80
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Mei 1885
Wat de kosten aangaatzoo heeft de heer Zaaijer in zijn
bekend artikel aangetoonddat het door burgemeester en
wethouders daarvan opgemaakt totaal met p. m. ƒ2000 zou
kunnen worden verminderd. Spr. heeft in zijne Nota aange
toond dat die vermindering nog grooter kon zijndaar de
helft van het pensioenaan eervol te ontslaan leeraren der
burgerdagschool toe te kennen ten laste van het rijk komt.
De heer van Harinxma heeft getracht de bezwaren tegen den
staat van kosten te refuteren en doen opmerken, dat er niet
pensioenmaar wachtgeld zou worden toegekend. In de
door burgemeester en wethouders den raad aangeboden staat
van kosten staat echter duidelijk in het hoofd gedrukttoe
te kennen pensioen. Hoe zou hier intusschen ook sprake
kunnen zijn van de toekenning van wachtgeld aan ambtenaren,
die hoogst waarschijnlijk later niet weer in eene of andere
betrekking zullen kunnen worden geplaatst Geheel anders
gelegen is het bij het rijkwaar vóór en na aan ambte
naren die voor het oogenblik van hunne betrekking moeten
worden onthevenwachtgeld wordt toegekendomdat zij
later waarschijnlijk voor een ander staatsambt in aanmerking
kunnen komen.
Heeft spr. den heer van Harinxma goed verstaandan
heeft deze ten slotte toch nog een ander bezwaar dan bloot
van geldelijken aard. Hij beaamde wel is waar de wensche-
lijkheid van de opheffing der burgerdagschoolerkendedat
die school geen regt van bestaan meer heeftmaar acht de
oprigting van eene school met drie-jarigen cursus toch niet
volstrekt noodzakelijk. Maarindien het eenmaal vast
staat dat de burgerdagschool niet beantwoordt aan het
daarmede beoogde doel en dit van eene hoogere burger
school met drie-jarigen cursus niet kan worden verwacht
hoe wil dat geachte lid dan anders de zaak hebben geregeld
De algemeene rapporteur schijnt er eenigen aanstoot in
te hebben gevondendat spr. het in zijne Nota afkeurde
indien ook in deze zaak de geldkwestie weder den doorslag
zou moeten geven. Maar waarom, vraagt spr., mogt hij dit
punt niet aanroeren Komt het ten slotte bij de meerderheid
van den raad, in navolging van burgemeester en wethouders,
niet eigenlijk ook in deze zaak juist weder op de geldkwestie
aan? Wat dit bezwaar van burgemeester en wethouders be
treft spr. moet er nog met een enkel woord op terugkomen.
Hij verklaart vooraf uitdrukkelijkdat, als hij dit doet, het
in de verste verte niet zijne bedoeling is om aan burgemeester
en wethouders eenige onaangenaamheid hoegenaamd toe
te voegen. Hij kon n.l. al dadelijk zijne bevreemding niet
onderdrukkendat burgemeester en wethouders als in één
adem twee voorstellen aan den raad indiendenhet een tot
stichting van een nieuwen torendie jaarlijks eene uitgaaf
van pl. m. ƒ3000 zou vorderen, door betaling van rente en
aflossing van de genegotieerae somdoch waar het eene
zaak golddie een der eerste en voornaamste volksbelangen
raaktzich door het kostenbezwaar lieten weerhoudenzij
het ook, dat in het laatste geval de uitgaven grooter mogten
zijn. Spr. was voor de eerstgemelde zaak. Hij oordeelde,
dat men het eene kon doenhet andere niet behoefde te
laten, maar is van meening, dat 10,000 of liever 8000 jaar
lijks voor de ontwikkeling van de kinderen onzer kleine bur
gerij toch vrij wat meer geiegtvaardigd zou zijn dan ƒ3000
voor een torenwaarvan het nut toch altoos in zekere
mate betrekkelijk kan worden geacht
Door een der leden was gewezen op den grooten tegen
stand die indertijd werd ondervonden bij het oprigfen van
de rijks hoogere burgerschool en de ambachtsschool. Spr.
zou er nog kunnen bijvoegen de middelbare school voor meisjes.
En wat is sinds geschied De rijks hoogere burgerschool
is overbevolktniet zonder moeite is eene som voor de uit
breiding van het gebouw toegestaan. De middelbare school
voor meisjes is zoo druk bezochtdat bij nog meedere toe
neming van het getal leerlingen het schoolgebouw waarschijn
lijk ook zal moeten worden uitgebreid. En let men op de
scholen voor openbaar lager onderwijsdan ziet men ook
daar, dat allen overbevolkt zijn, in weerwil van de in den
laatsten tijd plaats gevonden stichting van nieuwe en ver
grooting van bestaande gebouwenzóó zelfsdat weldra een
voorstel kan worden tegemoet gezien om alweder voor
meerdere plaatsruimte te zorgen. Spr. acht dit alles een
gelukkig een heugchelijk verschijnseldat moed geeft ook
voor een burgerschool en de hoop doet koesterendat
zóódanige inrigting hier in gelijke mate zal bloeijeu als met alle
andere inrigtingeu voor ondei wijs in deze gemeente het geval is.
Leeuwarden heeft steeds op onderwijs-gebied een voorbeeld
gegeven aan andere gemeenten. Bij meer dan één gelegen
heid is Leeuwarden aangehaald als eene stad, diedaar zij
hare ware belangen inziet, alles over heeft voor goed, deug
delijk, alle klassen der maatschappij bevredigend onderwijs.
Spr. herinnert zich uit zijne jeugd, hoe eenmaal een Gro
ninger hoogleeraar in dit opzigt onze stad prees en ten exem
pel stelde voor geheel Nederland, en hoe de beroemde Spaansche
paedagoog Ramon de la Sagrana kort daarna ons land te
hebben bezocht, dat gunstig oordeel van den Groninger hoog
leeraar geheel onderschreef Laten wijzegt spr., onze kostelijke
traditie in dit opzigt getrouw blijvenzij 't dan ook met
eenige geldelijke opofferingen die in ruime mate zullen wor
den opgewogen door de schoone vruchten die onze kleine
burgerij er van zal plukken.
Spr. meent thans voldoende zijn voorstel en zijne Nota na
der te hebben toegelichten resumeert het door hem gespro
kene in de volgende punten
1. Het is in confesso, dat de burger dagschool niet aan
haar doel en bestemming beantwoordt, zoodat dan ook het
daar gegeven wordende onderwijs slechts aan zeer weinigen
en dan nog op zeer onvoldoende wijze ten goede komt.
2. Verlaging van schoolgeld op de rijks hoogere burger
school ten behoeve van minvermogenden is van de regering
niet te verwachten.
3. Een besluitom dat schoolgeld gebeel of gedeeltelijk
door de gemeente te doen betalenzal weinig of geen effect
kunnen hebbenmet het oog op de eischen van het admissie-
examenwaartoe eene geheel andere voorbereiding noodig
is dan de groote meerderheid der door de commissie van rappor
teurs bedoelde leerlingen (uit den mingegoeden stand) ontvaugt.
4. In elk geval geven de drie eers'.e jaren van den vijf
jarigen cursus aan de rijks hoogere burgerschool niet datgene,
waarin eene afgeronde school met driejarigen cursus, volgens
art. 21 der wet op het middelbaar onderwijs, op de meest
volledige wijze zou voorzien.
De heer Plantenga meent van de tegenstanders van het
verslag van rapporteurs begrepen te hebbendat er in de
meeningen au fond niet zooveel verschil bestaat, als men wel
oppervlakkig zou meenen Spr. heeft de burger dagschool
eenigzins gereleveerdomdat hij die niet zoo garing schat
als de heer Duparc haar heeft geschetst; ook uit hun verslag
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Mei 1885.
81
blijkt dat rapporteurs niet blind zijn voor de gebreken die
daaraan uit den aard der zaak gebonden zijn doch niet ter
stond tot hare opheffing willen overgaan.
Spr. zegt den heer van Harinxma dank voor diens finan
ciële toelichting. Dat punt van de kwestie is in het rapport
niet aangeroerdomdat het een negatief voorstel is en het
dus niet op den weg van rapporteurs lag.
Den heer de la Faille die zich heeft verwonderd over spr.'s
woord van hulde voor den moed van den heer Duparc, moet
hij te kennen geven dat het niet was om dit lid eenig ver
wijt te maken, maar die hulde was welgemeend Spr. geeft
de verzekering dat hij zelf den moed niet zoude gehad heb
ben. En bij zijne opmerking, dat de deskundigen het niet
eens zijn en het dus voor een leek moeijelijk is zich eene
opinie te vormen, heeft spr. niet alleen het oog op mannen als
de heeren Zaaijervan Aken en anderenmaar hij heeft
't meer in 't algemeen bedoeld bij de vele lectuur die hij in
de laatste tijden over dat soort van onderwijs gelezen heeft
heeft het hem steeds getroffen hoe vakkundige mannen aan
de eene zij voorstaan eene algemeene ontwikkelinggeheel
in sprekers geesten aan de andere zij alleen vakstudie een
onmisbaar vereischte rekenen om voor die soort jongelieden
een flink bestaan te vinden
De heeren Menalda en Duparc gaven te kennen dat zij
gaarne wilden medewerken in het belang van minbedeelden
ook spr. is ten volle daartoe bereid. Hij werpt het bedekt
verwijtals zou hij de wezenlijke belangen der minbedeelden
niet willen behartigen verre van zichhij kan echter niet
medegaan op den weg zooals wordt voorgesteld, den door hem
voorgestelde acht hij vooralsnog voldoende.
Den heer Duparc geeft spr. het toe, dat deze wel meer
bekend zal zijn met de provinciale en andere parlementaire
usantien, en het misschien teregt daarmede in strijd zou ach
ten indien hij zelf rapporteur ware omtrent zijn eigen voor
stel, maar toch gelooft spr. dat hij wel geheel onpartij
dig het voor en het tegen iu het rapport had kunnen rele
veren. Nu heeft spr. als rapporteur niet alleswat de heer
Duparc tegen den heer van Aken in de sectiën heeft bijge-
bragtin het rapport opgenomen doch met goedvinden van
dat lid alleen de opinie van de commissie van toezigt aangevoerd
Wat de categorie van de ouders der leerlingen voor een
school met 3 jarigen cursus betreft, ieder weet welke daar
mede bedoeld worden, zoodat het eigenlijk onnoodig is het hier
te herhalen. Het ziju n 1. de minvermogenden zij die ge
noemd wordeu „de breede zoom van de burgerij"die het
midden houdt tusschen den welgestelden man van handel en
bedrijf en den ambachtsman. Dat het nu voor dezen een
aalmoes zou zijn dat de/e weinig zullen gebruik maken van
de gelegenheid om van de gemeente eenige vergoeding
van schoolgeld te ontvangenziet spreker niet in. Velen
toch, die de studie aan eene academie voor hunne
zonen niet kunnen bekostigen, zien er geen bezwaar in om
het genot eener pensie of van een studiebeurs te trachten
te verkrijgen. De talrijke voorbeelden van ouders die van de
gemeente kosteloos, of lager, of bewaarschool-onderwijs vra
gen van lieden die verzoeken als onvermogend te huwen
zijn bewijzen van het tegendeel.
Wanneer spr. nu nogmaals de stukken betreffende deze zaak
nagaat, dan treft hij daarbij aan het advies van den tegen-
woordigen inspecteur van het middelbaar onderwijs, den heer
van Aken hetgeen de heer Duparc misschien beter kan be-
oordeelen maar waarmede spr. wel kan instemmen. De in
specteur geeft een middel aan de handom op eene andere
wijze zooals die in het 3e punt der conclusie van het rap
port is aangegeventot het gewenschte doel te kunnen gera
ken. Men zal nu minstens dit middel kunnen beproeven. De
inspecteur van het middelbaar onderwijs is in dezen de aangewe
zen deskundige ea als zoodanig adviseur voor den gemeenteraad.
De heer Duparcdie bij andere gelegenheden zich niet aan
voorbeelden wenscht te storenheeft nu toch vele andere ge
meenten als voorbeeld aangehaald, In die kleinere gemeen
ten zijn echter geen scholen met 3-jarigen cursus opgerigt
maar scholen met 5-jarigen cursus met rijkssubsidiën en ter
vervanging van particuliere scholendie opgeheven werden.
Die gemeenten waren daartoe dus wel eenigzins verpligt.
Alles resumerendeherhaalt spr.dat de commissie van
rapporteurs in hare conclusie de bedoeling hebben weergege
ven om de zaak op de agenda te houdenzoodatwanneer
de pogingen om op eene andere wijze in de behoefte te voor
zien mogten mislukken, daarop kan worden teruggekomen.
De heer van Harinxma thoe Slooten wenscht den
heer Duparc te beantwoorden waar deze vraagt, hoe het mo
gelijk is dat burgemeester en wethouders zich tegen zijn voor
stel verklaren. Hij brengt dien spr. in herinnering, dat toen
het betrof de urgentverklaring van den torenbouwdeze het
vertrouwen heeft uitgesproken dat de behandeling dier zaak
geen onguustigen invloed mogt uitoefenen op het thans aan
de orde zijnd onderwerp. Uit een gevoel van kieschheid
waarschijnlijk is bij de aanhangige kwestie over den toren
bouw door allenvóór- en tegenstandersgezwegeneen
voorbeeld, dat zeker navolging verdiende. Nu die toch door
den heer Duparc is ter sprake gebragtmoet spr. erkennen
dat dit geachte lid op vreemde wijze met de cijfers omspringt;
bij den torenbouw was er volgens dien spr. sprake van eene
uitgaaf van ruim ƒ3000. Dit nu is volkomen onjuist, daar
er slechts sprake was van even ƒ2300, eene som, waarvoor
zeker gemakkelijker een plekje op de begrooting te vinden is
dan voor acht of tien duizend gulden.
Was dit echter het eenigedan zou men misschien eerder
er over heen kunnen stappen. De heer de la Faille zeide
teregt, dat men zich door niets, door geen tegenstand moest
laten afschrikken om eene wenschelijke inrigting in het leven
te roepen wanneer die noodig blijkt te zijn. Het blijkt nu
echter dat men slechts te doen heeft met eene proefneming,
en burgemeester en wethouders zijn er tegen om daarvoor
zoo groote uitgaven te doen.
De heer Duparc zeide dat de leerlingen der burger dag
school voor het grootste gedeelte bestaan uit jongelieden, die
gaarne spoedig wat verdienen en daarom dikwijls slechts kor
ten tijd de school bezoeken. Maar als dat waar iswat kan
men dan vraagt spr.verwachten van de leerlingen der hoo
gere burgerschool met driejarigen cursus welke voor dezelfde
categorie jongelieden bestemd is.
Ook wees de heer Duparc er opdat leeraren aan de rijks
hoogere burgerschool zelfs dispensatie van het bezit der acte
A moeten erlangen. Mag men dan niet vragen zegt spr.
of de uitgetrokken salarissen niet eerder te laag, dan te hoog zijn.
De heer Duparc heeft tot zijn genoegen nog nader uit
de woorden van den heer Plantenga ontwaard dat deze den
bestaanden toestand slechts voorloopig wenscht te bestendi
gen in afwachting of eene andere pogingom dien toestand
te verbeterenmet een gunstigen uitslag mogt worden be-