72 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Mei 1885. 't er voordat dit hier ook het geval zal zijnen dat men laterbij het vergelijken van het gebouw met de teekening zich in zijne illusiën bedrogen zal zien en van zijne bezwaren zien wegvallen. Maar indien de vergadering het gevoelen van den heer Bekhuis deelen mogtdan ziet spr. er geen bezwaar in dat burgemeester en wethouders nog nader met den directeur der gemeentewerken het plan onderzoeken en nagaan waar be zuinigingen kunnen worden inacht genomen, zonder opoffe ring van de soliditeit. Men moet echter niet vergetendat de directeur een ambtenaar isdieom zoo te noemenaan den weg timmertdie verantwoordelijk is voor de solidi teit en den welstand der werken door hem ontworpen en uitgevoerd. Hij zal voldoen aan eene opdragt tot het maken van een plan voor een gebouw van vier muren met een dak maar zal dan bij eventuele schade of onvoldoendheid die op rekening mogen stellen van hendie hem die opdragt ver strekten en geene deskundigen waren. Spr. herhaalt het, dat hij er niet tegen is om het plan nog eens na te gaanwaar wel tegen eene opdragt tot het maken van een plan voor een gebouw van vier muren met een dakdat niet aau de eischen van soliditeit en welstand voldoet. De heer Minnema Buma heeft nog hetzelfde bezwaar tegen dit plan, als in de vergadering van 11 December 1884. .Hij vond in de praemissen van het in behandeling zijnde voorstel, de som van ƒ7700 vermeld als vermoedelijk kos- tenbedrag voor dit gymnastieklocaalbestemd voor de leer lingen van slechts eene lagere school. Hem kwam toen die som te hoog voorhij is wel geen technicusmaar hij heeft toch genoeg gezien om niet iets van het bouwen te weten. Hij heeft dit plan vergeleken met het locaaldat bij de rijks hoogere burgerschool is gebouwden zeer doelmatig en een voudig isen heeft zich daarbij afgevraagdwaarom de ge meente nu zulk een kostbaar gebouw moet stichtenvooral nu er zoovele klagten worden gehoord over weelderige inrig- ting der gebouwenbestemd voor het lager onderwijs. Spr weet wel dat die klagten voor een groot deel minder gegrond zijn omdat men aan de wet gebonden wasen deze band was ook oorzaak dat men indertijd bij het onderzoek van-het plan voor de nieuwe school in den Arendstuin, niet die be zuinigingen kon aanbrengenals gewenscht werden. Maar bij dit gymnastieklocaal is men niet aan de wet gebondenhet kan dus zoo eenvoudig mogelijkmisschien wel voor de helft van de tegenwoordige begrootingsom gebouwd worden. Spr. moet nog verklarendat hij verwacht had dat burge meester en wethouders meer notitie zouden genomen hebben van de in de vergaderiug van 11 December 1884 uitgespro ken meening, en een geheel nieuw, eenvoudiger plan zouden hebben aangeboden. Dit is echter niet het gevalhet is hetzelfde oude plan, welks uitvoering op ƒ7700 in de prae missen van meergemeld voorstel werd begroot. Dit nieuwe plan is spr. te kostbaar en daarom zal hij er zich tegen verklaren. De Voorzitter vraagt of het den heer Buma ook bekend is wat de gymnastiekschool bij de rijks hoogere burgerschool heeft gekost. De heer Minnema Buma antwoordt ontkennend. Hij vergeleek alleen het uitwendig voorkomen dier school met de tegenwoordigo teekening. De heer van der Scheer verklaartdat ook hem de sierlijkheid van het ontwerp is opgevallen, maar dat hij daarbij heden heeft opgemerktdat de stijl niet overeenkomt met die van het daarnaast staand schoolgebouw. Nu moge men wel zeggen dat eene kleine afwijking aangenaam voor 't oog is in dat opzigt is spr. het in zooverre eens met den Voorzit ter wanneer het verschillende gebouwen betreft. Hoewel de heer Dirks van meening isdat het schoollocaal en gym- nastiekgebouw niet bij elkander behooren omdat zij niet op ééne lijn staan, spr. acht dit laatste niet als een afdoend argument ten gunste van het verschil van stijl. Deze ge bouwen maken gezamenlijk een geheel uit, al staan ze niet in dezelfde rooilijn en het komt spreker doelmatiger en goed- kooper voordat het gymnastieklocaal gebouwd worde in denzelfden geest als het schoolgebouw. Naar aanleiding der berekening door den heer Wiersma wat betreft de geringe bezuinigingdie wordt verkregen vraagt spr. of daarbij niet nog gevoegd moet worden eene som, welke het aanbrengen van die terra-cotta, van de port land-cement, alsmede hetgeen de geheele weelderige bouw aan meerder arbeidsloon zal kosten. De heer Duparc verklaart, dat hij zich niet in het debat zou hebben gemengd, indien niet ware gereleveerd, dat hij inde vergadering van 11 December 1884 zich tegen de som had verklaard. Deze voorstelling is echter minder juisthij heeft zich in die vergadering alleen daarom bij den heer Minnema Buma aangesloten omdatindien de raad zich niet uitdruk kelijkovereenkomstig art. 142 der gemeentewet, de vast stelling van het plan had voorbehoudenburgemeester en wethouders tot de uitvoering hadden kunnen overgaan. Spr. vindt overigens de som van J 7700 ook wel wat hoog, maar hij is geen deskundige en zou daarom niet weten wat daarop zou zijn te bezuinigen. Hij /.ou evenwel bereid zijn aan te nemen eene motieom de zaak ter nadere overweging aan burgemeester en wethouders ierug te zenden. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het voorstel wordt in stemming gebragt en verworpen met 11 tegen 9 stemmen, Vóór stemden de heeren Dirks, Beuc- ker Andreae C. W. A. Bumav. Harinxma thoe Slooten Duparc, Star Busmann, Troelstra, Wiersma en van Sloterdijck. Naar aanleiding van den uitslag dezer stemming geeft de voorzitter te kennen, dat hij aan burgemeester en wethouders in overweging zal geven een nader plan in te dienen. 3. Rapport der raadscommissie voor de reclames omtrent een tweetal bezwaarschrifteningediend bij Ged, Staten tegen aanslagen op het 2e suppletoir kohier der directe belasting op het inkomendienst 1884. In verband hiermede acht de voorzitter het wenschelijk de openbare zitting in ééne met gesloten deuren te doen over gaan. Na heropening der openbare vergadering wordt aan de orde gesteld. 4. Verslag van de commissie van rapporteurs uit de sectiën omtrent het voorstel van burgemeester en wethouders om niet over te gaan tot de reorganisatie der burger dag- en avond school en het daaraan toegevoegde voorstel can den heer A. Duparc tot opheffing van de burger dagschool en in de plaats daarvan op rigten eene hoogere burgerschool met drie jarigen cursus. 1^- - Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Mei 1885. 73 (Zie bijlage no. 36 tot het verslag van 's raadshandelingen, over 1884 en bijlagen no. 5 van het verslag over 1885. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Dijkstra heeft het woord gevraagd om te kennen te geven welk standpunt hij meent ten dezen te moeten in nemen. Hij is niet tegenwoordig geweest, toen deze zaak in de sectiën in behandeling is geweestzoodat hij niet in de gelegenheid is geweest aldaar zijne opinie te uiten. Spr. begint met zich geheel aan te sluiten bij burgemeester en wethouderswaar deze in hun voorstel zeggendat de burgerdagschool niet beantwoordt aan de bedoeling van den wetgever. Verder is bij 't met hen eens, waar zij als hunne meening uitspreken, dat, ofschoon zij met de commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs van meening zijn, dat de oprigting van een hoogere burgerschool met drie jarigen cur sus eene wenschelijke zaak voor deze gemeente zou zijn die inrigting hier niet volstrekt noodzakelijk is. Volstrekt nood zakelijk toch ziju zoo weinig zaken dat er zeker zeer weinig tot stand zou komenwanneer men zich op dit standpunt plaatste. Ook ten opzigte van deze inrigting mag men dat zoo niet doen en daarom kan thij minder goed medegaan waar burgemeester en wethouders bij hunne verdere beschou» wing die inrigting voor deze gemeente wel gewenschtmaar niet noodzakelijk achten. Waar toch de wenschelijkheid op den voorgrond treedt, daar hangt het van omstandigheden af, of meu uitgaande van die wenschelijkheid tot de noodzake lijkheid mag besluiten. En waar nu door burgemeester en wethouders die wenschelijkheid niet alleen in het algemeen maar ook in het bijzonder voor deze gemeente is uitgespro ken, meent spr. dat er een van de voornaamste factoren voor de noodzakelijkheid aanwezig is. Hij gelooft dat in Leeuwarden behalve de breede zoom der burgerijwaarvan in de nota sprake isook de gegoede burgerij die zich nu wel de weelde veroorlooft om hunne jongens naar de rijks hoogere burgerschool te zenden, toch beter gebaat zullen ziju met eene hoogere burgerschool met driejarigen cursus. In 't algemeen geeft eene burger dag school voor hunne jongens te weinigmaar aau den anderen kant de rijks hoogere burgerschool voor de meesten daarvan te veel. In spr's. oog zal de hoogere burgerschool met 3-jarigen cursus voldoende zijn om aau de jongens die ontwikkeling te geven, om als bruikbare ontwikkelde menschen de wereld te kunnen intreden zonder dat hun te veel tijd wordt ont nomen om zich tevens ter geschikter tijd aan hunne spe ciale bestemming te kunnen wijden. Dit nu is het standpuntdat spr. ten opzigte van het voorstel van burgemeester en wethouders wenscht in te nemen. De heer Dirks wenschtalvorens in discussie te treden over het vóór en tegen allereerst te preciserenwaarover de discussie plaats heeft en zou daarom gaarne eenige in lichting van de rapporteurs bekomen. Wanneer men de zaak tot het standpuntvan waar ze begonnen isterugbrengt den is het dit. Er zijn stemmen opgegaan om de burger dagschool op te heffen. Die stemmen ziju zoo krachtig ge weest dat zij zijn doorgedrongen tot burgemeester en wet houders en deze hebben den 24 December van het vorige jaar een voorstel ingediend om niet over te gaan tot de reor ganisatie van de burger dag- en avondschool dezer gemeente. Dat is dus om de zaak onveranderd te laten blijvendus een negatief en een positief voorsteleen negatief in zoover het niet voldoet aan den wensch van velen positief om tot geene reorganisatie over te gaan. Toen stelde de heer Duparc voor om de burger dagschool op te heffen t en in de plaats daarvan eene hoogere burger school met drie-jarigen cursus op te rigten, hetgeen positief is. Wat stellen rapporteurs althans de meerderheid nu voor: 1. om niet aan te nemen het voorstel tot opheffing van de burger dagschool en in de plaats daarvan op te richten een hoo gere burgerschool met 3-jarigen cursus2. om vooralsnog niet over te gaan tot de reorganisatie van de burgerdag- en avondschool. Hier treft spr. ook weer iets onzekers aan, de meerderheid wil ditde minderheid dat. De meerderheid wil niet aan neming van het voorstel tot opheffing van de burger dag school de minderheid wel aannemen welk voorstel wordt nu bedoeldvraagt spr. Zeker dat van den heer Duparc maar het staat er niet duidelijk in. Er staat ook nog een correctief bij nl. om vooralsnog niet over te gaan tot de reorganisatie van de burgerdag- en avondschool. Spr. moet verklaren dat de zaak hem en vooral het publiek wat duister is en hij gaarne eenige inlichting zal ontvangen bij al die negatieve en positieve verklaringen. De 'heer PlanteDga moet zijne verwondering te kennen geven over de opvatting van den heer Dirks omtrent de con clusie van het verslag van rapporteurs. Spr. acht die duide lijk genoeg; wel had in het Ie punt kunnen gesproken wor den van het voorstel van den heer Duparcmaar noodig was dat nietomdat toch in de praemissen altijd over den heer Duparc en zijn voorstel tot opheffing der burgerdagschool wordt gesproken. Het le punt is dus z. i. positief genoeg. Vooral heeft spr. het woord gevraagd om de opmerkingen van den heer Duparc in diens notawelke eigenlijk gerigt is tegen het rapportte refuteren. Hij brengt alle hulde aan dat geachte lid voor zijne ijver om zijne opinie in deze zaak zoo uitvoerig als hij deed bloot te leggen en voor zijn moed om nog zoo vele pogingen tot bereiking van zijn doel in het werk te stellen, niettegenstaande zijn voorstel een zoo weinig gunstig onthaal in de sectiën heeft ondervonden. Spr. heeft nu eenige algemeene opmerkingen over de nota die de heer Duparc ter verdediging voor zijn voorstel den raad heeft aangeboden. Bij de lezing daarvan kreeg hij den indruk alsof de schrijver het idéé had dat het gevoelen van de minderheid niet voldoende uitkomt in het rapport. Spr. gelooft echter wel dat aan beider zienswijzezoowel van de meerderheid als van de minderheideen gelijk regt is weder varen. De heer Duparcdie natuurlijk tot de minderheid behoort, is evenwel zelf in de gelegenheid geweest om rappor teur te worden maar heeft er naar spr. veronderstelt, kiesch- heidshalve voor bedankt omdat hij dan de schijn op zich zoude laden alsof hij pressie op den raad zoude willen uit oefenen hetgeen hij trouwens nu toch ook in zijne nota heeft gedaan. Eene tweede opmerking is deze. De heer Duparc heeft in eene der vorige vergaderingentoen deze zaak op de agenda stond voorgesteld de behandeling daarvan uit te stel lenmet het motief, dat zijns inziens in het rapport ver keerdelijk gemeld werd dat de resultaten van de hoogere burgerscholen met 3-jarigen cursus niet voldoende bekend waren. Spr. moet echter hier verklaren dat hij indertijd in de sectie heeft gevraagd welke de resultaten waren waarop hij echter toen ter tijd van den voorsteller noch later van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1885 | | pagina 3