54
Yeniag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 2 April 1885.
De heer Star Busmann heeft met veel belangstelling
kennis genomen van dit ontwerp en de toelichting daarop.
Bij het lezen van deze, heeft het echter zijne aandacht ge
trokken dat de commissie wat veel overhelt naar den kant
van de schaatsenrijders die ook door spr. hoog wordt
gehoudenmaar de zijdedie men evenmin uit het oog mag
verliezenvoorbijzietn.l. het publiek belangd. i. in dit
gevalhet belang van de scheepvaart. Spr. heeft er niets
tegen om de ijsbanendie eenmaal bestaante onderhouden
en voor beschadiging te vrijwaren, maar het gaat z. i. te ver
om tot het verkrijgen van goede ijsbanenderhalve voor toe
komstige ijsbanende scheepvaart te belemmeren. Hij heeft
hierbij speciaal op het oog de bevoegdheid volgens dit ont
werp aan burgemeester en wethouders te geven, om de bruggen
gesloten te houdenhet komt hemmet alle bescheidenheid,
voor, dat hierdoor het publiek belang zou opgeofferd worden
aan dat van particulieren. Zonder nu op den voorgrond te
willen stellendat hieruit moeijelijkheden kunnen voort
spruitenmoet hij er toch op wijzen, dat deze niet zijn uit
gesloten. Hij kan derhalve niet medewerken aan de vast
stelling van de verordeningzoo hij niet van de commissie
bevredigende inlichtingen verkrijgt omtrent de strekking van
de door hem gewraakte bepaling.
De heer van Slotördijck wenscht den geachten vorigen
spreker in het kort te beantwoorden omtrent diens bezwaar
van algemeene strekking. Het thema van dat bezwaar is
dat het belang der schaatsenrijders zou worden gesteld boven
het algemeen belang. Spr. vestigt de aandacht er opdat
in den tijdwaarin deze verordening zal worden toegepast
het algemeen belang zich oplost in dat van de schaatsenrij
ders d. i. van hen die voor hun genoegen rijden en van hen
die van de ijsbanen als verkeerwegen gebruik maken, om zich
van de eene plaats naar de andere te begeven of om goede
ren te vervoeren, Hun belang is bij vriezend weder het al
gemeen belang. Daarom acht hij het veroorloofd om ten be
hoeve van het aanleggen en vooral bruikbaar maken van
openbare ijsbanen de bruggen te sluiten.
Sp. kan niet ontkennen dat de ondervindingin den afge-
loopen winter opgedaangeïnfluenceerd heeft op enkele be
palingen van dit ontwerp. Hij bedoelt n.l. de omstandigheid,
datkort vóór dat het ijs bruikbaar wasdoor een stoomboot
ergerlijk is huisgehouden op banen voor het publiek verkeer,
waardoor een belangrijk bederf voor de openbare ijswegen
ontstond. De commissie meende daarin eene vingerwijzing
te zienom in de nieuwe verordening verder te mogen gaan
dan in de oude. In andere gemeenten bestaan ook verorde
ningen op de ijsbanenen dienaangaande kan spr. den heer
Busmann verzekerendat die niet gemakkelijker en vrijgevi
ger zijn, dan de door de commissie ontworpene; bijv. de
verordening van Idaarderadeel en anderedie de commissie
heeft geraadpleegdzijn tamelijk straf gesteld.
Spr. herhaalt het, dat z.i. bij vriezend weder door het aan
leggen van ijsbanen en het bevorderen daarvanhet algemeen
belang wordt gebaat.
De heer Star Busmann heeft in de toelichting van den
vorigen spreker opgemerkt, dat de aanleiding door dezen
medegedeeld voor het aanbrengen van bedoelde bepaling, juist
het motief van spr's. bezwaar daartegen is. Zooals hij straks
reeds heeft gezegdziet hij toch geen bezwaar in het onder
houden van reeds bestaande ijsbanen maar alleen in het be
lemmeren van de scheepvaart tot het verkrijgen van ijsbanen.
Krachteus deze bepaling zou kunnen worden verboden dat
een stoombootdie b.v. met eenigen spoed goederen naar
Amsterdam heeft te vervoerenen nu nog weloLchoon met
eenige moeite, de stadsgrachten kan passeren, werkelijk daar
van gebruik maakt. Dat ware eene belemmering van de
scheepvaart, die spr. niet gewenscht voorkomt; wel zoude
zij eenigzins geregtvaardigd zijn v als men de zekerheid had
dat binnen kort de ijsbanen voor het verkeer geschikt waren.
Overigens wil spr. gaarne gelooven dat ook in andere ge
meenten dergelijke bepaling van kracht ishij kent echter
die verordeningen niet en acht het bovendien op zich zelf
voor hem geen argument, om zijne goedkeuring aan het op
nemen dier bepaling in deze verordeniug te hechten.
De heer Duparc gelooftdat de onderwerpelijke bepaling
met groote voorzigtigheid is gesteld. Daarbij toch wordt ver
boden „op eenigerlei" wijze het ijs te verbreken zoodra dit
genoegzame draagkracht voor het verkeer heeft verkregen,
is dit laatste niet het gevaldan kunnen de schepen onbelem
merd doorvaren. Burgemeester en wethouders kunnen nog-
tans moeijelijk beoordeelen of het ijs b.v. over twee dagen
genoegzame draagkracht zal bezitten spr. is echter van mee
ning, dat men gerust aan de prudentie van dat collegia kan
overlaten te beoordeelen wanneer de bruggen gesloten zullen
moeten worden gehoudenGebeurt dit niet en staat men
toe, dat de booten, desverkiezendemaar blijven doorvaren,
dan zal er een geul ontstaan andere booten zullen het voor
beeld volgenwaardoor de geul zal worden onderhouden en
zoodoende nooit een goede ijsbaan zal kunnen worden aan
gelegd.
Hierop worden de algemeene beraadslagingen gesloten en
wordt overgegaan tot de behandeling der verschillende arti
kelen
Art. 1. De heer Star Busmann geeft hierbij te kennen,
dat hij zooeven den heer Duparc niet heeft beantwoord om
te voorkomen, dat hij verviel in de niet aan de orde zijnde
behandeling der artikelen. Nu moet hij dat geachte lid doen
opmerkendat hij spr's. algemeene opmerking verbindt aan
art. 2, terwijl zij niet twijfelachtig slaat op art 1. Hij her
haalt dat bij dit artikel aan burgemeester en wethouders eene
bevoegdheid wordt gegeven, die z.i te ver gaat, en waar
door het publiek belang kan worden opgeofferd aan particu
liere belangen. Spr. wil in geenen deele de uiting van zijn
bezwaar hebben zien aangemerkt als een votum van wan
trouwen tegen het dagelijksch bestuur, alsof burgemeester en
wethouders in den blinde de bruggen zullen doen sluiten
maar hij heeft alleen de aandacht op het punt willen vestigen.
De heer Minnema Buma gelooft dat iets valt af te din
gen op de parallel die de heer Busmann heeft getrokken
tusschen het particulier en het publiek belang. Wat toch is,
vraagt spr.in den winterbij vriezend weder, algemeen be
lang? Dat er goede ijsbanen zijn niet alleen voor ge
noegen maar ook voor het vervoer, daar de wateren voor
het verkeer met schepen gesloten zijn. Buitenlieden maken
bijna uitsluitend gebruik van de ijswegen en brengen veel
vertier in deze gemeente.
Het belang van een enkelen stoomboot noemt spr. daar
entegen een bijzonder belang. In den afgeloopen winter heeft,
zooals de heer van Sloterdijck reeds heeft gememoreerd, slechts
één boot het ijs doorbroken. De bemanning van die boot
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 23 April 1885.
scheeti daarin een zeker genoegen te vinden doch later is
gebleken, dat de eigenaar daarin niet konde deelen, maar de
bemanning daarover streng heeft onderhouden, dewijl hij be
vreesd was voor schade aan zijn boot. Waar dus in zoo ge
ringe mate het publiek belang, wat de scheepvaart betreft,
zal worden geschaad, zal men dan deze bepaling niet mogen
maken en toepassen Spr. zegt het met den beer Duparc
dat men eene billijke en verstandige toepassing dezer materie
gerust aan de prudentie van burgemeester en wethouders zal
kunnen overlaten.
De heer van Harinxma tlioe Slooten wijst er op dat
in art. 1 geheel overeenkomstig het bepaalde bij art. 179 der
gemeentewet aan burgemeester en wethouders wordt opge
dragen de zorg voor de instandhouding, bruikbaarheid en ook
veiligheid van een openbaren verkeersweg. Hij beschouwt
die opdragt, waar het ijsbanen betreft, uiterst moeijelijk, in de
beoordeeling waarvan men niet dan zeer voorzigtig moet te
werk gaan.
Tot de zorg voor de veiligheid van een gewonen weg be
hoort o. a net nagaan of de verschillende kunstwerken, als
bruggen in goeden staat van onderhoud zijndoch spr. ziet
niet in dat eenig dagelijksch bestuur bij magte is afdoende
maatregelen te nemen voor de veiligheid van ijsbanen. Deze
kunnen immers voor het gewone verkeer veilig zijndaaren
tegen voor eene opeenhooping van menschen onveilig. En
daarom gelooft spr. dat de verantwoordelijkheid van burge
meester en wethouders cum grano salis moet worden opgevat,
dat men verkeerd zou doen met hen voor ongelukken ver
antwoordelijk te stellen. Juist met het oog daarop beschouwt
hij met de commissie de bepaling van het sluiten der bruggen
wenschelijk om althans voor een deel aan die moeijelijkheden
te gemoet te komen men is dan in de gelegenheid om eene
baan die nog niet behoorlijk veilig isdoor haar voor de
scheepvaart af te sluiten althans veiliger te zien worden.
Naar spr's meening heeft de heer Minnema Buma zoo even
zeer juist aangemerkt dat het hebben van goede ijsbanen in
deze provincie van algemeen belang is. Wel erkent spr. met
den heer Star Busmann dat er lastige vragen kunnen rijzen,
maar hij is er tegen dat om die reden deze bepaling uit het
ontwerp zou worden geligt.
De heer Star Busmann doet nog met een enkel woord
opmerkendat hij niet voornemens is een amendement in
dien geest voor te stellen; zijn eenige bedoeling was, om te
waarschuwen tegen de bevoegdheid hier aan burgemeester
en wethouders gegeven.
De Voorzitter wijst er nog op, dat burgemeester en
wethouders meermalen van de bevoegdheid gebruik maken
om verkeerswegen af te sluiten bijv. bij het opbreken van
straten voor het leggen van riolen of gasbuizenbij het her
stellen van bruggen enz. enz.
Men wordt dan tijdelijk verhinderd dien weg voor voer
en vaartuigen te gebruiken en nimmer is aan de bevoegdheid
van burgemeester en wethouders te dien opz:gte getwijfeld.
De beraadslagingen over dit artikel worden nu gesloten
en daar geen der leden stemming verlangt, wordt het zonder
hoofdelijke stemming onveranderd goedgekeurd.
Artt. 2 en 3 worden daarna eveneens onveranderd vast
gesteld.
Art 1. De baanvegers zijn verpligt
a. de banen voor schaatsenrijders aan te leggen en te ou-
derhouden op eene breedte van teil minste vijf meter;
b. de banen des morgens vóór 9 uur schoon te hebben
en verder gedurende den dag schoon te houden
c. bij wakken of op plaatsenwaar dit voor de veiligheid
noodig isbakens te zetten en te onderhouden en verder
zoodanige maatregelen te nemen als kunnen strekken ter
voorkoming van ongelukken
d. zoodra het ijs daarvoor geschikt isop last van den
burgemeester eene tweede baanter breedte van ten minste
drie meter, aan te leggen voor sleden en voor paarden en
daarbij de palen en borden te plaatsen, die hun daartoe zul
len worden uitgereikt.
Den heer Planten ga komt het voor, dat zooals alinea a
luidtook in verband met sub d het rijden met schuifsleden
op de banen voor schaatsenrijders bestemd feitelijk verboden
wordt en men niet eerder met sleden zal mogen rijden voor
dat er een tweede baan is aangelegd.
Dit komt spr. niet gewenscht voor, vooral nu de baan op
5 meter breedte gemaakt wordt, en het ijs voordat het wat
men noemt paardijs wordt, sterk genoeg is om voor schuif
sleden gebruikt te worden, en stelt daarom voor om achter
„schaatsenrijders" sub a te voegen „en schuifsleden". Daar
door worden die banen ook voor de sleden toegankelijk.
De heer van Harinxma thoe Slooten meent dat dit
bezwaar zal kunnen worden opgeheven door in de plaats van
tweede baan te zetten speciale baan. Er kunnen toch 2, 3
banen voor schaatsenrijders zijn, wanneer de breedte van het
ijs het toelaat, maar er zal ééne baan zijn speciaal bestemd
voor sleden en voor paarden. Hij acht het echter gewenscht
dat er banen uitsluitend voor schaatsenrijders worden bestemd,
om daardoor het gevaar te verminderen.
De heer Minnema Buma gelooft dat op eene andere
wijze aan het bezwaar van den heer Plantenga kon worden
tegemoet gekomen. Bij het ontwerpen van dit artikel heeft
de commissie niet gedacht aan de sleden waarin personen
worden vervoerd of zoogenaamde schuifsledenmaar aan pak
sleden, sleden die zware lasten moeten vervoeren; het rijden
met dezen heeft de commissie tot eene daarvoor bestemde
baan willen beperken. Daarom stelt spr. voor in dit artikel
sub d het woord „sleden" te vervangen door .paksleden".
De heer Plantenga moet er toch op wijzen, dat, al is
't waar dat het niet de bedoeling van de commissie is ge
weest sleden voor kinderen of personen, zoogenaamde schuif
sleden te verbieden, in lett. dhier toch duidelijk sleden
staat, waaronder alle sleden kunnen worden verstaan. Daarom
wenscht hij de imperatieve bepaling sub a, dat de daar be
doelde banen alleen voor schaatsenrijders bestemd zullen zijn,
op de door hem voorgestelde wijze te veranderen.
De heer Menalda kan zich niet vereenigen met den heer
Minnema Buma. Heeft men toch eene bijzondere of, zooals
de heer van Harinxma het wenscht te lezeneene speciale
baan voor sleden en voor paardendan heeft men daardoor
het voordeel dat ook de schuifsleden daar kunnen komen.
Om nu echter de uitsluitende aanwijzing van die baan voor
zooveel de schuifsleden betreft, weg te nemen, komt het spr.
voor, dat dit het eenvoudigste kan geschieden, wanneer sub
a in plaats van „de banen voor schaatsenrijders" eenvoudig
gelezen wordt »de ijsbanen", dan zijn zij ook toegankelijk voor
schuiftleden.