78 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Mei 1885. Alvorens intusschen over te gaan tot wederlegging van de beden kingen van de heeren Plantenga en van Harinxmanog een afzonderlijk woord aan eerstgenoemd lid over de uiting van zijn gevoel van bewondering over den moed van spr.om, niet tegenstaande het hem door het verslag van rapporteurs bekend geworden ongunstig gevoelen van de meerderheid der raads leden over zijn voorsteltoch nog zooveel moeite aan de zaak te besteden, door de indiening van eene zoo uitvoerige Nota. Spr. gelooft, dat deze uitiDg met de beste bedoeling is ge schied maar voelt zich gedrongen dezen lofals hij het zoo mag noemen af te wijzen. Hij wenscht het zich geenszins als moed te hebben toegerekend wat niets meer dan pligt was. Als men eenmaal eene zaak heeft ondernomen en haar wil zien tot stand komen, gelijk met spr. in dezen het ge val ismoet men haar tot het laatste toe met alle mogelijke krachtmet alle geoorloofde middelendie iemand daartoe ten dienste staan, verdedigenopdatindien men ten slotte toch moet vallen dit althanszooveel mogelijkmet eere geschiede. Spr. komt thans tot de op nieuw geopperde bezwaren. Tot wederlegging daarvan zou spr. zich eigenlijk geheel kunnen refereren aan zijne notawantwat er ook tegen zijn voor stel is gesprokende door hem aangevoerde feiten en cijfers, die aantoonen het ongegronde der bewering, „dat de resulta ten der scholen met driejarigen cursus nog niet zoo algemeen gunstig bekend zijn", zijn niet wederlegd en konden ook niet worden wederlegd. Intusschen wijst spr. nogmaals in het bijzonder op al de adviezen en rapporten die het tegendeel dier bewering bewijzen men behoeft slechts te lezen de rap- orten van de commissie van toezigt en het advies van dr. teyn Parvéadviezen die nog veel beter dan spr. het heeft kunnen doen ten duidelijkste aantoondendat ook voor Leeuwarden reeds sedert lang het oogenblik is gekomenom over te gaan tot opheffing van de burgerdagschool en hare vervanging door eene hoogere burgerschool met afgeronden driejarigen cursus. Naar aanleiding van de vraag van den heer Plantenga, waarom spr. niet dadelijk bij de indiening van zijn voorstel met al hetgeen thans in de Nota is vermeld is voor den dag gekomenzegt hij dat dit niet is geschied omdat hij niet konniet mogt veronderstellendat de leden van den raad, althans, gelijk later is gebleken, zoovele hun ner, zich niet op de hoogte hadden gesteld van de zaak, die door burgemeester en wethouders aan hunne overweging was onderworpen. Spr. doet voorts een beroep op het geheugen van de leden zijner sectie en vraagt, of hij, die de eerste spreker wasniet terstond alle bezwaren van burgemeester en wethoudersen in het bijzonder die van den inspecteur dr. van Aken waarop het voornamelijk aankwaméén voor één uitvoerig heeft nagegaan en getracht te wederleggen? Of hij niet reeds toen tevens heeft uiteengezetdat opheffing der burgerdagschool en hare vervanging door eene hoogere bur gerschool met driejarigen cursus eene dringende behoefte was geworden Spr. had alle punten van wederlegging aange- teekend en die zelfs aan den algemeenen rapporteur, op diens verzoekna atloop van het sectie-onderzoek ter hand gesteld, om daarvan bij het opstellen van het verslag, zooveel noodig geachtte kunnen gebruik maken. Dat de uitvoerige weder legging niet in het verslag is opgenomen, kan toch waarlijk het allerminst aan spr. werden toegerekend. Spr. laat nog in het midden, dat men zich sinds jaren ook nog langs anderen weg door raadplegingzoowel van officiële stukken, als van tal van over deze materie handelende ge schriften, bekend had kunnen maken met deze kwestie. Dit alles is nogtans niet geschieden daarom moest spr. nu ten slotte wel zijne toevlugt nemen tot het opstellen van eene Nota, waarin tevens de laatste uitkomsten van de scho len met driejarigen cursus konden worden medegedeeld een werk, verrigt waarlijk niet uit genoegen, niet voor hem zelf, maar voor de andere leden van den raad of liever voor de ledendie blijkbaar nog inlichting en voorlichting noodig hadden. Hij ziet echter in dat hij ten minste voor den algemeenen rapporteur, daarmede vergeefsch werk heeft gedaan. olgens den heer Plantenga had spr. gelegenheid gehad, rapporteur van zijne sectie te worden en als zoodanig zijne bezwaren in het verslag kunnen weergeven. Het is zoo spr. kwam zeer in aanmerking of werd benoemd als rapporteur, hij weet 't zich niet zoo juist meer te herinnerenmaar alle leden der sectie spr. doet alweder een beroep op hun geheugen waren het, bij nader inzienal spoedig met hem eensdat hij waarlijk moeijelijk als rapporteur over zijn eigen voorstel kon optreden te minder daar wij hier hebben het stelsel van zelfstandige rapporteurs. Zoo iets zou dan ook geheel in strijd zijn geweest met alle parlementaire usantiën. Spr. komt thans terug op de burgerdagscholen, of liever op de burgerdagschool te Leeuwarden daar deze thans nog <le eenige in ons land is. Hoe weinig nu deze voldoet aan de meest bescheiden eischen, hoe weinig algemeene ontwikkeling zij den leerlingen verschaft, hoe geringe resultaten zij op levert, kan spr. nog nader met feiten en cijfers'aantoonen, Bij den aanvang van den cursus 1884/85 werd de school be zocht door 40 leerlingen, 2G in de le en 14 in de 2e klasse. Op dit oogenblik alzoo na 9 maanden zijn er nog slechts 30 leerlingen20 in de le en 10 in de 2e klasse. Niet alleen dus, dat sommige leerlingen de school niet afloopen, maar uit deze cijfers blijkt op nieuw, dat de leerlingen zelfs reeds in den loop van het eerste jaar de school verlaten. Welke zijn hiervan de oorzaken? In de eerste plaats wijst spr. er opdat de leerlingen dier schoolmeestal uit een standwaarin de ouders hunne kinderen gaarne spoe dig iets willen laten verdienen, hen van de school afnemen, zoodra zich daartoe slechts eene gelegenheid voordoet. Komt er een plaatsje opeu aan een kantoor of in een winkeldan verlaten zij zelfs in het midden van den cursus, de school. De heer Plantenga heeft in het midden gebragt, dat sinds 1879 van de 85 leerlingen 25 klerken zijn geworden enz. Spr. heeft deze zelfde opgave en nog meer opgaven van dezen aard omtrent de Leeuwarder school voor zich liggen Doch hij vraagt, wat soort klerken zijn dit, wat is hunne toekomst, welke vooruitzigten hebben zij Er zijn ook een 10-tal mili tair geworden maar de burgerdagschool is toch zeker niet bestemd om eene pépinière voor aanstaande tamboers of sol daten te worden. Zijdie in den militairen stand willen treden om tot hoogere graden op te klimmen vinden daartoe gelegenheid te Kampen en te Schoonhoven. Ook waren er nog 20 bijdie kweekeling bij het onderwijs werdenmaar hierin is het juist het kwaad gelegen. Laatstbedoelde leer lingen beschouwen de burgerdagschool als voorbereiding voor de normaalschool Het toelatingsexamen voor deze school wordt afgelegd in April. Zijdie dus op de normaalschool worden toegelaten verlaten de school meestal nog vóór de 2e klasse is doorloopenen laten het diplomadat hun nu toch niet veel meer oplevert, in den steek. Van de overige Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Mei 1885. 79 leerlingen zal spr. maar niet gewagen. De opgave die hij voor zich heeft, levert eene ware staalkaart op van de rig- tingen die zij zijn opgegaan maar het allerminst van die waarvoor de school heet bestemd te zijn. Spr. zal de vergadering niet vermoeijen door dit alles in bijzonderheden aan te wijzen. Hij gelooft, dat er, behalve voor hen, die niet overtuigd willen worden, geen bewijs meer noodig is dat de burgerdagschool alles behalve de ontwik keling verschaftdie vele jongelieden zoozeer noodig heb ben zooals spr. in zijne Nota uitvoerig heeft betoogd. De heeren de la Faille en Menalda hebben reeds met een enkel woord er op gewezenwat het zoogenaamde verschil in gevoelen tusschen de deskundigen beteekent. Indien echter de heer Steyn Parvé in het leven gebleven en dientengevolge de heer van Aken niet inspecteur geworden ware, dan gelooft spr. nietdat er ooit sprake zou zijn gewees' van verschil van gevoelen in deze materie. Want allen, die tot dusver geroepen waren of zich geroepen gevoelden om een oordeel uit te spreken in de onderwerpelijke kwestiewaren steeds eenstemmig van gevoelendat de burgerdagscholen opgeheven en door hoogere burgerscholen met driejarigen cursus vervangen moesten worden. De in 1883 opgetreden nieuwe inspecteur dr. van Aken is de eenigedie zich er tegen heeft verklaard om de reorganisatie te Leeuwarden tot stand te brengen maarblijkens zijn onder de stukken voorhanden schrijven op al zeer weinig houdbare argumenten zooals spr. ook in zijne Nota gelooft te hebben aangetoond. Die amb tenaar, het dóet spr. leed dit te moeten verklaren, heeft zich als ware het, van de zaak zoo wat afgemaakten haar geens zins behandeld met dien ernst, als waarmede eene dergelijke belangrijke zaak had behooren te worden overwogen en be oordeeld. Ilij is tot dusver de eenige autoriteit, die zich ge kant heeft tegen eene zaak waarover alle andere deskundi gen 't volkomen eens zijn. Door den heer Plantenga is gewaagd van de categorie van leerlingen, die de school met driejarigen cursus zouden moeten bezoeken en de meeuing uitgesprokendat de ouders dier leerlingen niet gebaat zouden zijn met eene dergelijke school. Spr. gelooft, dat dit geachte lid ook hier weder eene onjuiste voorstelling der zaak heeft gegeven. Voor de tegenwoordige soort leerlingen der burgerdagschool, behoudens misschien enkele uitzonderingen is inderdaad eene school met driejarigen cursus niet de aangewezen iurigting voor verder onderwijs. Verreweg de meeste dier leerlingen hadden plaats moeten zoeken op onze uitstekende ambachtsschool of anders een ander ambachtdan daar wordt geleerd moeten kiezen Maar de school met driejarigen cursus is bestemd voor dien bree- den zoom der burgerij, die, 't is reeds herhaaldelijk gezegd, het midden houdt tusschen den gegoeden burgerstand en de minvermogenden, voor de kinderen van die ingezetenen, die, om een voorbeeld te noemen, op het kohier van den hoofdelijken omslag voorkomen voor een inkomen van één tot twee duizend gulden, en wien het eigenlijk niet voegt, hunne joDgens naar de rijks hoogere burgerschool te zenden. Velen echter moeten het wel doen, omdat er geene andere gelegenheid is, hunne zonen eene flinke opleiding te doen geven en gebruiken nu altijd in een goeden zin, de rijks hoogere burgerschool als een pis-aller, doch tegen een geldelijk offer van ƒ50 jaarlijksch schoolgeld, plus de vele kosten voor boeken. Na het derde studiejaar verlaten echter de meesten deze school. Voor al deze jonge lieden is eene school met driejarigen cursus volstrekt noodig. In tal van kleinere gemeenten dan Leeuwarden verheugt men zich reeds lang in het bestaan van zoodanige school. Waarom dan hier zich zoo gekant tegen hare oprigting en geteerd deels op de zoo goed als niets gevende burgerdagschool, deels op de óf te veel óf te weinig gevende drie eerste jaren van de rijks hoogere burgerschool? Dat een schoolgeld van ƒ20 per jaar te hoog zijn voor de categorie van leerlingen, door spr. bedoeld betwijfelt hij in de hoogste mate. En mogt er al eens een jongen zijn, met eene roeping voor iets meer dan een ambachtmaar wiens ouders de kosten niet kunnen dragen dan gelooft spr. uit de reeds herhaaldelijk te Leeuwarden opgedane ervaring te mogen concluderen dat zulk een jongen steun zal vinden bij onze gegoede ingezetenen en door hen wel in de gele genheid zal worden gesteld de school te bezoeken. De algemeene rapporteur heeft nog eene nadere explicatie aan de conclusie van het rapport gegeven door te drukken op het woordje voor alsnogwaaruit zou blijken, dat mende reorganisatie niet voor goed afslaat, n 1. datmogten de pogin gen om op andere wijze verbetering aan te brengenniet gelukken men dan altijd nog zien kon wat te doen. Spr. neemt hiervan acte en verheugt zich inderdaad over deze woorden, want de algemeene rapporteur heeft thans een be langrijken stap voorwaarts gedaanspr. zou haast durven stellen dat wij nu hoop mogen koesterende door hem ge- wenschte hervorming tot stand te zien komen. Spr. toch is zeer pessimistisch gezind omtrent het welslagen van het middel door den inspecteur dr. van Aken aan de hand gedaan n.l. om van de regering verlaging van het schoolgeld op de rijks hoogere burgerschool voor onvermogende leerlingen te vragen. Dit middelwerd het aangegrepen spr. durft het voorspel len zou nimmer opgaan. Evenmin gelooft hijdat men veel baat zou vinden bij het middelaangegeven door bur gemeester en wethouders om op de gemeentebegrooting eene som uit te trekkenwaaruit de schoolgelden en de kosten van leermiddelen kunnen worden bestreden voor die leerlin gen wier ouders door onvermogen niet in staat zouden blij ken te zijndaarin uit eigen middelen te voorzien. Daarge laten, dat spr. bij zijn voorstel geenszins dezen stand van in gezetenen op het oog hadmaar wel henaan wieook om het hooge schoolgeld, de rijks hoogere burgerschool niet voegt, betwijfelt hij 't zeerof velen gemakkelijk er toe zouden komenom zich met een verzoek om de bedoelde tegemoetkoming tot het gemeentebestuur te wenden en of zij er niet voor zouden terugdeinzen als ware 'teen aalmoes uit de gemeentekas te vragen. Ook de wet kent dusdanige subsidiën niet. Het zou in elk geval eene uitgaaf zijn, die op de gemeentebegrootingniet onder hoofdstuk Onderwijs maar onder hoofdstuk Armwezen behoorde te worden uitge trokken Op nieuw is er op gewezen, dat men steeds met het groote be zwaar zou te kampen hebbenom op voldoende wijze in het vereischte getal leeraren te voorzien. Maar heeft men dan spr 's Nota niet gelezen Heeft men daaruit niet kunnen zien, dat bij aanvang van den cursus 1884/85 aan al de door hem genoemde zeven scholen te zamen slechts twee leeraren ontbraken Men moge nu het bezit der acte B wenschelijk achten de acte A is hier geheel voldoende. Zelfs aan menige hoogere burgerschool met 5 jarigen cursusook van het rijk, heeft men leeraren met acte A ja leeraren die zelfs die acte niet eens bezitten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1885 | | pagina 6