m
180
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 19 December 1885.
De Voorzitter geeft toe dat de toestand zooals hij nu
isniet zoo blijven kan. Het zou echter voorbarig geweest
zijn daarin verandering te brengen voor dat omtrent de be
grooting was beslist. Spr. zal de zaak bij burgemeester en
wethouders ter sprake brengen.
Het voorstel van rapporteursom dezen post te doen ver
vallen wordt nu in stemming gebragt eii aangenomen met
13 tegen 6 stemmendie van de lieerenBrungerKuipers,
v. SloterdijckDijkstraWiersma en van Harinxtua.
Volgn. 139 wordt onveranderd goedgekeurd
Bij volgno. 140, art. 6, atd. VII, hoofdst. III, „het maken
van een trottoir, langs een gedeelte van den Grachtswal,"
hebben rapporteurs medegedeeld, dat in twee sectiën de be
vreemding is uitgesproken, dat thans voortzetting van een
werk wordt gevraagd, dat zonder 's raads medewerking ten
deele is voltooid.
De Voorzitter deelt in verband met deze opmerking mede,
dat de omstandigheid, dat er nog trottoirbanden aanwezig
waren en de klinkertbestrating langs den Grachtswal moest
worden vernieuwd, aan burgemeester en wethouders aanleiding
heeft gegevenom den directeur der gemeentewerken op te
dragen die verbetering aan te brengenin den geest van
eere opmerking bij de behandeling van de vorige begrooting
gemaakttoen de wenschelijkheid werd uitsproken om bij
vernieuwing van klinkertbestratingen zooveel mogelijk trottoirs
aan te leggen. Het meerdere daarvoor in casu benoodigd
is gevonden door te bezuinigen op andere bestratingen. De
verdere voortzetting van dat werk kan echter op die wijze
niet uit den post voor gewoon onderhoud gevonden worden
zoodat burgemeester en wethouders voorstellen daarvoor een
afzonderlijken post op de begrooting te brengen.
De heer Bekhuis wenscht terug te komen op eene zaak
die alleen in de 2e sectie is besproken, n.l. de afgravingvan
den voormaligen Zuidwesterdwingerom daarna den grond
voor bouwterrein uit te geven. Rapporteurs achten zich niet
geroepen daarover een bepaald oordeel uit te spreken doch
vereenigden zich met den wensch der 2e sectiedat zij een
bepaald oordeel van burgemeester en wethouders al dan niet
van voorstellen vergezeld gaarne tegemoet zien. Nu vraagt
spr. aan dat collegia of de raad een voorstel in deze aange
legenheid kan verwachten.
De V oorzitter deelt mededat deze zaak bij burgemees
ter en wethouders is besproken. Een der leden van het col*
legie heeft verzocht om het gevoelen van de raadsleden in de
sectiën daarover te hooren. Naar aanleiding echter vau het
verslag van rapporteurs hebben burgemeester en wethouders
geen motief gevonden om een voorstel te doen. Het grootste
bezwaar lag vooral hierindat de geheele buurt achter den
Dwinger gelegen aan particulieren behoort en toch in het
plan vau verbetering begrepen zou moeten worden.
De heer Bekhuis verneemt dit met leedwezen. Toen deze
zaak in de 2e sectie ter sprake kwam meende hij dat ook
burgemeester en wethouders die verbetering wenschten. Ook
spr. is er voor. De toestand van het plantsoen daar kan zoo
niet blijven en is van dien aarddat noodzakelijk kosten
moeten worden gemaaktdie toch z. i. nutteloos zullen zijn.
Er is een weg aangelegd langs de Harmoniede molenop
den dwinger staandeis aangekocht en afgebroken er zal
dus eerlang een aanleg en verbetering van het plantsoen moe
ten geschieden. Dat veroorzaakt kosten die spr. noodeloos
acht. Want om de geheele omgevinguit een gezondheids
oogpuntte verbeteren zal men niets beters kunnen doen
dan den manteldie de achtergelegen huizen voor het oog
verbergtweg te nemen. Die huizen behooren aan particu
lieren zooals de Voorzitter zeidemaar wanneer men ze nu
bloot legt, zal er misschien gelegenheid zijn door het aau-
leggen van een nieuwe straat den toegang te verbeterenen
dan zullen de eigenaars er wel toe overgaan om aan hun
panden een beter aanzien te geven.
De Voorzitter erkent, dat in het algemeen belang ver
betering op die plaats wenschelijk is en dat dit ook zou kun
nen geschieden door eenvoudig den mantalzooals de heer
Bekhuis zegtweg te nemen Doch die maatregel is niet
zoo gemakkelijk uit te voeren en zal vrij kostbaar zijn men
zal een berg aarde moeten verplaatsenzonder een geschikt
terrein te hebben tot berging daarvan.
De heer Troelstra zegtdat tengevolge van een misver
stand deze zaak alleen in eene sectie is besproken. De be
doeling was alle sectiën er over te hooren. Burgemeester en
wethouders hadden de zaak besproken. Zij meenden dat er
veel te zeggen was voor de afgraving en de uitgifte van den
verkregen grond voor bouwterreinenmaar datvooral ook
onder de tegenwoordige tijdsomstandigheden daartegen bezwa
ren bestaan. Daarom oordeelden zij het wenschelijk de ziens
wijze van de sectiën te vernemen. Hieraan is echterzooals
gezegd isniet ten volle voldaan. De besprekingen even
wel in deze vergadering zullen er toe kunnen leiden, dat
burgemeester en wethouders de zaak nogmaals tot zich nemen
en later misschien een voorstel ter tafel brengen. Voorshands
kan op de vraag van den heer Bekhuis moeijelijk een ander
antwoord gegeven worden, 't Doet spr. leeddat, maar eene
sectie is gehoorddaar anders welligt meer licht over deze
aangelegenheid zoude zijn verschaft. Het sectie-onderzoek
leent zich zeer goed tot het bèspreken van zoodanige belang
rijke zaakwaarvoor veel voor en tegen is te zeggen.
De heer Bekhuis bedoelde alleen, wat ook de heer Troel
stra aanvoerde, dat burgemeester en wethouders de zaak in
ernstige overweging zouden nemen en eventueel een voorstel
aanbieden.
De voorzitter zeide dat de afgraving geld zoude kosten
maar spr. herinnert zich dat de heer Troelstradie voorzitter
is van de sectie waartoe spr. behoortbij het ter sprake bren
gen van dit onderwerp heeft te kennen gegevendat die af
graving gratis zoude kunnen geschiedenzonder betaling zou
de grond afgegraven en weggehaald kunnen worden en dat
de kosten voor rioleringbestrating enz. zouden opwegen
tegen de opbrengst van te verkoopen bouwterreinen. Daarop
gronden zich rapporteurstoen zij in hun verslag dit punt
bespraken. De gemeente zou dus niet voor een finantieel
bezwaar komen te staanmaar naar spr's overtuiging een
werk verrigten waardoor het algemeen belang zeer zal wor
den gebaat.
De Voorzitter zal deze zaak bij burgemeester en wethou
ders nader ter sprake brengen. Wat nog het kosteloos weg
halen betreftmerkt hij op datals ieder zoo maar den
grond kan weghalen, dit zeker wel een paar jaar zoude kun
nen duren.
Spr. stelt nu voorde discussiën over dit onderwerp te
sluiten.
Dfe heer van Sloterdijck wenscht vooraf nog eene enkele
,v g-z.™
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 19 December 1885.
181
opmerking te maken. Hij heeft uit de laatste woorden op
gemaakt dat burgemeester en wethouders de vermelding in
het verslag van de besprekingen in eene sectie aanmerken
als een opdragt aan hun collegieom een voorstel over dit
onderwerp den raad aau te bieden. Het onderwerp nog daar
gelaten zou spr. niet wenschelijk achtendat de bespreking
in eene sectievan een onderwerpbuiten de begrooting
staande, dat gevolg zouden hebben. In die sectie is men
niet tot een besluit gekomendoch alleen heeft men het denk
beeld besproken op eene wijzedie echter geenszins den in
druk konde gevendat die besprekingen de zienswijze van
de sectie zouden weergeven. Uit eene oppervlakkige bespre
king zal men derhalve niet mogen afleiden eene opdragt van
burgemeester en wethoudersom met een voorstel tot den
raad te komen over eene zaakwaaromtrent zij eerst be
sloten hebben haar niet tot een punt van behandeling bij den
iaad te maken. Spr. zal zich niet uitspreken over den be
doelden maatregelmaar moet zich verklaren tegen deze
opvatting.
Hierop worden de beraadslagingen over dit onderwerp ge
sloten en de post onder volgn. 140 goedgekeurd.
Hoofdst. IV, art. 1 en 2volgns. 141 en 142 worden on
veranderd goedgekeurd.
Bij volgn. 143 brengen rapporteurs, onder den aandacht van
burgemeester en wethoudersden wensch in de 2e sectie uit
gesproken dat het toezigt over den Prinsentuin atdoende
wordejgeregeld.
De Voorzitter deelt mede, dat dit punt bij burgemeester
en wethouders en in deze vergadering herhaaldelijk ter sprake
gebragt isdoch bij de bekend geworden opinie van het da-
gelijksch bestuur over deze aangelegenheid, zal men een voor
stelals de 2e sectie w.mscht, niet van burgemeester en wet
houders kunnen verwachten.
Deze postalsmede hoofdst. V en VIafd. I en II, volgn.
144155 worden onveranderd vastgesteld.
De post sub volgn 156 blijft, tegen het voorstel van rap
porteurs behouden zooals hij is voorgesteldingevolge de
onveranderde goedkeuring van volgn. 79. Alleen wordt sub
e gelezen„onderhoud v in de meubelen in de lokalen bij de
politie in gebruik."
Hoofdst. VIafd III en IVen hoofdst. VIIafd. I
volgns. 157177, wonlen goedgekeurd, met uitzondering
van de memoriepost sub volgn. 175, tot welks rooijering van
de begrooting wordt besloten tengevolge eener mondelinge
mededeeling van de voogden van het Old Burger Weeshuis
bij de opmaking der rekening, gedaan, dat voortaan entree
gelden voor arme weezeidie in die inrigting worden opge
nomen niet meer zullen gevorderd worden.
Voordat tot den post onder volgn. 178 wordt overgegaan
vestigt de heer van Sloterdijck de aandacht op het ver
slag van rapporteurswaar deze vermelden dat bij de 2e
sectie is voorgesteld en door de meerderheid aangenomen
om in deze afd. een nieuw artikel aan te brengen onder volgn.
177a, art. 10, „Verlies bank van leening". „Memorie". „Rap
porteurs bepalen zich tot deze aanteekening", zoo luidt hun
rapport. Spr. vindt dit laatste op zijn minst bedenkelijk.
Rapporteurs vormen wel een zelfstandige commissie die voor
stellen kan doen naar haar gevoelen doch zij kan die zelf
standigheid niet zoover drijvendat zij over een bepaald be
sluit van eene der sectiën kan heenglijden. Elk besproken
onderwerp gaan zij zelfstandig na en doen daarover een voor
stel maar dat zij dit nalaten aangaande een onderwerp
waarover in eene der sectiën een besluit is genomen en zich
nu maar bepalen bij eene aanteekeningdat acht spr.zoo
als hij zeidebedenkelijk. Hij gelooft nietdat rapporteurs
daarmede kunnen volstaan. De sectiën hebben de rapporteurs
uit hun midden benoemd om over alle zaken, die in behan
deling zijn geweesthunne gedachten te laten gaan. De
raad heeft dus op zijn minst genomen het regt om te weten,
hoe zij over die punten denken of zij tegen een door eene
sectie genomen besluit bezwaar hebbendan wel of zij 't
ondersteunen en zoo dit laatste het geval iswelk voorstel
zij dientengevolge doen.
De heer Bekhuis wil gaarne den vorigen spreker beant
woorden door aau den raad mede te deelen, hoe rapporteurs
er toe zijn gekomenom alleen zich tot eene aanteekening te
bepalen. In spr's. sectie werd de wenschelijkheid van een
dergelijken memoriepost door de meerderheid uitgesproken.
Spr. deed daarvan mededeeling aan zijne mede-rapporteurs
maar daar noch in de le noch in de 3e sectie een dergelijk
voorstel was behandeldwaren deze huiverig om zich er over
uit t8 sprekenvooral wijl zij zich herinnerden de behan
deling van het reglement der stads bank van leening. On
der deze omstandigheid kwamen rapporteurs tot het besluit
het voorstel vau de 2e sectie enkel te brengen onder de aan
dacht van burgemeester en wethouders, opdat deze in hunne
memorie van beantwoording wel zich over dit voorstel zouden
verklaren. Hiermede meent spr den heer van Sloterdijck
voldoende te hebben beantwoord.
De heer vau Sloterdijck verklaart, dat hij 't is geweest,
die in de 2e sectie de aanbrenging van dezen nieuwen post heeft
voorgesteld. Hij gelooft dat de rapporteurs te ligt er voor
huiverden om hun oordeel in deze zaak uit te spreken. De
kwestie is toch tamelijk eenvoudig. Het geldt hier niet de
vraag of het reglement voor de bank van leening juist is
maar dit is eenvoudig de zaak in dat reglement staatdat
de bank van leening is eene gemeentelijke instellingdat
hare zuivere winsten ten batehare verliezen ten laste van
de gemeente zijnhet ligt dus voor de hand dat het is eene
inrigtingwelke finantiële uitkomsten invloed kunnen uit
oefenen op de gemeente-finantiënen daarom moet dergelijke
postals spr. heeft voorgesteld op de begrooting worden
aangebragt Dit is zoo weinig ingewinkelddat spr. niet
begrijptdat rapporteurs huiverig waren om hunne opinie te
uiten te meer nietomdat zij toch een bepaald besluit der
sectie voor zich haddenZij mogten de behandeling van dat
besluit niet voorbijgaan vooral niet met het motiefdat de
zaak in de andere sectiën niet was besproken. Bij het on
derzoek van de begrooting komt 't toch dikwijls voor dat
alle zaken niet in elke sectie worden besproken, maar hierom
kunnen rapporteurs zich toch niet ontslagen achten om hunne
opinie uit te spreken.
Spr. neemt de vrijheid om voor te stellenonder volgn
177a, art. 10, een nieuw artikel: „Verlies van de bank van
leening". „Memorie" op te nenemen.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund.
De heer Duparc gelooft in de eerste plaats niet, dat dit
voorstel nog ondersteuning noodig had. Het geldt hier toch
eigenlijk niets anders dan een voorstel van de meerderheid
y»m