182 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 19 December 188o. van een der sectiën. Spr. gaat overigens nog verder dan de heer van Sloterdijckwaar deze rapporteurs verpligt acht om van hunne zienswijze te doen blijken over een voorstel van een der sectiën. Er zijn zelfs voorbeelden te overdat rapporteurs over eene zaakdie in 't geheel niet in de sec tiën was behandeldeen voorstel deden iets waartoe zij als zelfstandige rapporteurs volgens het reglement van orde geheel bevoegd waren. Over de onderwerpelijke kwestie zal spr. niet verder spre ken. Het zou te veel tijd vorderen. De nadere toelichting van den heer van Sloterdijck zal overigens de ledendie niet tot de 2e sectie behoorden wel voldoende op de hoogte heb ben gebragt van de beweegredenendie spr. en andere leden dier sectie hebben bewogenhet voorstel waarvan hier de rede iste doen. De heer Reeling Brouwer heeft de rapporteurs door den heer van Sloterdijck hooren beschuldigen dat zij deze zaak niet genoeg ter harte hadden genomen. Als motief, waarom zij geen voorstel hebben gedaankan gelden dat er naar hunne meening niet zooveel haast bij was om dergelijken post op de begrooting te brengen. Blijkt later de noodzakelijkheid van dien postdan kunnen burgemeester en wethouders voor stellen de begrooting te wijzigen. Spr. heeft er zich niet vóór, doch ook niet tegen verklaard. De zaak is echter z. i. niet zoo eenvoudig als de heer van Sloterdijck zich voorstelt. Er moet rente voor geleend kapitaal betaald worden en de be palingwat onder winst en wat onder verlies moet worden verstaan bij deze administratieis niet zoo gemakkelijk; er zal ook ontvangen wordenRapporteurs hebben gemeend zich niet in de zaak te moeten verdiepen. Als de heer van Slo terdijck een zelfstandig voorstel doet om een memoriepost aan te brengenzal spr. zich daar niet tegen verklaren. De Voorzitter is het met den vorigen spreker eens, dat dat de zaak geen haast heeft. Bovendien zal een post voor verlies tengevolge hebbeneen post in ontvang wegens winst. Voorloopig zal daarvan evenwel geen sprake zijn. Het regle ment voor de bank van leeniug numers bepaalt, dat de bank eerst dan winst zal behalen als zij werkt met kapitaal, waar voor geen rente verschuldigd is. Het zal das wel jaren aan houden voor dat werkelijk eenige winst wordt uitgekeerd. Voorts doet spr. opmerkeu dat volgens het reglement al leen eene begrootiug van administratiekosten wordt opgemaakt, niet van kosten van da exploitatie. Omtrent zoodanige be grooting wordt in het reglement niets bepaald. Had men die gewilddan zou de raad of het collegie van Gedeputeerde Staten daar zeer zeker de aandacht op hebben gevestigd. Van de uitkomsten der exploitatie zal dus op de gemeente-begroo ting niets behoeven voor te komen. Alleen zou dit het ge val kunnen worden bij likwidatie na eventuele opheffing van de bank. De heer van Sloterdijck komt even terug op het ge zegde, dat het aanbrengen van dezen post geen haast heeft. Dit is echter geen motief om den post, die toch z. i. op de begrooting behoort, er van af te laten en zoodoende van Gedeputeerde Staten de aanmerking uit te lokkenwaarom hij er niet op voorkomt. En dat hij er op behoort voor te komen al is 't voor memoriespreekt z. i: van zelfdaar het hier eene zaak geldt, die invloed kan uitoefenen op de gemeente-finantiën. De opmerkingdat er geen winst zal worden ontvangen zoolang de bank niet met eigen kapitaal werkt, komt tepas bij den post in ontvang voor winsten van de bank. Maar toch waar reglementaire bepalingen winst of verlies mogelijk makendaar moet men niet te rade gaan met de al of niet waarschijnlijkheid. Ware 'teen cijferpost, dan was 't wat anders. Die objectie acht spr. dus niet van kracht. De voorzitter wees er voorts op dat de begrooting niet betrof de exploitatie-, maar de administratiekosten en dat daarom deze post niet op de gemeente-begrooting thuis be hoort. 't Is waarzegt spr.maar hij vraagt dan wie van exploitatiekosten eene begrooting kau maken. Van admini stratiekosten gaat dat welten einde de commissie van be* stuur te constringerenom zich binnen de bij de begrooting gestelde grenzen te beperken. Onderwierp men de exploitatie aan den band eener begrootingdan zou daardoor de bestem ming der instelling uit het oog worden verloren. Spr. herhaalt 'tdat de kwestie tamelijk eenvoudig is en is men eenmaal daarvan overtuigd, n.l. dat de post op de begrooting noodzakelijk is dan mag men niet vragenof er haast bij is of niet. De heer Minnema Buina wenscht bij deze gelegenheid, naar aanleiding van het door den heer van Sloterdijck ge moveerde ook van zijne kant eene opmerking te maken over de zamenstelling van het rapport. Hij moet er toch op wijzen, dat in de sectie, waarvau spr. lid is, werd voorge steld en tot besluit verheven om den post sub volgn. 107 „aanleg en onderhoud van ijsbanen, ƒ200" te verhoogen met 100, omdat na de vaststelling van de nieuwe verordeningdoor de bepaling omtrent bijbanen voor sleden de aanleg en het onderhoud belangrijk meer zal kosten dan vroeger. Rappor teurs hebben evenwel van dat sectiebesluit in 't geheel geene melding gemaakt. Nu weet spr. wel, dat rapporteurs, ge lijk de heer van Sloterdyck reeds meermalen deed uitkomen zelfstandig zijn in de voorstellen die zij den raad wenschen aan te biedendoch zij dienen toch op zijn minst te relate ren wat in de sectiën is voorgevallen en dan aan den raad over te laten om eennaar aanleiding daarvan door een der leden gedaan voorstel al dan niet aan te nemen. De heer Troolstra begiut met te verklaren, dat z. i. tegen het voorstel van den heer van Sloterdijck geene overwegende bezwaren bestaan. Evenwel is hij 't ook met den voorzitter eensdat er geen haast bij is. De bank vau leening is eene inrigtingvan welke financiële uitkomstenzoo zij niet met succès werd geëxploiteerd een balans zou worden gemaakt waaruit eerst zou blijken of er verlies bestond. Het kan toch niet de bedoeling zijn een toevallig verlies op de exploitatie rekening van een enkel jaar op de gemeente-begrooting te brengen. De toestand is echter zoodanig, dat men niet spoe dig daaraan toe zal zijn. Ook vloeit de verpligting tot dekking van het eventueel tekort reeds uit de verordening voort. Mogt dit dus te eeniger tijd bestaan dan kan het krachtens de verordening op de begrooting worden gebragt. Spr. oordeelt over het voorstel van den heer van Sloterdijck zoobaat het niethet schaadt ook niet Over den post in ontvangwaarvan gesproken isbehoudt spr. zich eene andere opinie voor en zal zich, wanneer die aan de orde is, daarover nader verklaren. De Voorzitter wijst er op dat de comptabiliteit van de bank van leening later moet worden geregeld bij de instructie voor de ambtenaren en beambten. Zooals het nu evenwel Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 19 December 1885. 183 geregeld iszal bij verlies van de bank meer uit de gemeen tekas moeten worden geleend en bij winst op de jaarlijksche rekening zal men iets minder leenen. In de rekening van de gemeente zal daarvan nooit iets blijken. Spreker ziet dus geen heil in dezen post. Maar bovendien er is in den toestand van de bank geene verandering geko men eenvoudig is een nieuw reglement vastgestelddoch geen nieuwe toestand is geschapen de verhouding van de bank tot de gemeente is dezelfdevroeger was de gemeente, hoewel 't niet met zooveel woorden was bepaald toch ook aansprakelijk voor de verliezen der bank. Niemand heeft ooit een ander ligchaam dan de gemeente daarvoor kunnen aanwijzen. Aangaande de opmerking van den heer van Sloterdijck, dat eene begrooting van de exploitatiekosten niet wel mogelijk isgeeft spr. te kennendat hij van een tegenovergesteld gevoelen is. Wanneer men bijv de exploitatiekosten over de laatste tien jaren neemtdan kan men gemakkelijk eene gemiddelde raming maken van de kosten voor een volgend dienstjaar. Hoe zou anders een armbestuur eene begrooting kunnen maken of wel de brandweer. Spr. herhaaltwan neer het de bedoeling geweest was een begrooting van de exploitatiekosten te maken dan had men het voorschrift daar voor wel in het reglement opgenomen. De heer Dirks heeft in de 2e sectie het voorstel van den heer van Sloterdijck bestreden. Hij beschouwde 't als een gevolg van een verloren slag. Bij de behandeling van het reglement der bank heeft dat geachte lid zijne opinie met talent verdedigd, doch niettemin zijne zaak verloren. Spr. ziet in dat voorstel een terugkomen op eene zaak, die nu rust. Hij is 't met den voorzitter eens dat in de finantiële regeling van de bank geene veran dering is gekomen evenals onder de werking van het oude reglementis nu bij het nieuwe het hoofddenkbeelddat de winsten en verliezen der bank voor rekening der gemeente zijn. Alleen het hoofddenkbeeld is nu geformuleerd in arti kels. Nimmer was de commissie er voor aansprakelijk. Werd nu op de gemeente-begrooting hetgeen vroeger niet plaats had een post voor verlies der bank aangebragt, dan vloeit daaruit voortdat er ook een post in winst moet voor komen om die reden is spr. vooral tegen den post van ver lies. De bank van leening is toch eene inrigtinggedreven met het vreemd kapitaal dat de gemeente leent of voorschiet, waarbij verloren of gewonnen kan worden. Werd er winst verkregendan zou die toch doorloopen en niet uitgekeerd worden ten einde te kunnen geraken tot het werken zonder geleend bedrijfskapitaal. Dat is het bezwaar van spr. tegen een post van winst bij de inkomstenwaarmede de heer Troelstra het met hem eens schijnt te zijn. Iets anders is 't met het verlies. I11 dat opzigt staat die instelling gelijk met elke andere exploitatie. Spr. wil nog zwijgen van de gasfabriek maar haalt het aschland aan. In andere gemeenten leveren de exploitaties van het aschland geene winsten op burgemeester en wethouders hebben ook reeds als zekerheid aangenomendat in het volgende jaar de opbrengst hier ook minder zal worden. De mogelijkheid be staat dus dat er een tijd kan komen, dat de exploitatie van het aschland geene winsten, maar verlies zoude opleveren, zoodat men eigenlijk ook een post van verlies van het aschland zou moe ten hebben. Spr. vindt echter geen dergelijken post daar voor en ook hier niet noodigevenmin als bij de bank van leening. Komt er later verlies voor, dan kan bij afzonderlijk besluit een betrekkelijke post worden aangebragt. Hij hecht er echter minder waarde aan dan aan den post van winst bij de inkomsten te verwachten. De heer van Sloterdijck moet protesteren tegen een argument door den heer Dirks gebruiktals zou spr's. voor stel zijn een gevolg van een verloreu slag. Dat is onjuist. Geen schijn of schaduw is voor die gevolgtrekking op te ma ken uit dat voorstel. Spr. heeft dit alleen ingediend in ver band met de bestaande verordening, die wel is vastgesteld tegen zijne zienswijze inmaar immers behoort te worden geëerbiedigd. Er bestaat dus allerminst reden om het voor stel te beschouwen als gevolg van een verloren slag en dat als argument er tegen aan te voeren. En bestond 't al, toch zou 't aan het voorstel niet mogen schaden. Maar hoe zou spr. er toe kunnen komenom nu bij de behandeling van de begrootingte trachten terug te komen op een beginsel neergelegd in eene verordeningdie niet dan na zeer uit voerige debatten niet zonder moeite is vastgesteld. Niet onbesproken mag blijven hetgeen door den voorzitter en den heer Dirks is gezegd over de verhouding der bank van leening tot de gemeente. Hij zal die verhouding nu niet uitvoerig besprekenmaar ontkent toch ten sterkste dat zij niet anders is dan vroeger en dat als argument tegen den door hem voorgesteflden post kan worden aangevoerd dat ze vroeger niet op de begrooting voorkwamen dus nu ook niet er op moet voorkomen. Bij de nieuwe verordening is voor 't eerst uitgemaaktdat de bank van leening is eene gemeentelijke inrigting, die deel uitmaakt vau de gemeente-huishouding. Vroeger was dat niet het gevalwantom een enkel teeken te noemende commissie trad zelfstandig op als contractante met de ge meente. In ieder geval is 't onjuistdat de finantiële ver houding niet veranderd is. In de oude verordening stond niet te lezendat verlias en winst voor rekening der ge meente kwamen, hetgeen ook werkelijk het geval niet was. Over dit punt is bij verschillende gelegenheden uitvoerig ge discussieerd. De heer Dirks zeide zeer juist en dit kan leiden tot het doen aannemen van spr's. voorstel dat de bank van leening is eene inrigtingop welker exploitatie gewonnen en verloren kan worden, en waar nu in de verordening wordt bepaalddat de zuivere winsten der bank komen ten bate- hare verliezen ten laste der gemeentedaar spreekt 't van zelfdat mogelijke uitkomsten op de begrootingzij het dan ook zonder cijfersworden gememoreerd. Dat eventueele winsten zullen doorloopen op een volgend jaardat zal door de comptabiliteit geregeld moeten wordenwaarop de voor zitter het uitzigt heeft geopend. En dat die uitkomsten in andere gemeenten niet op de begrooting voorkomenmaakt op spr. geen indruk. De voorbeeldendoor den heer Dirks aangehaaldacht hij niet afdoendezoolang niet vast staatdat de reglementaire ver houdingen hier en daar gelijk zijn. Dit staat echter vastde verordening bestaat en moet na geleefd worden volgens die verordening zullen de winsten en verliezen voor rekening der gemeente zijn. Aangezien dus de mogelijkheid van winst en verlies niet is uitgesloten moeten de betrekkelijke posten op de begrooting voorkomen, De heer Reeling Brouwer wenscht het woord voor een persoonlijk feit. De heer Minnema Buma heeft eene opmer-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1885 | | pagina 5