142 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 27 October 1885. achtte met art. 63e alinea der gewijzigde drankwet. Nu deze beschikking bekend geworden isachten burgemeester en wethouders het geraden in overeenstemming met het ge voelen der regering de verordening te wijzigen. V. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten 1. Benoeming van twee ambtenaren van den burgerlijken stand. De heer van Sloterdijck maakt bezwaar het voor stel van den voorzitter, dat heden althans met eenige toe lichting is ter tafel gebragtaan te nemen. Dat bezwaar is tweederlei. Het komt spr. in de eerste plaats voor, dat voor eene ge meente als Leeuwarden naar het aantal inwoners vier ambte naren zeker voldoende zullen zijn vooral waar hij het oog slaat op de bepaling in het burgerlijk wetboekdat in iedere gemeente de registers van den burgerlijken stand door een of meer ambtenaren worden gehouden. Tegen een groot getal ambtenaren is z. i. altijd dit bezwaardat de verantwoorde lijkheid die natuurlijk aan die hoogst gewigtige functie ver bonden isover te veel personen zal worden verdeeld. Spr's. tweede bezwaar is dithet is bekenddat tusschen het burgerlijk wetboek zooals het thans luidt en de gemeen tewet een verschil bestaat, dat die wetten geheel afwijkende voorschriften gevenwaarom hij 't niet raadzaam achtom thans het getal der ambtenaren te vermeerderen. Immers, primitief werd in het burgerlijk wetboek van 1833 voorge schrevendat de ambtenaren van den burgerlijken stand moesten worden gekozen uit de plaatselijke besturenwelke bepaling ook in de gemeentewet voorkomt. Doch in 1879 is art. 13 van het burgerlijk wetboek veranderd in dien zin, dat de benoeming van ambtenaren niet langer beperkt is tot de plaatselijke besturenmaar ook personen buiten die be sturen tot ambtenaar kunnen worden benoemd. Er is n.l. nu alleen bepaald, dat de ambtenaren van den burgerlijken stand door de gemeentebesturen worden benoemd. Bij dien strijd nutusschen de twee aangehaalde wetten rijst de vraagwelke wet praevaleert. Spr. wil ze niet be slissen maar toch verdient haar bestaan erkend te worden en al dadelijk er toe te leidenom in afwachting van eene wijziging van art. 149 der gemeentewetin den zin van art. 13 burgerlijk wetboek, die zeker te wachten is, het getal der ambtenaren onveranderd te laten. Maar waar spr.zooals hij zeide niet wil beslissen, welke wet praevaleertvestigt hij toch de aandacht er opdat de wijziging van het burgerlijk wetboek posterieur is aan de gemeentewetdusdat de wetgever na het in werking treden van de gemeentewet heeft uitgesprokendat het algemeen belang opheffing van het voorschrift vorderde, dat de ambte naren uitsluitend uit de plaatselijke besturen benoemd worden. Spr. acht het dus raadzaamomnu men zich naar aanlei- leiding van art. 149 der gemeentewet zeker bepalen zou tot eene keuze uit het plaatselijke bestuurzich van eene ver meerdering van het getal ambtenaren te onthouden het is toch de laatst uitgedrukte bedoeling van den wetgeverom de keuze vrij te latenzoodat men ook nog eerst zou hebben te beslissen over de vraagof de benoeming uit het bestuur zal moeten plaats hebben of ook daar buiten zal kunnen geschieden. De heer Star Busmann is ook gestemd tegen het voor stel van den voorzitter. Zijn bezwaar is hoofdzakelijk gele gen in het gebrek aan bewijsdat de vermeerdering van het bestaande getal ambtenaren noodzakelijk is. Zooals de heer van Sloterdijck reeds heeft gereleveerdmoeten er een of meer ambtenaren zijn, hetgeen dus wijst op eene mo gelijke uitbreidingdoch eerst bij gebleken noodzakelijkheid deze moet dus vaststaan. Spr. hecht hieraan nog te meer gewigtomdat het in abstracto reeds niet raadzaam kan wor den geacht het getal van deze ambtenaren uit te breiden immers heeft men hier eene afwijking van den regel dat een en het zelfde ambt door één persoon moet worden waargenomen. Spr. acht het derhalve niet wenschelijk om het getal der ambtenaren van den burgerlijken stand in deze gemeente boven het bestaande getal te vermeerderen zij toch dragen eene groote verantwoordelijkheid hunne bezigheden hebben betrekking tot een werkwaarbij voor alles moet worden gelet op uniformiteit en het naauwkeurig opvolgen van de gegeven voorschriften. Eu uit dezen hoofde behoort het be ginsel van verdeeling van arbeid" op dat gebied niet in te uitgebreiden zin te worden toegepast. Resumerende komt spr. tot de slotsom dat hier niet eene zoo dringende behoefte aan meerder ambtenaren bestaatals het voorstel in zich sluit. De heer Piantenga verklaartdatzoo hij niet de eer had zelf ambtenaar van den burgerlijken stand te zijnhij zoude meegaan met de beide vorige sprekers. Nu evenwel is zijne zienswijze daaromtrent anders en wel om de volgende redenen. Toen de heer van Harinxmadie tevens lid was van het dagelijksch bestuurvoor zijne betrekking als ambte naar van den burgerlijken stand bedankteheeft spr. zich speciaal belast met de voltrekking der huwelijken. Door eene nog al langdurige ongesteldheid heeft hij echter, meer dan hem lief wasde hulp van de andere ambtenaren moeten inroepen. Hij heeft hen daardoor nog al lasten veroorzaakt en omdat dit in het vervolg wel meer zoude kunnen gebeu ren is hij voor het voorstel van den burgemeester om het getal ambtenaren uit te breiden. De heer Dirks kan voor de helft met het voorstel mede gaan en voor de helft niet. Het is bekend dat hij sinds de vorige vergadering bereid was het verzoek tot vermeerdering van het getal ambtenaren te onderschrijven. Maar toch heeft hij er bezwaar tegen dat de uitbreiding te groot zal zijn, er zijn te veel gewigt en te groote verantwoordelijkheid aan die betrekking verbondendan dat men zoo ge makkelijk er toe over moet kunnen gaanom het getal ambtenaren noodeloos te vermeerderen hij vreest er voor datwanneer er zes ambtenaren waren men de verantwoor delijkheid te ligt zoude tellen Wel meent hij dat 'tin de tegenwoordige omstandigheden noodzakelijk is om het getal met één te vermeerderen spr. maakt daarvan geen voorstel maar geeft den voorzitter in overwegingomwanneer diens voorstel niet wordt aangenomen de zienswijze der vergade ring omtrent de benoeming van nog één ambtenaar te vragen. De Voorzitter geeft den heer Dirks in bedenking om nu hij zijne zienswijze heeft uitgesproken daarvan een voor stel te makenhetgeen dan als amendement op spr's. voor stel kan worden beschouwd en bij voldoende ondersteuning in behandeling genomen. De heer Dirks doet nu het voorstel om niet tweedoch nog één ambtenaar te benoemen. Dit voorstel wordt voldoende ondersteund. Verslag der handelingen van den gemeenteraau te Leeuwardenvan den 27 October 1885. 143 De Voorzitter wenscht naar aanleiding van de geopperde bezwaren een en ander in het midden te brengen. Eene van de bedenkingen van den heer van Sloterdijck betrof de ver antwoordelijkheid rustende op de ambtenaren van den bur gerlijken standwelke hij niet over te veel personen wenscht te verdeelen. Daartegen kan spr. aanvoeren, dat die verant woordelijkheid niet verdeeld wordtzij rust op één persoon en wel alleen op hemdie werkzaamheden als ambtenaar verrigt; worden dus meer ambtenaren benoemd en treden deze nu en dan tijdelijk als zoodanig opdan dragen zij alleen de verantwoording voor hetgeen dan door hen wordt verrigt. De verantwoordelijkheid zal dus niet over zes personen worden verdeeldmaarieder van deze draagt die geheel voor zich. De werkzaamheden zijn zeer verschillend het bijhouden der verschillende registers als van geboorten, sterftegevallen enz., geeft veel administratief werk, dat echter ten stadhuize wordt verrigtde ambtenaar is daarvoor verantwoordelijk en teekent al die stukken spr. heeft zich na zijne benoeming daarmede belast. Wat het trouwen betreftieder ambtenaar draagt slechts de verantwoordelijkheid voor de naleving der wet bij het huwelijkdat hij sluit. De werkzaamheden zijn zoo ver deeld dat deze huwelijksvoltrekkingen niet door spr. worden waargenomen. Zijn er nu meer ambtenarendan zullen zij ieder persoonlijk minder gebonden zijnom voor dat werk in stad te blijvenwaarvan het wenschelijkc vooral in den zomer niet valt te ontkennen. Spr. ziet nu niet in dat die vermeerdering niet raadzaam zoude zijn met het oog op de afwijking van de in 1879 ge wijzigde bepaling van het burgerlijk wetboek, van de bepaling in de gemeentewet. Waar eerstgenoemde bepaling meer vrij heid geeftmeer uitbreiding toelaatden kring van keuze grooter maaktdaar bestaat geen enkel beletsel om het getal van vier ambtenaren wat uit te breiden. Daartegen bestaat geen enkel wettelijk bezwaar. De heer Busmann wees er ook opdat de noodzakelijkheid daartoe niet gebleken was. Spr. achtte het niet noodig om bij een voorstel van betrekkelijk zoo weinig gewigtde strenge noodzakelijkheid aan te toonen. Dit is toch zeker, dat ver meerdering van het getal ambtenaren geen finantieel bezwaar voor de gemeente oplevertmaar daarentegen aan de ambte naren meer vrijheid geeft. Spr. acht het wenschelijkomdat hij niet altijd in de gelegenheid zal zijn om alle werkzaam heden waar te nemen en er dan in sommige tijden van het jaar moeijelijkheden zouden kunnen ontstaan. De heer Minnema Buma wenschtnu zijne mede-amb tenaren zich over het voorstel hebben verklaardook daar omtrent zijne meening te doen kennen. Hij zal niet mede gaan met het voorstel van den heer Dirks doch stelt zich omtrent dat van den voorzitter geen partij en zal om die reden zijne stem daaraan geven. Maar wat nu de utiliteit van den maatregel betreftspr. gelooft dat het remedie erger zal zijn dan de kwaal. Bij ondervinding weet hijdat ter zake het voltrekken van huwelijken dikwijls de boden bij de ambtenaren werden rondgezonden die dan menigmaal de een voor, de andere na moesten verklaren, om verschillende redenen geene gelegenheid te hebbenzoodat de laatste dan wel het op zich moest nemen. De redenen van verhinde ring die tot zoodanig verder zenden leiddenwaren dan natuurlijk wel gegrondmaar misschien niet altijd zoo on overkomelijk dat menzoo de nood dronghet zwaarste niet het het zwaarst had kunnen laten wegen. Zoodra men echter wist, dat men nog iemand achter zich had, gingen de minder onoverkomelijke beletselen wel eens voor, in het ver trouwen, dat de opvolgende ambtenaar in H geheel geene ver hindering zoude hebben. Dat verschijnsel zalnaar spr. meent, misschien in het vervolg bij een grooter aantal ambte naren weer zoo het geval zijn, welligt nog in meerdere mate, hetgeen slechts aanleiding zal geven tot onnoodige moeite en oponthoud. De omstandigheden zijn bij vroeger vergeleken eenigzins veranderd. Gedurende tal van jaren belastte zich een der leden van het dagelijksch bestuur met het waarnemen der betrekking in haren geheelen omvang. De overige ambtenaren waren toen om zoo te zeggen plaatsvervangers die bij onge steldheid, afwezigheid of volstrekt belet van den gewonen func tionaris optraden en waren als zoodanig in voldoenden getale. Nu echter zijn de werkzaamheden meer verdeeld en zoude er daarom meer aanleiding dan vroeger voor vermeerdering van het getal ambtenaren bestaan, zoo niet het boven aangehaalde practisch bezwaaraan de menschelijke natuur ontleend, bij spr. twijfel aan de doelmatigheid van het remedie had doen oprijzen. De heer van Sloterdijck gelooft dat de laatste woorden van den vorigen spreker tot eenig nadenken leiden, omdat daarmede het voorstel reeds wordt veroordeeld. Aangaande de opmerking van den voorzitter omtrent spr.'s bezwaar ten opzigte van de verdeeling der verantwoordelijk heid, moet hij erkennen dat ieder ambtenaar slechts verant woordelijk is voor de acten, die hij teekent. Toen hij straks de verdeeling van de verantwoordelijkheid als argument tegen het voorstel aanvoerde, had hij beter gedaan om, zooals de heer Busmann het juister uitdrukte, te spreken van verdeeling van de waarneming van een ambt. Dat was ook zijne be doeling; de verdeeling immers van de werkzaamheden aan een ambt verbonden stelt de uniformiteit, welke toch van zoo groot belang iste meer in de waagschaalnaar mate de werkzaamheden onder meerderen worden verdeeld. Wat overigens spr's argument, steunende op de wijziging in 1879 van het burgerlijk wetboek, betreft, hij acht dat geen zins onduidelijk. Waar de wetgever zegt dat de kring van keuze ruimer moet zijn, daar valt het terstond in het oog dat een algemeen belang aan dat voorschrift verbonden is en be staat er dus bezwaar om nog twee ambtenaren uit een enge- ren kring te benoemen. Bovendien ook het belang der leden van den raad, die nu reeds veel tijd en moeite aan de belan gen der gemeente moeten besteden, mag hier geldenzij immers zullen, wordt het voorstel aangenomen, hunne kans op eene benoeming tot ambtenaar van den burgerlijken stand vermeerderd zien. Dat mag in deze wel wegen. Het is hier ook de kwestie niet, of alles door één ambte naar kan worden verrigt, maar of voor de te verrigten werk zaamheden vier ambtenaren niet voldoende zijn, en dit acht spr. van wel. De heer Star Busmann wenscht nog met een enkel woord een schijnbaar misverstand op te heffen. De Voorzitter n.l. heeft spr. in den mond gelegddat hij alle werkzaamheden betrekkelijk den burgerlijken standdoor één ambtenaar wenscht verrigt te hebben. Dit heeft spr. echter niet gezegd, dit kan hij niet gezegd hebbenomdat er reeds vier ambte naren zijnbij het bepalen van welk getal indertijd natuur lijk gelet is op de daarvoor bestaande noodzakelijkheid,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1885 | | pagina 2