a rm 06 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 Mei 1885. bewaarschoolais waarvan hier sprake is in stand te houden. Spr. zal niet ontkennen dat die ontwikkeling ook in het huisgezin moet plaats hebben, waar de opvoeding van jonge kinderen allereerst te hnis behoortmaar wat betreft de om gang met andere kinderenmen moet niet vergeten dat er toch huisgezinnen zijn, waar maar één ot twee kinderen zijn, of waar de kinderen niet zoo in de gelegenheid zijn met andere kinderen om te gaan als op de bewaarschool 't geval is. Spr. zal zich derhalve gaarne vereenigen met het voorstel van burgemeester en wethouders. De heer Plantonga wenscht nog eene enkele opmerking te maken. De heer Duparc heeft de gemeente Amsterdam aangehaald. Spr. gelooft echter niet te veel te zeggen, wan neer hij beweertdat Amsterdam geene bewaarscholen voor den gegoeden stand heeft. Alleen kunnen de kinderendie hier op hun zesde jaar de lagere scholen gaan bezoeken, daar op hun vijfde jaar op de lagere school komenmaar dan in eene voorbereidende klasse. De bewaarscholen echter worden daar op particulier initiatief opgerigttegen een schoolgeld dat, naar spr. meent, wel eens ƒ40 bedraagt. Wat daar nu mogelijk is, kan hier ook mogelijk zijn. Spr. weet zeer goeddat de niet-kostelooze bewaarscholen ook voor de gegoede standen open staan; er zijn zelfs voor beelden vandat er ook werkelijk gebruik van wordt ge maakt zegt hij en daartegen zal hij zich ook niet verzetten, omdat die scholen zeer goed iugerigt zijn. Daarenboven zijn er vele plaatsen openbijv. de school op het Zuidvliet wordt maar door de helft van het aantal leerlingen dat er geplaatst kan wordenbezocht. De reden van de ontvolking in den laatsten tijd zoekt spr. in de stichting van de nieuwe bewaarschool aan den Ooster singel waar het onderwijs kosteloos wordt verstrekt, hetgeen zeker veel gemakkelijker is, dan schoolgeld te moeten betalen, maar daardoor wordt naar sprekers meening de persoonlijke energie hoe langer hoe meer gedood. De berekening van de meerdere uitgaven voor de gemeente, tengevolge der overnamewelke de heer Troelstra aanhaalde, was aan spr. onbekendhij heeft bij de stukken niets gevon den, waaruit dat kon blijkengeen enkel cijfer heeft hij ge lezen. Hij had in dat opzigt gaarne meer gegevens gehad maar toch gelooft hij dat wat de kosten aangaat men die zich niet te klein moet voorstellen. Want heeft de gemeente eenmaal deze school overgenomen dan staan misschien later dubbele kosten voor de deurde plaats waar de school staat, ligt niet in het centrum der stadmen zal welligt later er op aandringen om in een ander gedeelte der gemeente eene andere dergelijke school te stichten. Spr. gelooft dus dat men met die rekening niet gebaat zal zijn. De heer de la Faille heeft wel in het algemeen ten gunste van de bewaarscholen gesprokenmaar dat is niet aan de orde. Het geldt op dit oogenblik de vraag of de gemeente eene bewaaarschool voor meergegoeden zal oprigten. Spr. heeft er zich tegen verklaardomdat naar zijn oordeelde ouders zeiven daarvoor moeten zorgdragen. De heer Duparc wijst er opdat zijn beroep op Amsterdam volgens den heer Plantenga, niet kan opgaan, omdat daar geene bewaarscholen van gemeentewege zijnmaar voorbe reidende klassen verbonden aan de lagere scholenten be hoeve der kinderen van vijf jaar. Maar juist ditzelfde heeft spr. gezegd. Eu door deze voorziening wordt dan toch reke ning gehouden met de kinderen beneden den leeftijdwaarop de lagere scholen in den regel toegankelijk zijn. 't Is waar in de bewaarschool op het Vliet zijn nog vele plaatsen on bezet doch indien zooals de heer Plantenga beweerde de departementsschool op de Tuinen voor vele ingezetenen reeds te ver afgelegen isdan zal dit met die op het Vliet, overi gens voor kinderen van mindfigegoeden bestemd waarheen dat geachte lid de kinderen van de meergegoeden uit alle gedeelten van de stad wil hebben heengezondenwel nog veel meer het geval zijn. Spr. gelooft echterdat, indien de raad kon besluiten zoo als de heer Plantenga wenscht, en de school werd opgeheven, dan vroeg of laat toch zou moeten gebeuren wat dat lid nu wil tegengaan. De meergegoeden zullen dan hunne kinderen naar de bestaande bewaarscholen moeten zenden die scholen zullen dan zoo bezet geraken dat na korten tijd weder eene nieuwe bewaarschool zal moeten worden gestichtevenals verleden jaar is geschiedtoen behoefte aan meerdere plaats ruimte daartoe drong. De heer Wiorama heeft als lid van het dagelijksch be stuur medegewerkt tot dit voorstelhoewel hij het niet eens was met het motief, hetwelk op den voorgrond wordt gesteld. Hij wenschte verder te gaan. Het is hier eene zaak van bil lijkheid niet eenewaartoe de gemeente door de wet ver- pligt ishetgeen de heer Plantenga toegeeftwanneer de gemeente dat van den beginne at altijd had gezegd dan zou men op een standpunt staanwaarop men nu consequent konde voortbouwende opheffing der departements-bewaar- school zou dan ongemerkt kunnen voorbijgaan. Maar de gemeente heeft het anders begrepen zij heeft be waarscholen gesticht voor on- en minvermogenden en zorgde tevens voor voldoende plaatsing. Voor de meergegoeden was geene bewaarschool noodigomdat het departement daarin voorzag. Nu wordt echter die bewaarschool opgeheven en zal daardoor eene leemte ontstaanwelker aanvulling een voudig de billijkheid medebrengtde gemeente kan nu vrij willig een deel van de zorg voor dien tak van onderwijs op zich nemenomdat het departement daartoe niet meer bij magte schijnt. Zelfs in het geval dat het bestuur van het departement te bezwarende voorwaarden mogt stellenzou spr. er niet voor terugdeinzen om mede te werken tot stich ting van eene geheel nieuwe school. Daarmede wil hij niet gezegd hebben dat de gemeente alleen de kosten zal moeten dragen maar men kon door het heften van schoolgeld niet alleen eene tegemoetkoming in de kosten bekomenmaar zelfs het grootste gedeelte der kosten van dat onderwijs dek ken hetgeen bij het lager onderwijs niet is toegestaan en daardoor zal de opoffering voor de gemeente zeer gering zijn. De heer Plantenga heeft bij zijn bezwaar op den voorgrond gestelddat de meergegoeden zeiven voor het bewaarschool- onderwijs moeten zorgen en dat dit uit een ftnantieel oog punt mogelijk is. Spr. acht het finantieele oogpunt voor de ouders hier niet bet belangrijkst. Eene bewaarschool is wel niet best vatbaar voor exploitatiemaar eene zaak van maat schappelijk humanitaire zorg en eenige ouders te zamen kun nen toch ook moeijelijk eene bewaarschool oprigten bij wijze van vennootschap. Spr. acht 't daarom gewenschtdat dc gemeente geheel de zorg voor de bewaarscholen op zich neemt. De bedoeling daarvan is dan nietom de meergegoede ouders te ontlastenmaar om de oprigting van eene schoolzooals zij wenschenmogelijk te maken, Daarop hebben zij die Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 Mei 1885. 67 hoofdzakelijk het bewaarschool-onderwijs der min- en onver- mogenden betalen toch ook wel eenigen aanspraak. De heer Dirks heeft dezelfde opvatting als de heer Plan tenga, n.l. dat het hier niet zoozeer een voorloopigen maatre gel als wel een principe geldt. Ernstig heeft hij er over na gedacht en nog levendig staau hem de discussion in 1881 gevoerdvoor den gee9t. De heer Duparc heeft er aan her innerd dat toen slechts 2 leden met hem voor een jaarlijk- sche subsidie van ƒ1200 waren. Dat subsidie is levendig bestredenook door spr.en derhalve zou het inconsequent kunnen schijnen wanneer hij nu voor het voorstel zal stem men. Maar in den loop der laatste vier jaren is men opeen ander standpunt gekomenhetwelk spr. met een enkel woord wil preciseren. Het standpunt in 1881 was dit: het departement had door eene te royale gift zich finantieel te gronde gerigthet had eene som van 10,000 gegeven aan eene andere school, eene nieuw door anderen op te rigte^ ambachtsschool. Die uit gaaf bleek later te zwaar te zijn geweest, zoodat het depar tement zich daardoor genoodzaakt zag te besluiten tot op heffing van eene eigene veel oudere inrigting, de bewaarschool n.l., tot welker oprigting spr. indertijd heeft medegewerkt. Van de gemeente werd toen een subsidie gevraagd spr. was er tegenèn omdat het departement door eigen schuld zich dien toestand had geschapenèn omdat spr. vooruit zag datwanneer men eenmaal met het subsidiestelsel begon men later geen subsidie mogt weigeren aan de andere be waarscholen wanneer het gevraagd werd. Nu echter staat men op een ander standpunt. De school is nog gedurende 4 jaren slepende gehouden waarvoor spr. dankbaar ishet heeft der gemeente 4800 uitgespaard. Nu gaat het echter niet langer, zoodat de school den 1 Julij wordt opgeheven. Thans is de spr. het met den heer Wiersma eensdat men de ouders moet helpen. Het is niet de kwestie of de gemeente bewaarscholen zal oprigten dit deed zij reeds maar of zij ook andere meer belasting betalenden zal tegemoet komen in hunne wenschen en behoeften voor hunne kleine kinderen. Daartoe zal spr. gaarne medewerken, zonder nog te spreken over de kostenwaarvan spr. evenmin als de heer Plantenga eenige berekening bij de stukken heeft gevonden. De beraadslagingen over het voorstel worden hierop ge sloten. Dit wordt in stemming gebragt en aangenomen met 15 tegen 1 stemdie van den heer Plantenga. V. De Voorzitter verzoekt de aandacht der vergadering voor de beantwoording door burgemeester en wethouders van de in de vorige vergadering door den heer Duparc tot dat collegie gerigte vragen n.l. 1Gedragen burgemeester en wethouders zich in zake het beheer van den Prinsentuinnog steeds als commissie van beheer" of oefenen zij thans dat beheer als collegie van dagelijksch bestuur uit 2. Zou het niet overweging verdienen den raad ter vast stelling aan te bieden eene verordeningregelende het beheer van den Prinsentuin In antwoord daarop geven burgemeester en wethouders te kennen 1. In zake het beheer van den Prinsentuin gedragen burge meester en wethouders zich nog steeds als commissie van be heer zoo dikwijls dat beheer betreft de door abonnenten gestorte bijdragen in de vermakelijkhedenwelke daarvoor worden bevorderdterwijl zij als collegie van dagelijksch be stuur optredenzoodra de belangen der gemeente öf voor het onderhoud van den prinsentuin als gemeente-eigendomöf voor de regeling der verhouding tegenover den pachter, hunne werkzaamheid vereischte. 2. Door den burgemeester is voor eenigen tijd het concept eener verordening in zake het beheer van den prinsentuin bij het dagelijksch bestuur in behandeling gebragtde meer derheid was eohter van oordeeldat er geene voldoende aan leiding is in den bestaanden toestand verandering te brengen en dat eene verordeningdie uit den aard der zaak alleen het beheer van den prinsentuin als gemeente-eigendom zal betreffen, onvolledig en daarom minder gewenscht zoude zijn." De Voorzitter veroorlooft zich naar aanleiding van deze beantwoording mede te deelendat hij ten opzigte van deze aangelegenheidmet de wethouders in gevoelen verschilt. Het komt hem n.l. voordat burgemeester en wethouders bij de behandeling van zaken betreffende de stads of prinsentuin steeds als collegie van dagelijksch bestuur optreden. De eenige bepalingen betreffende het beheer en de bestemming van den prinsentuindie nog van kracht zijnvindt men in de voor waarden van verpachting In art. 5 daarvan wordt bepaald dat de pachter zich in de exploitatie van den tuin en de na koming der pachtvoorwaarden onderwerpen moet aan het toe- zigt van burgemeester en wethouders, of van eene door den gemeenteraad daartoe aan te wijzen commissie. Nu is de voormalige raadscommissie opgeheven en het reglement, waarbij hare werkzaamheden werden geregeld ingetrokken. Er be staat dus geen commissie door den raad aangewezen. De pachter heeft dus alleen te maken met burgemeester en wet houders. Met andere personen of commission heeft de pach ter die den geheelen tuin heeft gepachtniets uit te staan, tenzij het eene door den raad aangewezen commissie ware. Zoodanige commissie is aan spr. niet bekend. Hij heeft, zoo lang hij burgemeester is geweestnooit aan de werkzaam heden van zoodanige commissie deelgenomen. Zoolang spreker lid van het dagelijksch bestuur is geweest, beeft hij altijd de zaken betreffende den tuin, de daarin te geven vermakelijk heden kortom alles in dat collegie helpen regelenterwijl alle besluiten te dier zake ook in de notulen van burgemeester en wethouders zijn opgenomen. Ten einde nu alle verkeerde opvattingen te voorkomen acht spreker het wenschelijk om de bestemming en de wijze van beheer van dit gemeentelijk eigendom in een reglement te omschrijven dat men kan be schouwen als een grondreglement Spr. acht dit beter en regelmatiger dan eene omschrijving daarvan in een pachtcon- tract. In zoodanig grondreglement kan dan de bestaande wijze van handelen geheel worden behouden. Zooals uit het ant woord blijkt, heeft spr. een concept-verordening bij het dage lijksch bestuur ter behandeling aangeboden, niet om veran dering in den toestand te brengenmaar om het bestaande te regelen bij de verordening. De meerderheid echter oor deelde dergelijke verordening niet noodig en zoodoende kwam de zaak hier niet ter tafel. Spr. heeft gemeend met een en ander thans den raad in kennis te moéten stellen. De heer Duparc betuigt zijn dank voor de gegeven in lichtingen. De vergadering houde het hem echter ten goede, als

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1885 | | pagina 3