146
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 27 October 1885.
te mogen doen opmerkendat de zaakdie het hier geldt
van weinig belang is en er wel geen vrees behoeft te bestaan
dat de gestelde voorwaarden door adressanten niet zullen wor
den nagekomen.
In antwoord op den vraag van den heer Busmann geeft
spr. dat geachte lid te kennen dat zulk eene retributie geen
onbillijke eisch is. Het betreft hier het gebruik van een
gemeente-eigendomwat misschien het doen van eenige
bijzondere uitgaven zal kunnen medebrengen. Ook is het
regel dat voor het gebruik van gemeente-eigendommen eenige
vergoeding wordt gegeven. Ieder die b. v een plaats op de
markt inneemtmoet daarvoor marktgeld betalen en waar
'tnu eene zaak van louter vermaak betreft, is het stellen van
eene retributie zeker niet onbillijk.
De heer Star Busmann meent dat de vorige spreker
hem misverstaan heeft. Hij is niet tegen eene retributie
maar oordeelt dat de hier bepaalde niet in overeenstemming
is met den omvang van het daarvoor toegestane gebruik der
beurs. Na hetgeen de heer Troelstra in 't midden heeft ge-
bragtzou spr. de retributie dan ook veel hooger wenschen.
Spr. zal ditmaal daartoe geen voorstel doenhet is hem ge
noeg de aandacht op de zaak te hebben gevestigd.
De Voorzitter wijst er op, dat, wanneer het bezwaar van
den heer Buma wordt gedeeldmen 't beste zal doen door
het voorstel af te stemmendaarvan zal dan aan adressanten
mededeeling kunnen geschiedenmet vermelding der gron
den die tot de afstemming hebben geleidwaardoor het
middel tot redres wordt aangegeven. Spr. gelooft echter niet
dat de vergunning tot eenige moeijelijkheden aanleiding zal
gevende vergunning wordt tot wederopzegginguiterlijk
tot de maand Mei aanstaande gegeven.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het voorstel wordt in stemming gebragt en aangenomen
met 12 tegen 8 stemmen, die van de heeren: Star Busmann,
v. Sloterdijck, Minnema Buma, Brunger, v. Eijsinga, Kui
pers C. W. A. Buma en Oosterhoff.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verhuring
van een perceeltje tuingrond aan den Westersingel.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform
de conclusie besloten
behoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten het
perceeltje tuingrond, ten kadaster bekend gemeente Leeuwar
den in sectie D no. 600, groot 10 are 90 centiare onderhands
voor den tijd van vijf jaren, in te gaan den 5 Maart 1886
en te eindigen op gelijken datum in 1891, te verhuren aan
Jan Fokkes Klazema, kastelein en gardenier alhier, tegen eene
jaarlijksche huursom van twintig gulden en verder op de voor
waarden vermeld in het huurcontract van den 23 Mei 1881.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling
van eene gewijzigde verordening op de heffing van het regt wegens
vergunning tot verkoop van sterken drank in t klein en eene
verordening op de invordering van dat regt.
(Zie bijlage no. 17 tot het verslag van's raads handelingen
Daar geen der leden over het voorstel in 't algemeen het
woord wenscht te voeren, worden de verordeningen artikels-
gewijze, met in achtneming van de in het begin der verga
dering voorgestelde wijziging van alinea 2 van artikel 1 van
het heffingsbesluit, in behandeling genomen.
Geen der artikels leidt tot eenige bespreking of opmerking,
zoodatnadat de verschillende artikelen en de considerans
van elke der verordeningen zijn goedgekeurd, worden vastge
steld navolgende verordeningen:
VERORDENING op de heffing van het recht
wegens vergunning tot verkoop van
sterken drank in het klein.
De raad der gemeente Leeuwarden
Gezien artt. 6, 7 en 30 van de wet van 28 Juni 1881
(Staatsblad no. 97)tot regeling van den kleinhandel in ster
ken drank en tot beteugeling van openbare dronkenschap
zooals deze is gewijzigd bij de wetten van 23 April 1884
(Staatsbl. no. 54) en 16 April 1885, Staatsblno 78);
Gelet op de artt. 232 tot 236 der wet van 29 Juni 1851
(Staatsblad no. 85).
Besluit onder 's konings goedkeuring
Art. 1. Als grondslag voor de berekening van het ver
gunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het
klein wordt genomen de jaarlijks te schatten huurwaarde
die de localiteitin verband met den omvang van het be
drijf, waarvoor de vergunning strekt, kan geacht worden te
bezitten.
Het recht bedraagt twaalf gulden vijftig cent voor elke
vijftig gulden huurwaarde of gedeelte daarvandoch is voor
eene vergunning tot 30 April 1890 niet lager dan vijftien
gulden, van 1 Mei 1890 tot 30 April 1895 niet lager dan
twintig gulden en daarna niet lager dan vijf en twintig gulden.
Voor de localiteiten waar geen sterke drank verkocht noch
geschonken wordt tusscben Zaterdag avond te zes en Maan
dag ochtend te zes uurwordt het recht met vijf en twintig
ten honderd verminderd.
Restitutie van betaald vergunningsrecht wordt niet toe
gestaan
Art. 2. Het recht in het vorig artikel bedoeld is telkens
voor één jaarvan 1 Mei tot 30 Aprilverschuldigd.
Wordt echter eene vergunning tusschentijds verleend, dan
wordt het recht tot den eerstvolgenden 30sten April bij
kwartalen berekendmet dien verstandedat een gedeelte
van een kwartaal voor een geheel geldt.
Art. 3De schatting der huurwaarde geschiedt door twee
deskundigendoor burgemeester en wethouders te benoemen.
Tevens wijzen zij plaatsvervangers aan om de deskundigen
bij eventueele verhindering te vervangen.
Deze benoemingen geschieden telkens voorden tijd van één jaar.
Art 4. Zoodra een verzoek om vergunning tot het ver-
koopen van sterken drank in het klein is ingewilligdgeven
burgemeester en wethouders daarvan kennis aan de deskundigen
in art. 3 bedoeld.
De schatting moet binnen acht dagen zijn verricht.
Art. 5. De schatters maken \an hunne bevinding ter
plaatse proces-verbaal op en zenden dit onverwijld aan bur
gemeester en wethouders in.
Indien hieruit blijktdat de schatters over het bedrag der
huurwaarde in gevoelen verschillenwordt door burgemeester
en wethouders een derde deskundige aangewezendie met
de beide schatters binnen acht dagen na de daartoe ontvangen
opdracht de schatting verricht.
De eerste alinea van dit artikel is ook ten deze van toe
passing.
Blijkt uit het nader proces-verbaal dat er geene eenstem
migheid is verkregendan geldt de schatting der huurwaarde
volgens de meerderheiden zoo alle drie schatters in gevoe
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 27 October 1885.
147
len verschillende schatting die noch de hoogste noch de
laagste is.
Art. 6. Burgemeester en wethouders deelen den verzoeker
binnen vijf dagen na ontvangst van het proces-verbaal
schriftelijk en tegen bewijs van ontvang den uitslag der
schatting mede.
Art. 7. Indien de verzoeker met de schatting der huur
waarde van zijne localiteit geen genoegen kan nemen zendt
hij binnen vijf dagen na ontvangst van de kennisgeving in
het vorig artikel bedoeldschriftelijk een verzoek om her
schatting aan burgemeester en wethouders inmet opgave
van den persoon dien hij als herschatter verlangt. Bij ge
breke van die opgave wordt het bezwaarschrift geacht niet te
zijn ingediend.
Burgemeester en wethouders wijzen hunnerzijds onmiddel
lijk een persoon aanom bij de gevraagde herschatting voor
de gemeente op te treden.
De deskundigendie tot de eerste schatting hebben mede
gewerktzijn daartoe niet benoembaar.
Art. 8. Beide herschatters doen tegelijk met een derde,
door den ontvanger der directe belastingen aan te wijzen, op
nieuw de schatting in art. 3 bedoeld binnen acht dagen na
de daartoe van burgemeester en wethouders ontvangen op
dracht
Zij handelen daarbij evenals in art. 5le alinea, ten aan
zien van de eerste schatting is voorgeschreven.
Indien geene eenstemmigheid tusschen deze schatters be
staat is de laatste alinea van art5 van toepassing.
Art. 9. Indien de door den belanghebbende aangewezen
herschatter weigert den eed te doen of op den voor de her
schatting bepaalden tijd niet ter plaatse is verschenen of wei
gert aan de herschatting deel te nemen geschiedt de her
schatting door de beide andere deskundigenen wordtbij
verschil van gevoelen, de middelsom van beider schatting als
grondslag genomen voor de berekening van het recht.
Art. 10. De bepaling van den dag en het uur der schat
ting of der herschatting geschiedt door den burgemeester,
in overleg met de schatters ot herschatters.
Art. 11. De schatters en herschatters leggen, alvorens
eenige schatting te verrichten den volgenden eed of belofte
in handen van den burgemeester af
„Ik zweer (beloof) dat ik de schatting der huurwaarde van
localiteitenwaar sterke drank in het klein wordt verkocht
naar mijn beste weten en zonder aanzien des persoons over
eenkomstig de wet en de verordening zal verrichten. Zoo
waarlijk helpe mij God almachtig. (Dat beloof ik)."
Art. 12. Voor de schatting der huurwaarde volgens de le
alinea van art. 1zullen de schatter? en herschatters, behalve
op het debiettevens hebben te letten op den stand de lig
ging en de inrichting der localiteit. Zij nemen daarbij voorts
in achtdatwanneer in de localiteitwaarvoor de vergun
ning strekt, ook andere bedrijven dan dat van verkoop van
sterke drank in het klein worden uitgeoefendalleen de om
vang van laatstbedoeld bedrijf in aanmerking behoort te ko
men en datzoo de bedoelde localiteit een gedeelte van
een gebouw uitmaaktalleen de huurwaarde van dat gedeelte
moet worden geschat.
Art. 13. De belooning van ieder schatter wordt vastge
steld op ƒ1.en van ieder herschatter op ƒ2.voor de
werkzaamhedenvoortvloeiende uit iedere aanvraag om ver
gunning tot verkoop van sterken drank in het klein.
De belooning der schatters komt ten laste der gemeente
kas die der herschatters voor de eene helft ten laste der
gemeentekas en voor de andere ten laste van hem die de
herschatting heeft gevraagd. De deswege door den aanvrager
verschuldigde rechten moeten terstond bij de indiening van
het verzoek om herschatting worden voldaan. Bij gebreke
hiervan wordt het bezwaarschrift geacht niet te zijn ingediend.
Art. 14. Het bedrag van het vergunningsrecht wordt, in
verband met de voorgaande bepalingendoor burgemeester
en wethouders vastgesteld. Zij doen daarvan mededeeling
zoowel aan den belanghebbende als aan den gemeente-ontvan
ger en zenden aan den laatste tevens een afschrift der ver
gunning.
Art. 15. Indien de belanghebbende wenscht dat de hem
verleende vergunning bij het eindigen van het vergunnings
jaar zal worden geacht wederom voor een jaar te zijn inge
gaan, geeft hij daarvan minstens ééue maand vóór het ein
digen van den termijnover welken de vergunning loopt
aan burgemeester en wethouders kennis, door wie onverwijld
eene nieuwe schatting van de in art. 1 omschreven huur
waarde wordt gelast.
Op deze herhaalde schatting zijn de artikelen 3 tot en met
13 van toepassing.
Art. 16. Deze verordening treedt in werking met den 1
Januari 1886met welk tijdstip alle vroegere bepalingen
nopens de heffing van het vergunningsrecht vastgesteld, ver
vallen.
OVERGANGSBEPALING.
Art. 17. Wegens de vergunningen die van 1 Januari
1886 tot 30 April van dat jaar verlengd worden, is het recht,
in art. 1 vastgesteldverschuldigd voor zooveel twaalfde ge
deelten als de termijn voor de vergunning maanden bevat.
Een gedeelte van eene maand geldt voor een geheele.
VERORDENING op de invordering van het
gemeentelijk vergunningsrecht voorden
verkoop van sterken drank in 't klein.
De raad der gemeente Leeuwarden;
Gezien zijn besluit van den 27 October 1885, waarbij onder
's konings goedkeuring is vastgesteld eene verordening op de
heffing van het in art. 6 der wetvan 28 Juni 1881 (Staats
blad no. 97)zooals deze is gewijzigd bij de wetten van 23
April 1884 (Staatsblad no. 54) en 16 April 1885 (Staats
blad no. 78), bedoelde gemeentelijk vergunningsrecht;
Gezien art. 238 der wet van 29 Juni 1851 (Staatsblad
no. 85)
Besluit
Vast te stellen de volgende
VERORDENING op de invordering van het
gemeentelijk vergunningsrecht voorden
verkoop van sterken drank in 't klein.
Art. 1. De invordering van het vergunningsrecht geschiedt
door den gemeente-ontvanger.
Art. 2. De betaling van het recht geschiedt in één termijn
ten kantore van den gemeente-ontvangertegen uitreiking
door dezen aan den verzoeker van het afschrift, bedoeld in
art. 14 van de heffings-verordeningdat als bewijs strekt van
de betaling van het recht.
Van de ontvangst van het recht en de uitreiking van het