gemeente de taak van het de
partement zal overnemen. Wil zij zegt hij een zoo volle
dig mogelijk rapport indienen dan moet zij ook kennis kun
nen nemen van alle desbetreffende stukken.
Spr kan zich voorts niet vereenigen met de beschouwing
van den heer Plantenga. Z. i. moet niet de taak der commis
sie gemakkelijker gemaakt worden door de uitgesproken mee
ning van den raadmaar integendeel moet deze door de
commissie worden voorgelichtten einde daarna een besluit
te kunnen nemen.
De heer Duparc zou uit den aanhef van de woorden van
den vorigen geachten spreker moeten opmakendat hij de zaak
niet definitief beslist acht. Gelijk echter reeds door den heer
Plantenga in herinnering is gebragtis in de vergadering van
den 14 Augustus j.l. besloten, de commissie van toezigt op
het lager onderwijs te ontheffen van het toezigt op de be
waarscholen en dat op te dragen aan eene speciale raads
commissie.
Spr. moet echter verklarendat hij dit debat niet zoude
hebben uitgeloktindien niet bij de commissie van toezigt
de missive van het bestuur van de departements-bewaarschool
ware ter tafel gebragtwelke echter evenals het nu ingeko
men adreszooals de voorzitter heeft voorgestelddan ook
in handen van de raadscommissie had moeten worden gesteld.
De heer van Harinxma thoe Slooten gelooft dat het
geheugen van den heer Duparc dezen een weinig in de steek
heeft gelaten. Immersde raadscommissie is niet benoemd
voor het toezigt op het onderwijs aan de bewaarscholen
maar om eene regeling van het geheele voorbereidend onder
wijs te ontwerpen hetwelk door geene wet nog is geregeld
De heer van Sloterdijck vestigt de aandacht op de ter
men van het raadsbesluit van 14 Augustus 1884, waarbij sub
1 de commissie van toezigt op het lager onderwijs werd ont
heven van het toezigt op de bewaarscholensub 2 aan eene
vaste raadscommissie opgedragen burgemeester en wethou
ders bij te staan in het beheer van de gemeentelijke bewaar
scholen sub 3 aan eene speciale raadscommissie opgedragen
het ontwerpen van eene verordening tot regeling van het
onderwijs aan de bewaarscholen en sub 4 besloten tot benoe
ming van de leden der sub 3 bedoelde commissie. Aan punt
4 is uitvoering gegevende sub 3 bedoelde commissie is aan
bet werkdoch eerst wanneer hieruit eene regeling is voort
gekomen en door den raad vastgesteldzal de functie van
de sub 2 bedoelde commissie van bijstand kunnen aanvangen
en zullen hare leden kunnen worden benoemd. Derhalve de
commissie van bijstanddie naar den aard van haren werk
kring aangewezen zou kunnen worden geacht in dezen te
adviserenbestaat nog nietde haar toegedachte functie is
nog bij burgemeester en wethoudersde sub 3 bedoelde com
missie heeft een speciaal mandaat, het ontwerpen n.l. van
eene verordening en is van tijdelijken aard en zoo kan en
behoort alleen aan burgemeester en wethouders prae-advies
in dezen te worden gevraagd.
De heer Wiersma erkent, dat de geachte vorige spreker,
wel oogenschijnlijk naar den letter gelijk heeft, maar de be-
handeling der zaak zou dan toch een onnoodigen omweg maken.
De commissie toch zal den raad een voorstel doen omtrent
de regeling van het onderwijs aan de bewaarscholen. Daarin
zal als hoofdschotel dienen de vraag, of het voorbereidend
onderwijs zal worden uitgebreid waartoe dus ook behoort
de vraag of het aantal bewaarscholen zal worden uitgebreid
dan of het op dezelfde voet zal blijven. Daarom komt het
spr. voordat burgemeester en wethouders geen prae-advies
kunnen gevenvoor dat een volledig voorstel van de speciale
commissie is ingekomen. De zaak zou anders z. i. onnoodig
gecompliceerd worden.
De heer van Sloterdijck wijst nogmaals op sub III van
het aangehaald raadsbesluit. Daaruit blijktdat de speciale
raadscommissie zich alleen heeft bezig te houden met het ont
werpen eener verordening. Zij is dus geene adviserende com
missie maar eene, die een juist omschreven mandaat heeft.
Zij kan niet adviseren over de vraagof er nog eene gemeen
telijke bewaarschool zal worden opgerigt.
De Voorzitter gelooft toch, dat in de verordening, die
het geheele onderwijs aan de bewaarscholen zal regelenin
de eerste plaats moet worden opgenomen hoevele scholen er
zullen zijnwelke categorie van kinderen op die scholen
zullen worden toegelaten enz. Daarom dient dan ook het ver-
Verslag der handelingen van den gemeenteraa
zoek van adressanten door de commissie bij het zamenstellen
dier verordening te worden overwogen.
De heer Duparc doet opmerken, dat in 1881 bij het vast
stellen der verordening tot regeling van het lager onderwijs
daarin wel de klassenverdeeling is opgenomen doch wat het
getal scholen aangaatgeenzins een fixum maar een minimum,
is bepaald, en wel om niet te worden genoodzaakt, telken
male als het getal scholen werd vermeerderdde verordening
te wijzigen.
En waar het nu zulk eene principiële vraag betreft, gelooft
spr. dat zij niet aan het oordeel van de speciale raadscommissie,
maar van burgemeester en wethouders moet worden onder
worpen.
De heer Wiersma komt nogmaals terug op zijne straks
uitgesproken meeniugdat deze aangelegenheid wel degelijk
behoort bij die raadscommissie. Het geldt hier niet het be
heer of toezigt op de bewaarscholen maar wel de vraag of
de gemeente de departements-bewaarschool tot zich zal nemen;
dat is eene der voornaamste bouwstoffen voor de verordening,
omdat het voor de geheele regeling van het onderwijs een
groot verschil uitmaakt of de gemeente al dan niet die school
overneemten door zoodanige overname de vraag omtrent
de uitbreiding der gemeentelijke zorg voor het voorbereidend
onderwijs zou zijn beslist.
De commissie kan dus dan alleen een volledig advies uit
brengen wanneer alle bouwstoffen waartoe ook het inge
komen adres behoorthaar voor de zamenstelling der ver
ordening worden geleverd.
En wat betreft de opmerking van den heer Duparc, omtrent
de verordening op het lager onderwijsspr. wijst dienaan
gaande op de onderwijswetwaarvan het getal scholen een
uitvloeisel ishetwelk daarenboven onder goedkeuring van
heeren gedeputeerde staten wordt bepaald.
De heer Plantenga is door de woorden van den heer
van Sloterdijck nog nader bevestigd in zijne opiniedat de
speciale raadscommissie geen mandaat heeft voor het ontwerpen
van eene regeling van het voorbereidend onderwijs in het
algemeenmaar van dat aan de bestaande gemeentelijke be
waarscholen waartoe niet de departements-bewaarschool be
hoort.
Hij herhaalt dus zijn voorstel om het adres ten fine van
prae-advies te renvoijeren naar burgemeester en wethouders.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het voorstel van den voorzitter wordt alsnu in stemming
gebragt en verworpen met 15 tegen 4 stemmen.
Vóór stemden de heeren TroelstraDirksWiersma en
van Harinxma thoe Slooten.
Daarop wordt overeenkomstig het voorstal van den heer
Plantenga zonder hoofdelijke stemming besloten het adres om
prae-advies in handen te stellen van burgemeester en wet
houders.
IV. Verder wordt nog ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot onder-
handsche verhuring van zes bleekjes op het Oldehoofster-
kerkhof aan G. Reifferth.
2. Een voorstel van de commissie voor het ontwerpen van
strafverordeningen tot vaststelling eener verordening tot voor
ziening tegen en bij brand.
3. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot stich
ting van een nieuwen toren.
te Leeuwarden, van den 12 Februarij 1885. 25
De conclusie van dit voorstel luidt
Voor zoover noodig behoudens goedkeuring van ged. staten
te besluiten
a. tot het bouwen van een nieuwen toren met uurwerk en
carillonvolgens een plan en op voorwaarden van aanbe
steding nader door den raad vast te stellen
b. daarvoor aan te wijzen de plaats op de bijgaande platte-
grond-teekening aangeduid
c. aan te koopen het huiskadastraal bekend gemeente
Leeuwarden sectie A no626 in eigendom behoorende aan
de erfgenamen van wijlen D. Oostinga te Heerenveen voor
de som van 5000
d. burgemeester en wethouders op te dragen ter zijner tijd
de noodige financiële voorstellen aan te bieden tot vinding
der kosten.
4. Een adres van mej. J. van der Heijom eervol ont
slag als onderwijzeres aan de gemeenteschool no. 8.
Wordt besloten de stukken sub 13 ter visie te leggen
voor de leden om in eene volgende vergadering te worden
behandelden het adres sub 4 te stellen in handen van
burgemeester en wethouders om prae-adviesterwijl de stuk
keu sub 2 en 3 tevens zullen worden gedrukt in de bijlagen
tot het 's raads verslag
V. Wordt aan de vergadering medegedeeld
1. Dat de heer P. F. Timmers Verhoeven, adjunct-commies
ter secretarie, door burgemeester en wethouders definitief is
benoemd tot verslaggever van 's raads handelingen.
2. Dat de heer J. Wijbrandi zijne benoeming tot lid der
beurscommissie heeft aangenomen.
3. Dat de beurscommissie tot haren secretaris heeft be
noemd den heer G. Schilthuisen dat zij in eene volgende
vergadering to* de benoeming van haren voorzitter zal overgaan.
4. Dat de commissie van toezigt op het lager onderwijs
voor het jaar 1885 heeft benoemd tot haren voorzitter den
heer A. Duparc en tot haren secretaris den heer H. Koppenol.
5. Berigt van het overlijdéh van den stads klokkenist J.
J. W. Saitorius.
Wordt besloten aan de weduwe een brief van rouwbeklag
te zenden.
6. Dat door ged. staten zijn goedgekeurd de raadsbesluiten
tot onderhandsche verhuring van een plek grond aan de St.
Anthouystraat en van eene woning in de Posthoornsteeg no. 15.
7. Berigt van den notaris mr. H. Albardadat door hem
voor den tijd van 5 jaar publiek zijn verhuurd de volgende
aan de gemeente behoorende perceelen gardeniersland
Een perceel bij Oldegalileën aan W. Beintema en J. W.
H. Schreinhout voor een jaarlijkschen huurprijs van ƒ80.50;
een perceel mede aldaar gelegenaan bovengenoemden
vootf een jaarlijkschen huurprijs van ƒ110;
een perceel aan den Groninger straatweg aan W. Jorna en
D. Jorna, voor eene jaarlijksche huursom van ƒ20.
8. Eene dankbetuiging van mej. H. Buijs, hoofd der gem;
school no. 3, voor de haar toegekende verhooging van jaarwedde.
9. Dat het sectie-onderzoek omtrent het voorstel van bur
gemeester en wethoudersom in beginsel te besluiten tot het
verpligt invoeren van het wisseltonnenstelsel in deze gemeente,1
is afgeloopen en dat tot rapporteurs zijn benoemd de heeren
mr. E. Star Busmannmr. J. L. van Sloterdijck en mr. J.
Minnema Buma
Deze mededeelingen wordenmet uitzondering van die sub
5voor kennisgeving aangenomen.
ii\if mi
ri zmm