168 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 8 December 1885. met zachten drang in dezen verder zal br< ngen dan men met dwang zal komen. Van de 8 pet. die nog niet overgegaan zijn tot de gewenschte veranderingzijn er velendie den nieuwen maatregel niet dan met groote kosten en tot groot ongerief kunnen toepassen en daarom aarzelen daartoe over te gaan. Ook zijn er onderdiezoo men met aannemelijke conditiën tot hen komt, den bestaanden toestand zullen willen verbeteren. Waar nu dus natuurlijk niet met zekerheid het voor- uitzigt bestaatdat men zonder dwang het doel ook zal be reiken daar moet spr. zich tegen dwang verklaren tegen een maatregeldie z. i. niet het kenmerk draagt van de be zadigdheid en de voorzigtigheid welke van het bestuur bij zoodanigen greep in het privaat eigendom mag worden verwacht. De heer de la Faille begint met regt te laten wedervaren aan de bezwaren die aan dezen maatregel zijn verbondenhij kan zich begrijpen dat die bezwaren voor sommige ingezete nen groot zijn. 't Zij hem echter vergund na al wat er reeds gesproken en geschreven is over dit onderwerp met een kort woord enkele punten door de vorige sprekers aangevoerd te bespreken. Waar een dezer er op wees dat geleidelijk in 12 jaren vele verbeteringen op dit gebied zijn tot stand gekomen zoo dat 92 pet. van de panden, ja zelfs nog meer. van tonnen zijn voorzien en maar 8 pet. overblijven, waar dat stelsel nog moet worden toegepastdaar moet spr. doen opmerken dat die statistiek meer schijnt te bewijzen, dan ze werkelijk kan doen. Gaat spr. de opgaven na, dan is 't wel waar dat er nog 500 perceelen zijn waar het tonnenstelsel niet wordt toegepastmaar als hij de cijfers van de geplaatste tonnen analyseertdan ziet hij dat de meeste dier tonnenzegge 2500gestrekt hebben om oude vaten te vervangenvoor de bezitters van die vaten was 't geen bezwaar om het tonnen stelsel toe te passen. Daarentegen heeft slechts een cijfer van 782 tonnen gestrekt ter vervanging van 464 riolen dus niet eens de helft van de thans nog te vervangen riolen. Wan neer men dit nu in aanmerking neemt, dan gaat het z.i. niet aan om met het oog op die cijfers te spreken van eene ge leidelijke invoering van het tonnenstelsel die reeds zou heb ben plaats gehad. Tegenover de bewering van een der vorige sprekers dat dwang in dezen niet noodzakelijk overbodig iseene appreciatie die hij voor rekening van dien spreker laat, stelt spr! de eischen vau de gezondheidsleer. Dikwijls is er gezegd dat de hygiëne is eene wetenschap die nog in wording is. Spr. zal de eerste zijn om dat te beamen; hij stemt toe dat de hygiëne vóór 20 jaren, toen zij nog meer in wording was, vaak hoovaardig op ver beteringen, door haar toedoen tot stand gebragt, haar stem wel eens al te luide heeft doen hooren, alsof er geen andere maatschappelijke belangen waren, waarmee men rekening moest houden. Maar waar zij nu sinds dien tijd veel van het oude heeft over boord geworpen en vooral er op uit is om feiten te geven in plaats van bespiegelingen, daar is zij allezins geregtigd om mede te spreken in de aanhangige kwestie. Dat dit zoo is, heeft de Utrechtsche hoogleeraar dr. G. van Overbeek de Meijer trach ten aan te toonen in eene in dit jaar uitgegeven brochure over gemeentereiniging, waarin hij met de meeste voorzigtig heid en bezadigdheid verschillende stelsels van gemeente rei - inging bespreekt. Hij treedt niet op als lofredenaar van een enkel stelsel, telt^ o. a. de bezwaren van het tonnenstelsel niet te licht, maar blijft in alle gevalle niet in gebreke op de ge varen en het nadeel te wijzen, dat de verwijdering van fae- caliën door riolen ten gevolge heeft Spr. haalt uit genoemde brochures het volgende aan: „Er zijn zéér vele waarnemingen", zegt de hoogleeraar, „die „sterk pleiten voor het overdragen van ziektekiemen door „rioollucht Te Windsor heeft febris typhoidea in 1858 ge- „heerscht en 440 personen aangetasten kwamen de meeste „ziektegevallen en alle sterfgevallen voor in 2 van de 3 stads- „wijken. In die twee eerstbedoelde wijken waren de privaten binnenshuis en hadden gemeenschap met het algemeene riool. „In de gespaarde wijk daarentegen, de armstewaren de pri maten buitenshuis en was er hoegenaamd geen verbinding „tusschen de binnenruimte der woningen en het riool. „Te Brussel heeft febris typhoidea gewoed in 1868 en 1869, „vooral in het Quartier Leopold. De armenwijken bleven ge spaard. De huizen in het Q. Leopold hadden zooveel te lijden, „omdat tijdens de bewoners op hunne buitenplaatsen hadden „vertoefd, de rioolgassen door de privaattrechters vrij hadden „kunnen opstijgen binnen de woningen. „Te Edinburg werd febris typhoidea bijna nimmer waarge nomen in de 14319 huizen, wier sanitaire inrigting wel veel „te wenschen overlaatmaar die geene water-closets (op riolen „uitmondende) hebbendaarentegen van privaattonnen zijn „voorzien terwijl die ziekte endemisch was in de overige „27294 huizen die wel van water-closets waren voorzien. „In 1875 heerschten te Croydon twee epidemiën van bo vengenoemde ziekte, eene in April en eene in October; in „10456 huizen met water-closets 950 ziektegevallen, in 1070 „huizen zonder water-closets slechts 9 gevallen. „Te Lyon in 1874 eene epidemie. De rijke buurten, wier „huizen aangesloten waren aan het stadsrioolhadden meer „te lijden dan de arme buurtenwaar deze aansluiting nog „niet was tot stand gekomen." Dit zijn en Keie feiten die des te welsprekender zijnom dat de buurten der rijken aangetast werden terwijl de arme buurten die anders voor die ziekten nog al gedisponeerd zijn, vrij blevenDe schrijver haalt voorbeelden aan die welligt meer indruk maken dan grootspraak met bacteriën. Nu zou 't niet zoo moeijelijk zijn ook in Leeuwarden buurten aan te wijzen waar huisriolen dienen tot afvoer van faecale stoffen en waar in de laatste jaren typhus of typheuse aandoeningen huis aan huis hebben geheerscht. Wanneer men van uit de verte voorbeelden heeft aangehaald, dan kan't geen kwaad om ook in eigen omgeving eens rond te zien. En wanneer spr. zich nu ten slotte op het voorbeeld zijner voorgangers op een algemeen standpunt plaatstdan meent hij niet te stout te zijn met te beweren dat het afkeuring verdient dat ^faecale stoffen in publieke wateren worden afgevoerdomdat daardoor het algemeen belang wordt geschaadterwijl hij ten zeerste de eigenaars van huizen waarschuwt, die riolen tot af voer van faecaliën hebben dat ze bovendien het kwaad in eigen boezem kweeken. De heer Bakhuis alhoewel in beginsel voor den door burgemeester en wethouders voorgestelden maatregelomdat hij het wenschelijk acht dat het wisseltonnenstelsel algemeen in toepassing wordt gebragtheeft toch ernstig bezwaar tegen de voorgestelde wijze van uitvoering. Hij is 't ten dezen geheel eens met de bezwarenzoo uitstekend door den heer van Harinxma uiteengezet. Ook kan hij dat voorstel niet aannemen, omdat hij het heb ben van goede beerputten beter acht dan de beste tonnen. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 8 December 1885. 169 Iemand dus, die bij zijn huis een goed ingerigte beerput heeft, handelt z. i. verstandig door geen ton te nemen. In deze zienswijze staat spr. niet alleenveie deskundigen zijn ook die meening toegedaan. Maar bovendien is hij tegen dwangvooral hier waar door het gemeentebestuur nog niet alle middelen zijn Uitgeput, om voor de ingezetenen het wisseltouuenstelsel gemakkelijk te maken. Toen in December van het vorige jaar het voor stel van burgemeester en wethouders werd ter tafel gebragt heeft spr. als zijne meeniug te kennen gegeven, dat, wanneer de dienst der gemeentereiniging zoodanig was ingerigtdat de tonnen zoo vroeg mogelijk in den ochtendmaar steeds vóór 's middags 12 uur werden verwisseld, dan de bezwaren van velen zouden worden opgeheven. Nu heeft hij opgemerkt, dat 's namiddags 4 uur nog tonnen werden weggehaald. Het is toch een feit, dat het bijv. voor winkeliers die slechts eene deur hebbendie soms ook toegang moet geven naar eene bovenwoning, zeer lastig en onaangenaam is, wanneer op het midden van den dag tonnen door de win kels worden gedragenterwijl deze vol bezoekers zijn. Spr. weet weldat als alle tonnen vóór 12 uur zouden moeten worden verwisselddit een grootere uitgaaf en meerder per soneel zoude vorderen maar daar staat tegenoverdat men dan de ingezetenen gemakkelijker tot het gewenschte stelsel zoude overhalen. Dan is er geen sprake van dwangneenmen voorkomt dan zelfs de wenschen der ingezetenen. Spr. is dus tegen het voorstel van burgemeester en wethou ders omdat hij tegen dwang is en omdat z. i. van wege de gemeente nog niet alles is gedaan om het wisseltonnenstelsel te bevorderen. De heer Reeling Brouwer was ook van plan de brochure van den heer van Overbeek de Meijer aan te halen. Daar de heer de la Faille dit reeds heeft gedaan zal spr. er van afzien. Hij moet echter met een enkel woord terugkomen op het gezegde van den vorigen spreker omtrent beerputten. Spr. is het er mee eens dat het hebben van beerputten een goed systeem ismits deze goed zijn ingerigt. Nu zijn er zooals de heer Dirks zeide, zaken die men ziet en zaken die men niet ziettot deze laatste behooren wel eenigzins de beerputten hoe goed ook gemaaktzijn zij toch op den duur niet bestand tegen de scherpe stoffenzoowel vloeibare als gasvormige en lekken door. Waar dit geen twijfel overlaat en de moeijelijkheid beslaatom gedurig een onderzoek naar de beerputten in te stellen daar mag het gemeentebestuur het aanleggen van beerputten niet bevorderen. In huizen van ouderen datum is de inrigting dikwijls zoodat regen bakkenwel waterputten en de riolen tot afvoer zoowel van faecaliën als menage waterallen gelegen zijn in het achter gedeelte van het huis. De riolen loopen over en langs elkaar, zoodat het moeijelijk is na te gaan of ze steeds in goeden toestand verkeeren. Spr zal daarom tegen de conclusie van rapporteurs stemmen. De Voorzitter wenscht naar aanleiding van de bedenkin gen die tegen het voorstel van burgemeester en wethouders zijn ingebragteen enkel woord in het midden te brengen. In de le plaats wil hij het bezwaar van den heer van Ha rinxma bespreken die het niet met burgemeester en wethou ders eens isomdat bij het besluiten tot invoering van het verpligt tonnenstelsel een dwang op de ingezetenen zou wor den uitgeoefend die niet wenschelijk noch noodzakelijk is. Hij noemde dat een verkeerd regeringsbeginsel en zeidedat de raad zich niet dan hoogst noodzakelijk mogt inlaten met dwang Spr. wijst er op dat daarentegen in meer dan eene verordening de raad een ander standpunt heeft ingenomen en in velerlei opzigt dwang toepast op de ingezetenen in het belang der medeburgers. Hij haalt ten bewijze hiervan aan de verordening op de openbare vermakelijkhedenwaarin de tijd van sluiting der koffijhuizen en tapperijen op een bepaald uur is vastgesteld hij wijst op de verordening omtrent het gebruik van de straatde verordening ter voorkoming van brand waarin voorschriften gegeven worden voor het maken van rookleidingen enz. Bijna elke strafverordening getuigt er van dat deze vergadering niet schroomt dwang op te leggen. Wijkt men daarvan af, dan zal men op vele moeijelijkheden stuiten. Bovendien is het hier niet de kwestie dat dwang voor 't eerst in deze materie wordt uitgeoefend men wil al leen eene uitbreiding aan bestaanden dwang geven. In de verordening op de openbare veiligheid en reinheid is in art. 27 reeds eene dergelijke bepaling opgenomenalsmede in art. 9 der verordening op het bouwen van woningen. De dwang bestaat reedsmaar drukt alleen op enkelen spr. acht 't regtvaardiger dat hij op allen wordt toegepast; waarom zal men langer dulden dat de bewoners aan de eene zijde van een gracht doorloopende privaten bezitten en de bewoners aan de andere zijde van de gracht zoodanige privaten niet mogen hebben, zooals op de Willemskade thans het geval is. Spr. herhaalt het, de dwang bestaat reeds lang maar drukt zeer ongelijkmatig. Bovendien wordt door de voorgestelde dwangmaatregelen een ander onregt weggenomendit namelijkdat, terwijl aan den een verboden is vuil en onreinheden van welken aard ook in het water te werpeneen ander faecale stoffeu het meest schadelijke vuildaarin mag laten afvloeijen. Spreker acht het een verkeerd regeringsbeleid zulke toestanden te behouden. De heer Dirks meende dat er reeds genoeg gedaan was en 't dus niet no' dig was om verder te gaan. Dit bestuur kon wel wat op zijn lauweren rusten. Ter bevordering echter van de hygiëne moet men niet stil staan, doch steeds op den goeden weg blijven Het voorbeeld van onze voorgangers moet ons juist aansporen verder te gaan. Dat geachte lid vroeg ook hoe 't gaan moest met de riolen waardoor faecaliën en menagewater uitloozen. Spr. kan daarop antwoorden datwaar verboden wordt om faecaliën uit te loozen in publieke wateren of met andere woorden het verpligt tonnenstelsel is toegepast, hetgeen echter volmaakt hetzelfde is de strijd over het verschil is een woordenstrijd, die tot niets leidt. Dan kan aan niemand verboden worden om het menagewater door het riool af te voeren. De geheele kwestie die het hier geldt, wordt eigenlijk door de hygiëne beheerscht. De appreciatie van hygiënische maatregelen is het eenige wat de doorslag geeft. Sommige leden dezer vergadering zien er veel heil in, anderen daarentegen weinig. Spr. is er echter innig van overtuigddat de maatregel noodzakelijk is voor de belangen der mede-ingezetenen. Hij is er voor zich zei ven van verze kerd dat het loozen van faecaliën in beerputten of riolen zoo nadeelig is dat ziekte en dood daarvan voor menigeen het gevolg zijn. En nu moge de heer Dirks het toostachtig vindendat van die overtuiging melding wordt gemaakt in het voorstel van burgemeester en wethouders. Spr. deelt dat gevoelen niet. Dat voorstel is niet ligtvaardig gesteld. J^a rijp beraad wordt met nadruk op de schadelijke gevolgen van den tegen1 woordigen toestand gewezen. Onbewust hangt voor velen het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1885 | | pagina 4