184 Verslag der handelingen van den gemeenteraad king gemaaktgerigt aan het adres van rapporteursen wel in 't bijzonder aan hem als rapporteur der 2e sectie, over de verhooging van den post voor de ijsbanen. Spr. wenscht mede te deelenwat bij rapporteurs daarover is voorgevallen. Deze beschouwen zich als eene zelfstandige commissiedie alleen kan voorstellen wat haar wenschelijk of nuttig voor komt. Hier betrof 't eene verhooging van den post voor de ijsbanen met ƒ100. Rapporteurs beschouwden dat niet van gewigtde uitgave betreft alleen het aanschaffen van bezems, planken en andere zakenmaar arbeidsloonen worden er niet uit bestreden. Arbeidsloonen zijn hieronder niet begrepen om dat er ten allen tijdenaar spr's. ingewonnen intormaties baanvegers zijn te krijgendie voor het regtom op de baan te mogen staan, de werkzaamheden willen verrigten. Verschillende sprekers, die het woord hadden gevraagd, zien daarvan af, met het oog op het vergevorderd uur. Hierop wordt het voorstel van den heer van Sloterdijck in stemming gebragt en aangenomen met algemeene (19) stemmen. Alzoo is besloten, onder volgn. 177a, een nieuw artikel: „verlies van de bank van leening", „Memorie" aan te brengen. De Voorzitter stelt nu voor de vergadering voor een half uur te schorsen. Nadat de werkzaamheden waren hervatkomt aan de orde Hoofdst. VII afd. IIart 1 volgn. 178 waarbij rap porteurs hebben voorgesteld dien post met 100 te verhoo- gen ten behoeve van aankoop van boeken voor de bibliotheek. De Voorzitter verklaart dat burgemeester en wethouders geen bezwaar hebben tegen deze verhooging. Alzoo wordt die post, met ƒ100 verhoogd zijnde, goed gekeurd. Bij volgn. 179 „school van middelbaar onderwijs voor meis jes" zegt de heer Reeling Brouwerdat het welligt hier de plaats en de gelegenheid isom eene opmerking te ma ken over de schooluren dezer inrigting. In 1882 is door den heer Damstémede namens anderen een verzoekschrift ingediend om de aanvangsuren van de inrigtingen van on derwijs in deze gemeente voor allen gelijk te stellenen dat wel met het oog op de leerlingen die van buiten moesten ko men. De raad kon toen daarin niet treden omdat hij de uren der Rijks hoogere burgerschool niet konde wijzigen. Iets anders is 't met de meisjesschool Spr. wijst op het vroege aanvangsuur, des morgens ten 8 uur. Daardoor ont staat in de huishoudingen ongeregeldheid. Voor meisjes toch is het in de eerste plaats ge wenschtdat zij zich gewennen aan orde en regel in de huishouding, 't Behoeft zeker niet gezegd te worden dat het hier ter stede geen gebruik is vóór 8 uur te ontbijten. De aanvangsuren moeten z. i ge regeld worden naar de gebruikelijke leefwijze in de huisge zinnen en niet omgekeerd. De leerstof kan ook geen bezwaar zijn daar toch ook het onderwijs op het gymnasium om 9 uur aanvangt en de daar te verwerken leerstof niet van ge- ringeren omvang zal zijn dan die aan de burgerschool voor meisjes. Spr. maakt er geen voorstel vandoch weuschte het toch hierbij ter sprake te brengen. De Voorzitter doet den heer Reeling Brouwer opmerken, dat de schooluren bij de verordening geregeld zijn dat dus bij eene verandering als dat geachte lid wenschtde ver ordening zal moeten worden gewijzigd. Spr. kan nu niets te Leeuwardenvan den 19 December 1885. anders daaromtrent zeggen, dan dat hij er niet op tegen heeft, om dit punt bij burgemeester en wethouders ter sprake te brengen. Het staat den heer Reeling Brouwer evenwelals lid dezer vergadering, vrij, om ten allen tijde eeu zelfstandig voorstel in den door hem gewenschten zin te doen. Nu worden volgn. 179 en daarna volgns. 180197 artt. 2—21, aid. II, hoofdst. VII, onveranderd goedgekeurd. Bij volgno. 198 „Bewaarscholen" deelt de heer van Slo terdijck mede dat bij het onderzoek aan den voorzitter zijner sectie de vraag is gerigt of bij dezen post is gerekend op de 6e bewaarschool, welke vraag ontkennend is beantwoord. Dat was verdedigbaar, omdat niet definitief besloten was tot oprigting van eene nieuwe bewaarschool in de gebouwen van de departements- bewaarschool. Nu deze zaak is beslist, zal deze post moeten worden verhoogd. Spr. zal er geen voor stel van maken, daar hij het bedrag niet kan berekenen en niet wil treden in de bevoegdheid van burgemeester en wet houders, maar wil 't alleen onder de aandacht van dat collegie brengen. Het verwondert hem wel eenigszins, dat in het ver slag van rapporteurs daarvan geen melding wordt gemaakt er is wel geen besluit genomen in de sectiën, maar toch is de zaak besproken, waaruit rapporteurs aanleiding hadden kunnen putten om een voorstel te doen. Zij deden 't echter niet, en daarom brengt spr. 't nu ter sprake. De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wethou ders wenschen te wachten tot eene wijziging der begrooting, die toch noodig zal blijken te zijn voor de betaling der koop som van de gebouwen ad ƒ7000, in Julij a. s. Die uitgaaf moet even als vele andere waartoe reeds besloten is of zeer waarschijnlijk besloten zal wordenuit eene gewijzigde be grooting worden gevonden. De post jaarwedde van het on derwijzend personeel voor de bewaarschol-.in kan dan met het oog op de 6e bewaarschool tevens worden verhoogd. Ook zijn burgemeester en wethouders tot dat voornemen ge leid door de overweging, dat de leeningen in den regel meer opbrengen, zoodat, wanneer in het volgende jaar de uitslag der conversie-leening gunstig is men voor die wijziging der begrooting wat ruimer middelen heeft. De heer van Sloterdijck zeide dat hij geen cijfers kan noemenhetgeen bovendien een zaak vua burgemeester en wethouders ismaar toch schijnt 't hem minder goed toe om te wachten op eene suppletoire begrooting ten behoeve van een post voor aankoop van de gebouwendaar toch vóór dien tijd eene kwartaalsuitgave voor jaarwedden moet geschieden. De Voorzitter doet opmerken, dat omtrent de jaarwedden nog geene beslissing door den raad is genomen in de vol gende raadszitting zullen eerst de jaarwedd *n worden vastge steld. Cijferposten konden dus daarvoor nog niet in de be grooting worden opgenomen. De heer Duparc had dezelfde opmerking willen maken Niet alleen echter zou men een post van uilgaaf voor jaar wedden maar ook een post van ontvang wegens schoolgelden moeten aanbrengen. Het heffingsbesluit is evenwel nog niet goedgekeurd en zoolang dit niet is geschied kan de raad ook niet een post voor schoolgelden aanbrengen. Met de jaarwedden is 't echter wat anders. De uitbetaling daarvan geschiedt kwartaalsgewijzeen het is wel te verwachtendat de definitieve regeling vóór het einde van het eerste kwar taal van 1886 zal zijn tot stand gebragt. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden vau den 19 December 1885. 185 De Voorzitter wijst er op, dat, als men de omschrijving van dezen post op de begrooting nagaat, er geen bezwaar zal i bestaan om uit dien post de uitgaven voor het personeel en j de leermiddelen der bewaarschool te bestrijden. De post i spreekt van jaarwedden leermiddelen onderhoud der loca- j leu enz. voor de bewaarscholen. In de bijlagen wordt nader gespecificeerd welke bewaarscholen dat zijn. Als men nu op die bijlage de 6e bewaarschool vermeldt voor memoiie dan is de zaak gevonden De heer Duparc had verwachtdat de Voorzitter zoude voorstellen om in de toelichting te vermeldendat deze post voorhauds voldoende zou zijn om daaruit ook de jaarwedden wegens de bedoelde bewaarschoolvoor zooveel het eerste kwartaal betreftte kunnen kwijten en datom de voldoe ning ook later te kunnen doen plaats hebben, de begrooting tijdig zou worden gewijzigd. Maar een memorie post kan het niet worden vermits daarop geen uitgaven kunnen worden geleden. Spr. geeft daarom in overwegingom in de toe lichting te vermelden dat de post ruim genoeg is om daar mede voorshands totdat een vaste regeling is gemaaktde uitgaven te kunnen bestrijden van al de bewaarscholen. De Voorzitter vereenigt zich gaarne met het denkbeeld van den heer Duparc en gelooftdat door eene dergelijke kleine wijziging in de toelichtingaan het verlangen van den heer van Sloterdijck zal worden voldaan. Spr. stelt voor daartoe te besluiten waartoe wordt overgegaan. De post onder volgn. 198 alsmede hoofdst. VIIafd. III IV en Vvolgns. 199208 worden onveranderd goedge keurd. Bij volgno 209 „teruggaaf aan het rijk wegens evenredig aandeel in de verevende uitgaven voor kwade posten, ter zake het aan de gemeente uitgekeerd 4/5 der personele belas ting ƒ2200," wenscht de heer Menalda inlichtingen te be komen omtrent dit cijfer; dat is hem niet helder, in verband met de post onder volgno. 44. Volgens de toelichting op dezen post bedraagt het bedrag van het 4/5 der personele be lasting over de laatste drie jaren gemiddeld ƒ93.300.54, en na aftrek van het gemiddeld bedrag in de kwade posten, ver moedelijk bedragende pl.m. ƒ2200, blijft er te ontvangen eene som van ƒ91.100. Nu spreekt echter de post sub volgn. 209 ook van een bedrag van 2200 als aandeel in de kwade pos ten. Worden nu die kwade posten niet tweemaal in rekening gebragt, vraagt spr. De heer Wieffsma geeft in antwoord daarop te kennen dat dit eenvoudig een gevolg is van de toepassing van de nieuwe wetsbepaling Vroeger werden de kwade posten van een vorig jaar in een volgend verantwoord en wel in uitgaaf, terwijl het bruto bedrag in ontvang werd gebragt. Thans is dit ook nog over het vorig jaar, doch wegens de wijziging in de uit- keering moest nu ook nog voor 1886 aftrek van kwade pos ten plaats hebben. Het is dus alleen als een overgangs maatregel van oude tot nieuwe wetgeving, dat de kwade posten dubbel moeten worden uitgetrokken. Hierop wordt dit artikel onveranderd goedgekeurd. Evenzoo wordt hoofdst. VIIafd VI en VII hoofdst. VIII en IX, volgns. 210—222 onveranderd goedgekeurd. Bij volgn. 223, „subsidie ten behoeve van het stedelijk muziekkorps" wenscht de heer van Sloterdijck eene ver klaring van burgemeester en wethouders uit te lokken. In eene vorige vergadering is voorgesteld dat korps op te heffen met het oog op de oprigting van een stafmuziekkorps bij de dd. schutterij en is bij de eerste behandeling de beslissing ver daagd tot het inwinnen van nadere inlichtingen. Daar nu omtrent dezen post geen nader voorstel door burgemeester en wethouders is gedaan, rijst de vraag, of het voorstel tot op heffing van het stedelijk muziekkorps althans voorloopig bui ten behandeling zal blijven als gevolg van de motie op 9 December j.l. in de Tweede kamer aangenomen, waarbij de wenschelijkheid wordt uitgesprokendat op dit oogenblik geene wijziging worde gebragt in de getalsterkte der schut terijen. De nieuwe regeling tochwaarvan het oprigten van een muziekkorps bij den staf der schutterij het gevolg zoude zijn zal nu vooreerst geen effect hebben. Het zal nu mis schien raadzaam zijndat burgemeester en wethouders hun voorstel tot opheffing van het stedelijk muziekkorps tot nader orde bewaren. De Voorzitter zegt. dat deze kwestie afhankelijk is van meer dan eene omstandigheid. De mogelijkheid bestaat dat het voorstel van burgemeester en wethouders niet wordt aan genomen. Bovendien is aan burgemeester en wethouders nog niet bekendof de schutterij muziek in het vervolg hare dien sten zal kunnen presteren bij uitvoeringen van wege de ge meente te geven. Die vraag is wel gesteld aan den komman- dantdoch deze heeft haar nog niet beantwoord. Voor dat een antwoord daarop ontvangen is kon het voorstel van burge meester en wethouders niet in behandeling komen. Intus- 8chen is de aanneming der motie door de Tweede Kamer ook niet zonder invloed gebleven. De vraag, of het niet beter zou wezen om den toestand nog een jaar te laten zooals hij is werd ©ok door burgemeester en wethouders in ernstige overweging genomen, en ten slotte bevestigend beantwoord zoodat het niet te verwachten isdat het voorstel van bur gemeester en wethouders tot opheffing van het stedelijk mu ziekkorps spoedig weder bij den raad ter tafel zal kunnen worden gebragt. De heer van Sloterdijck betuigt zijn dank voor de be komen inlichtingen. Te meer is deze zaak van belang voor de commissie voor het muziekkorps omdat deze gaarne wil wetenhoe te handelen. In het begin van het jaar worden de engagementen met de leden van dat korps gesloten. Nu is evenwel officieel bekend gemaakt, dat vermoedelijk in 1886 de toestand onveranderd zal blijven. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Troelstra het voornemen had de zaak bij de commissie te bespreken. De heer Dirks wijst er nog op, dat de commissie bij het sluiten van engagementen met de muziekkanten de gewoonte heeft daarbij de voorwaarde te stellen„mits dat het muziek korps tot stand kome". Volgns. 223 en 224 worden nu onveranderd goedgekeurd. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten volgn. 225, art. 1 van hoofd. XI, „onvoorziene uitgaven", 4460 aan te houden tot na de behandeling van de inkomstentot welker behandeling daarop wordt overgegaan. Volgnos. 1 tot en met 4 worden onveranderd vastgesteld. Bij volgno. 5 vraagt de heer Menalda wederom om in lichtingen. Van het totaal cijfer der plaatselijke directe be lasting op het inkomen is op deze beprooting voor ontheffingen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1885 | | pagina 6