166 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 8 December 1885. porteurs meer op die van burgemeester en wethouders had moeten slaandoor bijv. aanneming of niet aanneming van dat voorstel te bedoelenmaar dan moet spr. daartegenover stellendat de sectiëndie bevoegd en in de gelegenheid zijn om de zaak grondig te onderzoekendie onderscheiding, als rapporteurs gemaakt hebben wenschten. Er kan dus der commissie geen verwijt van gemaakt worden dat ze van die onderscheiding nota neemt. Bovendien wijst spr. op de 3e alinea van art. 64 van het reglement van orde, welke aldus luidt: „Alvorens het onder zoek aan te vangen, kiest iedere sectie voor elke zaak een rapporteur. De rapporteurs bieden te zamen den raad een verslag aan met een bepaald voorsteldat dan het onderwerp der beraadslaging uitmaakt." Hiermede meent spr. den heer Troelstra voldoende te heb ben gerefuteerd. De heer Troelstra acht teregt door den geachten vorigen spreker opgemerkt, dat het wenschelijk is dat het verslag van rapporteurs weerklank geeft van liet in de sectiën bespiokene, maar dat neemt z. i. niet weg dat de commissie van rappor teurs als zoodanig geheel zelfstandig is en eene conclusie kan voordragen, zooals zij wenschelijk acht ook wat den vorm be treft. De commissie van rapporteurs nu is niet gekomen tot een verbeterd voorstel van burgemeester en wethouders, maar tot het advies ©m dat voorstel niet aan te nemen. Dus er kan gestemd worden over het voorstel. Die daartegen wenscht te stemmen handelt geheel overeenkomstig het uitgebragt advies. Nog is door den heer van Sloterdijck gezegd dat in de sectiën onderscheid tusschen de beide punten is gemaakt. Spr. verklaart dat hij benieuwd is te vernemen, welk verschil er bestaat, welk onderscheid is te maken tusschen de punten sub a en b. Wordt het uitloozen van faecaliën verboden dan spreekt 't van zelf dat deze moeten worden opgevangen en men zoodoende tot het tonnenstelsel komt. Spr. herhaalt dat het verschil tusschen a en i hem duister is, en hij van mee ning is dat de negatieve conclusie van rapporteurs, een advies tot niet aanneming van het voorstel van burgemeester en wet houders, niet wel vatbaar is om in stemming te worden gebragt. De Voorzitter geeft de geachte sprekers in bedenking zich niet te veel te verdiepen in de kwestie hoe of over de voorstellen zal moeten worden gestemd, maar zich meer tot bespreking van de zaak zelve te bepalen. De heer van Sloterdijck moetop gevaar af van de leden der vergadering te vervelen door nogmaals terug te komen op den zin der conclusie toch nog iets bespreken. De heer Troelstra schuift op den voorgrond, dat rapporteurs alleen een advies geven. Nu staat er wel, zegt spï., dat rappor teurs de eer hebben te adviseren, maar is dat iets anders dan voorstellen V Hij gelooft dat het argument van den heer Troelstra te veel bewijstrapporteurs kunnen niet anders eindigen dan met een voorstel. Uit de woorden van dat geacht lid zou men kunnen opmaken dat met diens bezwaar tegen een ne gatief voorstelgepaard gaat de noodzakelijkheid van een positief voorstel. Spr. bestrijdt datwanneer de conclusie van rapporteurs wordt aangenomendan blijft de toestand zooals die nu bestaat. Had de heer Troelstra liever hetgeen echter niet de bedoeling van rapporteurs is geweestdat voor nu en altijdeen dergelijk verbod werd uitgevaardigddan moet spr. daartegen aanvoeren dat dit niet de wensch der sectiën is geweest en dat het geen raison d'être zou hebben. Alleen is be sproken het voorstel van burgemeester en wethouders en tot het al of niet aannemen daarvan moest de conclusie van rap porteurs strekken. Rapporteurs zijn echter verder gegaan en spreken zich uit over een punthetwelk de sectiën in de plaats van het voorstel van burgemeester en wethouders wen- schen te stellen. Daarin vindt onderdeel b zijn oorsprong. De heer Troelstra wenscht nog een enkel woord in het midden te brengen. Wanneer nu punt a in stemming komt, dan wordt feitelijk over het voorstel van burgemeester en wethouders gestemd maar wanneer dit niet bepaald in stem ming gebragt wordtdan beneemt men de gelegenheid om op dat voorstel een amendement in te dienen. Men zou b. v. dat voorstel te algemeen kunnen achten omdat daarin van geene beperking tot den bebouwden kom sprake is. Voor eene goede behandeling der zaak acht hij 't dus wenschelijk dat ook het voorstel van burgemeester en wethouders aan stem ming worde onderworpen. De heer van Sloterdijck kan niet nalaten te doen op merken datwijl het voorstel van burgemeester en wethou ders in de sectiën is onderzochtmen daar ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om amendementen in te dienen bij erkent echter niet dat de leden nu regt van amendement heb - ben op een voorstel dat niet in behandeling is en dat eigen lijk eerst dan aan de orde kan komen wanneer de raad na verwerping van de conclusiën van rapporteurs daartoe mogt besluiten. Dit is zijne meening, hoewel hij zich verder er geen oordeel over wil aanmatigen omdat aan den voorzitter, als leider der vergaderingde beslissing daarvan toekomt. De heer van Harinxma thoe Slooten zal stemmen voor de conclusie van rapporteurs. Waar de algemeene be raadslagingen daarover geopend waren en dreigden weder gesloten te worden, daar kan spr. niet nalaten een enkel motief aan te voerendat hem genoopt heeft om af te wijken van de opinie van de meerderheid van het dagelijksch bestuur. Uit het voorstel van burgemeester en wethouders is gebleken, dat slechts eene meerderheid van het dagelijksch bestuur het daarmede eens was. Spr. heeft tot die meerderheid niet be hoord en zou gaarne op punten van dergelijken omvang een stemmigheid bevorderen, maar juist waar het hier eene be langrijke aangelegenheid van zoo ingrijpenden aard betrof, mogt hij zijn beginsel niet prijs geven aan de eendragt. Het hoofdmotief van zijn bezwaar tegen het voorstel was dat daarin is neergelegd een verkeerd regeringsbeginsel. Waar de raad bij uitnemendheid het gemeentelijk regeringsligchaam isdaar moet hij ook een goeddeugdelijk regeringsbeginsel aannemen. En dit doet hij nietwaar hij zich noodeloos inlaat met dwang. Spr. weet zeer goed dat de raad zijn magt ontleent aan wettendie hem de bevoegdheid geven om dwang op te leggen spr. zal dan ook nooit schromen om dwang te gebruikenwaar die bepaald en erkend noodig 'is, maar zal er zich van onthouden, waar de geschiedenis leert dat die overbodig is. Spr. gelooft niet dat de geschiedenis in dezen de noodza kelijkheid leert. Hij gaat uit van de onderstelling, dat hoe ook burgemeester en wethouders hun voorstel zouden willen wijzigen, dit toch altijd in de praktijk de strekking zoude behouden tot invoering van het verpligt tonnenstelsel. Nu leeren èn de praktijk èn de geschiedenis dat men dit zelfde ook zonder dwang zal bereiken. Twaalf jaar geleden hebben Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 8 December 1885. 167 de voorgangers van de tegenwoordige leden van deze verga dering een besluit genomen, waaruit hun juisten blik in den toekomst blijkt. Zij begrepen dat men iu een land als 't onze niet met dwang, niet met den knoet als 't ware moet rege ren, maar zich zooveel mogelijk er toe moet bepalen, om de ingezetenen te leiden. Dat deden zij en de uitkomst heeft geleerd dat de ingezetenen wilden geleid worden. In de laat ste 12 jaar is het getal woningen, die tot het gebruik van tonnen zijn overgegaan, geklommen tot 92 pet. van de pan den in deze gemeente. Ja. dit cijfer is nog tijdens de behan deling van dit voorstel hooger geworden, zoodat op nog geen 8 pet. na alle panden geleidelijk, zonder dwang, tot den ge - wenschten maatregel zijn overgegaan. En nu zou men die 8 pet. willen dwingen om in te gaan! Daartegen verklaart spr. zich ten sterkste, omdat het een verkeerd regeringsbeginsel is. Waar men nu gaandeweg blijken van eene niet genoeg te waarderen medewerking van de ingezetenen heeft ont vangen blijkendat voor het meerendeel de ingezetenen niet tegen bedoelden maatregel zijndaar moet men af wachten of de nog overig blij venden zullen toetreden, maar hen niet daartoe dwingen. En dat dezevolgens opgaven ten getale van 400binnen niet al te langen tijd zullen vol gen daarvan is spr. overtuigd frischheid en netheid zullen er hen wel toe drijven. Gold het enkele onwilligendan zijn er altijd middelen van dwang te vinden doch niemand zal kunnen beweren dat die 400 allen onwilligen zijn. Wordt het voorstel van burgemeester en wethouders aange nomen en de resterenden verpligt het tonnenstelsel aan-te nemen dan worden in drie opzigten dwang opgelegd. Ten eerste in hunntn wilhetgeen toch wel niemand zal ontken nen ten tweede in hun eigendomdaar men zij 't ook langs indirecten wegde bezitters van 400 panden in de noodza kelijkheid zal brengen om hunne eigendommen te veranderen, althans te wijzigen. Men moge langs doctrinairen weg rede nerende zeggendat men ze niet dwingt, de uitkomst is toch dezelfde. Ten derde wordt hun dwang opgelegd in hun beurs men dwingt hen uitgaven te doendie zij zelf niet noodig achten. Dwang is echter in dezen niet gemotiveerd, waar nu toch van goeden wil bij de 92 pet. is gebleken. Dit is ook spr's. hoofd motief, waarom hij tegen het voorstel van burgemeester en wethouders heeft gestemd en ookhoewel niet 't eenige waarom hij zieh verklaren zal voor de conclusie van rapporteurs. De heer Dirks onderscheidt zaken die men ziet en zaken die men niet ziet. Zaken die men ziet vallen vooral onder de aandacht van de ingezetenen. Bij belangrijke zaken is die aandacht dan ook groot. (Voorbeelden: de verordening op het straatschrobbende nieuwetoren). Zoo ook hier. Sedert in December 1884 door burgemeester €n wethouders het voor stel werd gedaan om het tonnenstelsel verpligt in te voeren, heeft spr. van vele zijden ongunstige opinie's daarover hooren uiten. Het verwonderde hem dan ook nietdat toen in February van dit jaarhet voorstel in behandeling zou wor den genomen en spr. het woord had gevraagd en bekomen, om zijne bezwaren daartegen te kennen te geven, dat op voorstel van een der leden het voorstel zelf tot onderzoek naar de sectiën werd gezonden. Nu heeft men wederom De cember en dus tijd en gelegenheid te over gehad om de zaak te overwegen. Spr. behoeft derhalve niet lang te zijn doch wenscht toch enkele punten te bespreken die hij meer op den voorgrond wenscht te stellen. Spr. bedoelt b v. de aanwijzing van al wat er al niet op hygiënisch gebied is gedaan om den toestand in de gemeente te verbeteren men staat er over versteld als men nagaat wat er al is gebeurd vooral door het dempen van grachten Hij heeft maar te noemen werken, als het dempen van de grachten langs het Ruiterskwartier en Zaailand, de Keizers gracht, de Nieuweburen, van de vuile slooten achter de Groote Kerkstraat, het maken van de St. Anthonystraat, het dempen van den Eewal, het Heerenwaltje, van slooten als die Achter de Hoven en op Oldegalileënvan de Molensloot enz. En wanneer dan later hier zeker ter sprake zal komen het dem pen van de gracht langs de Turf- en de Tweebaksmarkt en deze ook gedempt zullen zijndan zal er door de stad slechts één hoofdkanaal loopen waardoor de toestand van het water daarin wel zal worden verbeterd. Bij harden zuidwesten wind toch komt de vloed opzetten en gaat door de geheele stad en dat dit van geen geringe beteekenis isblijkt uit de klag- ten van de bewoners aan de lage landen ten oosten en zuid oosten van Leeuwarden over den sterken stroom en het op zetten van het watervroeger door het Verlaat gekeerd. Dit voor zoover spr's. opmerking aangaat, dat er reeds veel is gedaan. Hij heeft nog eene tweede opmerking n.l. dezedat het gewigt van het voorstel door burgemeester en wethouders wat te ligtals spr. 't zoo noemen magte toostachtig is inge kleed. Burgemeester en wethouders hebben de uitvoerbaar heid op te ligte schaal gewogen. Zij zeggen immers„Nie mand zal den blaam op zich willen ladenzoo zelfzuchtig te zijndat hij zich niet de geringe opoffering getroosten wil, om te voldoen aan de wettelijke voorschriftendoor het bestuur in het algemeen gezondheidsbelang der ingezetenen verordend, maar ieder weldenkende zal zich beijveren die voorschriften op te volgen". Dit moge waar zijnmaar men vergete niet dat in de laatste jaren op bovenverdiepingen in verscheidene huizen mee groote kosten privaten zijn aangebragtb. v. bij slaapkamers ten behoeve van zieken. Wanneer die nu weer moeten worden weggenomendan zullen er zeker vele onaan genaamheden zich voordoen en bij velen is de vervanging door gebrek aan ruimte onmogelijk. Spr. heeft door een der aan zienlijke ingezetenen hooren zeggen dat wanneer het tonnen stelsel met dwang wordt ingevoerd hij de stad met der woon zoude verlaten. De kwestie van den eigendom en de processen zal spr. nu niet aanvoerenzij zullen niet ontbreken. Alleen nog eene derde opmerking betreft het afvoeren van menagewater. Wan neer het voorst d van burgemeester en wethouders wordt aan genomen zullen dan de riolen waardoor de faecaliën met het menagewafer afgevoerd wordengesloten worden of zul len zij alleen bestemd mogen blijven voor uitloozing van me nagewater. Is dit laatste het gevaldan moet spr. er op wijzen dat dit minstens even schadelijk is als faecaliën. Hij wenscht echter met den heer van Harinxma den maat regel niet door dwang in te voeren doch het aan de inge zetenen zei ven overlaten. Deze soep is de kool niet waard. De heer Wk'isma zal zich eveneens vereenigen met de conclusiën der commissie van rapporteurs voor de motieven waarom hij niet medewerkte tot het voorstel van burgemees ter en wethouders zal hij zich kortheidshalve refereren aan de woorden van den heer van Harinxma. Het kan zich voordoen dat het noodzakelijk is een greep te doen in het particulier eigendommaar dan moet men altijd met voor- zigtigheid te werk gaan. Spr. gelooft echterdat men 't

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1885 | | pagina 3