82 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 28 Mei kroond. Bedoelt dat geachte lid daarmede het middel, door den heer van Aken aan de hand gehoudendan zou spr. hem wel de verzekering kunnen gevendat dit middel nimmer zal kunnen worden toegepast. Rapporteurs twijfelen zeiven trouwens aan het welslagen van eene poging daartoe. Volgens den heer Plantenga zou het verschil van meening tusschen de deskundigen slechts bestaan in de vraag wat te verkiezen is algemeene ontwikkeling of vakstudie. Spr. ont kent dit. Maar bovendiendaarvan is hier niet de rede. De vraag is slechtsof de burgerdagschooldiegelijk door niemand wordt betwistniet strekt tot opleiding van aan- I staande ambachtsliedenen nu in zeer geringe mate alge meene ontwikkeling schenkt, toch moet blijven bestaan, dan of zij door een veel beter of liever geheel aan dat doel be antwoordende inrigting dient te worden vervangen. Daar over, en over niets anders, loopt de kwestie, en het aller minst over de vraag, of in de behoefte aan middelbaar on derwijs voor oavermogenden moet worden voorzienop welk gebied de heeren Plantenga en van Harinxma voortdurend geheel verkeerd de aaak overbrengen. Spr. doet te dien einde nogmaals uitkomendat het on derwijs aan een burgerdagschool met slechts tweejarigen cur sus en een zeer onvolledig programmawaaraan de wet haar bindt, onvoldoende is; de leerlingen kunnen tot geen hoog peil van ontwikkeling komen, en daarvan is dan ook het ge volg, dat er zoovele van hen, wat men noemt, mislukken. Onder den haudwerksstand bestaat sedert lang eene neiging om zoo niet zich-zelf, dan toch zijne kinderen tot een hoogeren stand te verheffenzij zenden daarom hunne kinderen naar deze schoolhoewel dezen beter deden het ambacht van hun vader te volgen of een ander te kiezen. Veel beter ware hetindien de ambachtsmanwel verre van zich zijn stand te schamen al zijne krachten inspandeom dien s-and voor zich en zijne kinderendie hem er in kunnen opvolgen tot een hooger peil van welvaart op te heffen. De ambachts man moest trachten zijn vak te veredelen enzooveel moge lijk productief te maken. Men vrage eens welke toekomst hebben die schrijvers of klerkenwaarvan de heer Plan tenga straks gewaagdeen hoevele hunner niet met een schraal tractement moeten rondkomen De jammerlijke zucht van zoovelen uit den kleineren stand, om hunne zoons liever tot een mislukt heertje dan tot een flink werkman te zien opgroeijen die overal zijn brood en nog meer ruim kan ver dienen maakt ook in Nederland al te veel slagtoffere. Spr. zal de laatste zijn te ontkennendat de heer Plan tenga wel wat over zou hebben voor de minbedeelden en hunne belangen zooveel mogelijk wil behartigen. Het blijkt zelfs duidelijk uit de laatste woorden van den heer Plan tenga waar deze zegtdat men eerst nog een ander middel kan te baat nemen maar bij mislukking daarvan altijd nog het voorstel tot oprigting eener school met driejarigen cursus in overweging kan nemen. Spr. dankt hem zelfs voor deze verklaring. Evenzeer moet spr het dat lid toegevendat hij in het algemeen geen vriend is van het aanhalen van voorbeelden. Voorbeelden zijn inderdaad geene argumenten. Ook nu zou hij ze niet hebben bijgebragt, indien niet de bestrijders van zijn voorstel met voorbeelden waren voor den dag gekomen, die echter, zijus inziensniets bewezenen daarom te meer van zijn kant door tegen-voorbeelden moesten worden te niet gedaan. De zaak zal nu, volgens den heer Plantenga, op de agenda blijven. Spr. echter zou haar gaarne van de agenda willen zien afgevoerd, d w. z. dat de raad kon be sluiten. de zoozeer gewenschte verbetering tot stand te brengen. De heer van Harinxma heeft nog eene uitdrukking gebe zigd, die spr. zich persoonlijk heeft aan te trekken Tot dusverre werd heden het debat van beide zijden gevoerd ge heel binnen de grenzen van de parlementaire beleefdheid en betamelijkheid. Ook spr. gelooft die grenzen noch in zijne Nota, noch heden te hebben overschreden. En toch werd hem door dat geachte lid een woord toegevoegdwaarin lag opgesloten een soort verwijtalsof hij niet genoegzaam de kieschheid tegenover burgemeester en wethouders zou heb ben in acht genomen toen hij zijne bevreemding te kennen gafdat zij als ware hetmet twee maten schenen te me ten n 1. in zake de stichting van een nieuwen toren nietin casu wel voor de geldkwestie waren teruggedeinsd. Spr. recuseert dat verwijt. Hij vraagt aan ieder der aanwezi gen, of hij, toen hij dit punt releveerde, niet begon met te zeg gen. dat het zelfs iu de verste verte niet in zijne bedoeling was ge legen, er burg. en weth. eene onaangenaamheid door naar het hoofd te werpen, en of hijbij de uiteenzetting van dit puntdoor hem in zijn stelsel van verdediging noodig geachten wel bij wijze van repliekde grenzen van de tegenover burge meester en wethouders gevorderde kieschheid en betamelijk heid ook slechts eenigermate is te buiten gegaan Het ver heugt hemvoor hem goedkeurende teekenen van meer dan één raadslid op te merken En dan beweerde datzelfde lid ook nogdat spr. met de cijfers zou omspringen. Dat lid moge de jaarlijksche uitga ven voor een nieuwen toren op ƒ2300 stellen, spr., of schoon hij vóór de stichting wasuitte reeds bij het debat er over de niet weersproken meeningdat die uitgaven altijd wel p. m. ƒ3000 zoudeu worden. Doch, hoe het ook zij, spr. gelooftdat de onderwerpelijke zaak waarlijk niet wordt beheerscht door de vraagof er eenige honderden guldens meer of minder noodig zullen zijn. Den heer Troelstra komt het voordat bij het lang durig debat de voorstelling der hoofdzaak er niet veel hel derder en duidelijker op is geworden. De burgerdagschooldit wordt op den voorgrond gesteld, beantwoordt niet aan hare oorspronkelijke bestemmingen niemand zal het tegendeel willen beweren. Nu zou de consequentie medebrengen een voorstel tot opheffing dier school. Dit wordt ook gedaan, maar daaraan wordt ver bonden een ander voorstel strekkende tot oprigting van een burgerschool met 3-jarigen cursus. Ongetwijfeld zou men daardoor een verbeterd onderwijs verkrijgenmaar bestaat daaraan behoefte in die matedat deswege van de gemeente jaarlijks een zeer belangrijk finantieel offer mag worden gevraagd Doet de burger dagschool in 't geheel geen nut Zal een school met 3-jarigen cursus zoo veel meer nut stichten Zal dezelfde categorie van jongelieden die thans de bestaande school bezoeken óók de leerlingen der nieuwe school uitmaken Hooren wij den heer Duparcdan zijn de resultaten van de dagschool geheel negatief, terwijl die van de scholen met 3-jarigen cursus hemelhoog worden gesteld. Het schijnt spr. toe dat hier zeer overdreven wordt en aan de billijkheid en de regtvaardigheid wordt te kort ge daan. Want de burger dagschool moge nu wel niet beant woorden aan hare bestemmingtoch kan het niet ontkend worden dat velen er van hebben geprofiteerd. Ten bewijze daarvan kan ook strekkenhetgeen de heer Duparc in zijne Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 28 Mei 1885. 83 nota heeft aangehaald uit eene missive van den directeur der school met 3-jarigen cursus te 's Gravenhage Deze schrijft: „de geschiedenis van onze burger dagschool is geheel dezelfde als die ten uwent. Degenenvoor wie ze bestemd was kwamen niet, en die er wel kwamen deden dit, uitgelokt door het lage schoolgeld, namen eenige privaatlessen in eene of andere taal en kregen meestal eene goede positie." Daaruit blijkt dus niet dat de burger dagscholen volstrekt geen nut hebben gesticht. Men zegt hier wel gedurig, dat de burger dagschool niet voldoet voor de ambachtslieden maar spr. zou dan wel willeu we ten of dat met eene hoogere burgerschool met 3 jarigen cur sus wèl het geval zal zijn. Deze zal minder door aanstaande ambachtslieden dan door anderen worden bezocht en boven dien vrij zeker ook nog door eene andere categorie van per sonen dan die thans op de dagschool onderwijs genieten door hen die een hooger schoolgeld en voor een langeren duur kunnen betalen. De heer Duparc zeide dat de burger dagschool zoovele klerkenheertjes leverdemaar datzelfde zal ook van de andere school kunnen worden verwachtterwijl op deze laatste ook wel hetzelfde zal gebeuren als op de burger dagschool n 1. dat de leerlingen dikwijls in het 2e of 3e studiejaar weggaan En voor hen die nu een driejarig onderwijs begeeren spr. moet er op wijzen bestaat in deze gemeente gelegen heid. Volgens het leerprogram van de rijks hoogere burger school alhier kan daar een afgerond leerplan van 3 jaar wor den gevolgd. Spr. leest dit gedeelte van het programma voor. Men heeft hier dus zoo goed als eene hoogere burgerschool met 3-jarigen cursus en bovendien de burger dagschool, zoodat er z. i. vrij voldoende in de behoefte wordt voorzien Spr komt nog terug op de kosten. De heer Duparc zeide in zijne notadat aan de leeraren wien eventueel eervol ont slag zou worden verleend een pensioen kan worden toege kend waarvan de gemeente niet meer dan de helft zou heb ben te betalenterwijl de andere helft door den staat zou worden gedragen. Dit is echter onjuist. Een pensioen kan alleen worden verleend krachtens de wet op de burgerlijke pensioenen en daarin wordt bepaalddat men regt op pen sioen heeft na 40-jarigen diensttijd of 65-jarigen leeftijd of wegens gebrekentengevolge waarvan men verder ongeschikt is voor zijne betrekking. Hier echter zal men te doen heb ben met de opheffing van eene inrigtingdaarom zou zoo als leeds door den heer van Harinxma is gememoreerd den leeraren een wachtgeld dienen te worden verleend, bij vergissing is iu den staat van „pensioen" gewag gemaakt Voor de leeraren zal dan bij hunne pensionering de jarendie zij op wachtgeld zijn geweest, medetellen. Werden zij op pensioen gesteld dan zou naar sprekers oordeelgeene gedeeltelijke restitutie daarvoor door het rijk geschieden. De vraag zou althans zijn of ze niet aan de nieuwe inrig ting konden worden verbonden. In elk geval de billijkheid zou wachtgeld medebrengen. Dus op de gemaakte kostenbere kening valt al weinig af te dingen en dit is hier de kwestie. De heer Duparc dachttoen hij den heer Troelstra op op het allerlaatst nog aan de beraadslagingen zag deelnemen en den aanhef van diens rede hoorde, niet anders, of dat geachte lid zou het houden eener enquête voorstellen. Voor dat lid zelf zou hij dit wel hebben dienstig geacht, want hij toont, in weerwil van alles wat over deze zaak is geschreven en van het langdurige debat van heden inderdaad nog weinig- op de hoogte der zaak te zijn. Hij neemt zelfs de door ieder, ook door dr. van Akenveroordeelde burgerdagschool in bescherming en is van gevoelendat de drie eerste jaren van den vijfjarigen cursus aan de rijks hoogere burgerschool vol doende zijn. Volgens hem zou het hier dus eigenlijk zijn le mieux dans de meilleur du monde. Spr. heeft reeds in zijne Nota toegegeven, dat er onder de leerlingen onzer burgerdag school zijn geweestdie vooruit zijn gekomen maar het was slechtsdoordien het onderwijs aan de school werd aaDgevuld met privaatlessen. Omtrent de splitsing der derde klasse aan de rijks hoogere burgerschoolverwijst spr. nog ten overvloede naar een schrij ven van een leeraar aan eene dergelijke schoolwaaruit hij een en ander aanhaalt. Doch de heer Troelstra schijnt in de onderwerpelijke zaak voor geene overtuiging vatbaar te zijn en daarom ziet spr. ook wegens het vergevorderd uurvan elke verdere poging daartoe af. Op één punt echter mag hij het antwoord niet schuldig blijven. Het betreft de pensionering. Dat geachte lid schijnt niet te weten dat in de pensioenwet eene bepaling voorkomt, dat ambtenaren, die door eene nieuwe regeling van het dienst vak waartoe zij behooren, na tienjarige dienst op eervolle wijze worden ontslagenmede regt op pensioen hebben, tenzij hun wachtgeld wordt toegekend. Nu is iu den loop van het debat wel geblekendatwaar burgemeester en wethouders in hun eigen stuk het woord pensioen laten drukkendit eigenlijk moet beteekenen wachtgeld maar spr. vraagt op zijne beurthoe men in casu zou kunnen komen tot toekenning van wachtgeldwaar voor de ambtenaren die sommigen hier op 't oog hebben, wel bezwaarlijk ooit de gelegenheid zal worden geboren om later in eene andere betrekking te worden ge plaatst die hun regt op pensioen zou geven Het zou dus eigenlijk zijn een wachtgeld ad vitam. Hierop worden de beraadslagingen gesloten. Het eerste punt der conclusie wordt in stemming gebragt en aangenomen met 13 tegen 7 stemmen die van de heeren KuipersMenaldaDijkstrav. d. ScheerDuparc de la Faille en van Sloterdijck. Het tweede onderdeel wordt aangenomen met 14 tegen 6 stemmen, die van de heeren Kuipers, MenaldaDijkstra, Duparcde la Faille en van Sloterdijck. Het derde onderdeel in stemming gebragt wordt verworpen met 11 tegen 8 stemmen. Vóór stemden de heeren Beucker AndreaePlantenga, C. W. A. BumaOosterhoff, Minnema Buma, Reeling Brouwer, v. Eijsiuga en Star Busmann. De heer Wiersma had vóór deze stemming de vergadering verlaten. Daarop worden de eerste twee onderdeden der conclusie te zamen zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De heer Duparc verlangde geene stemmingdoch ver klaarde zich tegen. Alzoo is besloten 1. niet aan te nemen het voorstel tot opheffing van de burger dagschool en in de plaats daarvan op te rigten eene hoogere burgerschool met 3-jarigen cursus 2. vooralsnog niet over te gaan tot reorganisatie van de burger dag- en avondschoolin deze gemeente. De Voorzitter sluit hierop de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1885 | | pagina 8