192 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 22 December 1885. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 22 December 1885. 193 Het resultaat daarvan isdat de heer P. Lycklama a Nijeholt, burgemeester, met 19 stemmen wordt benoemd tot ambtenaar van den burgerlijken standterwijl de heer van Sloterdijck ééne stem verkreeg. De Voorzitter verklaart, dat hij bij zijn besluit biijft en de benoeming niet kan aanvaarden. De heer Minnema Buma moet dat besluit eerbiedigen, doch had gaarne gezien dat de voorzitter zijne beslissing één dag in overweging had genomen, waut hij vreest er voor, dat, wanneer geen der leden van het dagelijksch bestuur de betrek king van ambtenaar op zich wil nemen, ook de andere ambte naren bezwaar zullen maken zich verder met de betrekking zooals die dan zal zijn verzwaardte belasten. Dan zou men staan voor een volslagen gebrek aan ambtenaren. De Voorzitter verklaart, dat, wanneer de raad zoo wel willend was geweest om zijn voorstel tot het benoemen van nog twee ambtenaren aan te nemenhij ambtenaar zoude ge bleven zijn. Maar dat voorstel is verworpen en daarop heeft hij bedankt, omdat hij voorzag, dat hij, met het oog op zijne andere werkzaamhedenop den duur de functiën van ambte naar niet naar behooren zou kunnen waarnemen. Ook het voorstel van den heer Dirksom nog 1 ambtenaar te be noemen is verworpen. De reden daarvoor acht hij niet af doende hetgeen tegen deze voorstellen werd aangevoerd is voldoende weerlegd. Hij blijft dus bij zijn besluitdat hij onder de gegeven omstandigheden de benoeming niet kan aanvaarden en stelt voor, om tot eene nieuwe keuze over te gaan. De heer van Eijsinga geeft den voorzitter in overweging, om zich vooralsnog niet uit te laten over de al of niet aanne ming van de benoeming tot ambtenaar van den burgerlijken stand en de raad van zijne beslissing in deze eerst later in kennis te stellenzoo mogelijk in gunstigen zin. Hij grondt zich hierbij juist op de mededeeling van den voorzitterdat hij de betrekking zoude wenschen te vervullen wanneer er meerdere ambtenaren werden benoemd. Blijkt 't dan later dat daartoe werkelijk behoefte bestaatdan is er nog altijd tijd om daartoe over te gaan. Voor het oogenblik acht hij het raadzaam om niet tot eene nieuwe stemming over te gaan De heer Menalda wenscht te voorkomen dat de voorzit ter zich nu reeds zou uitspreken dat er zoo spoedig wordt teruggekomen op een zoo kort geleden genomen besluit. Hij stelt daarom voordat eene nieuwe stemming worde uitge steld tot eene volgende vergadering. Men zou nu toch eene wilde stemming verkrijgen, daar de vergadering op het oogen blik niet a même is om goed te stemmen. Dit voorstel wordt ondersteund. De Voorzitter doet opmerken, dat dan toch de vacature blijlt bestaandaar hijzooals de zaken nu staan niet op zijn besluit kan terug komen. Mogt echter de vergadering zooals hij reeds zeide, besluiten om meer ambtenaren te be noemen dan is 't wat anders. Aangezien evenwel geen sprake is van het terug komen op een vorig raadsbesluitomdat niemand het voorstel daartoe doetzal men nu tot een nieuwe keus moeten overgaan. Is men het echter eens met den heer Menalda en wordt diens voorstel voldoende ondersteund, dan zal spr. dat in omvraag brengen. De heer Troolstra gelooftdat het besluit van den voor zitter, wanneer hij zich niet bedriegt, eigenlijk genomen is naar aanleiding van de ziekte van den heer Plantenga. Hij wenscht een oogenblik zonder omwegen te spreken. Naar hij meentheeft de heer Plantenga op zich genomen eeu goed deel van de werkzaamheden aan de functiën van ambtenaar verbondeninzonderheid het voltrekken der huwelijken Zoolang dat geachte lid gezond was ging 't goeddoch bij de ziekte van dezen werd bij de andere ambtenaren wel eens bezwaar ontmoet om direct op te treden De voorzitter nu had gaarne meer steun van de andere ambtenaren, en daarom bedankte hij voor de betrekking. Heeft spr. dit zoover goed geradendan zou men daaruit aanleiding kunnen vinden, om nog één ambtenaar te benoemen en doet hij daartoe het voor stel. Hij gelooft, dat dit de beste oplossing zal zijn. De heeren Plantenga en Dirks hebben in 't midden gebragt, dat de ambtenaar moet zijn iemand, die geregeld op het. gemeen tehuis is, die dagelijks op alles kan toezien. Welnu, dan is de burgemeester daartoe de aangewezen persoon ook ko men wel de wethouders nu en dan op het gemeentehuis, doch de burgemeester komt daar iederen dag gedurende eenige uren. Hij moet echter op de andere ambtenaren kunnen re kenen want de burgerlijke stand geeft nog al veel drukte en de burgemeester heeft ook nog vele en velerlei andere bemoeijingen. Deze kunnen oorzaak zijn dat hij geen tijd kan vinden voor het sluiten van huwelijken ook al is hij ten gemeentehuize tegenwoordig De Voorzitter erkent, dat werkelijk ook de redenen die de heer Troelstra opgeeftbij spr. er toe hebben medegewerkt om indertijd de benoeming van nog twee ambtenaren voor te stellen. Het voorstel van den heer Troelstra wordt voldoende on dersteund en in behandeling genomen. De heer Plantenga gelooftdat het voorstel van den heer Menalda moet vooraf gaan. Dat van den heer Troelstra is van eene geheel andere strekking en spr moet zich daar met ernst tegen verzetten. De raad moet wel gewigtige redenen hebben om binnen zoo korten tijd op zijn besluit terug te komen en vooral kan de raad dat niet zoo onvoorbereid doen daartoe behoort een tijd van beraad. Pas acht weken is 't geleden, in de vergadering van 27 October j.l. toch is het voorstel van den burgemeester tot vermeerdering van het ge tal ambtenaren van den burgerlijken stand verworpenen de omstandigheden van nu zijn nog precies dezelfde als toen Spr. heeft toen vóór dat voorstel gestemd, maar heeft te veel eerbied voor de besluiten van den raad om er nu reeds op terug te komen Liever wil hij met den heer Menalda meegaan en de be noeming tot eene volgende vergadering uitstellen. Het is dan wel reeds Januarij 1886 doch hij verklaart en vertrouwt dat ook wel van zijne mede-ambtenaren zich gaarne bereid om de werkzaamheden die zich tot dien tijd mogten voor doen te vervullen De heer Minnema Buma had geen plan meer over dit onderwerp het woord te voerendoch de heer Troelstra heeft de zaak op eenook voor spreker bezwarendpersoonlijk terrein gebragt. Daarom moet hij zich nu nog wel verkla ren wil hij den schijn van het niet voldoen aan zijn ambts- pligt vermijden. De heer Troelstra zeide n.l., dat, tijdens de ongesteldheid van den heer Plantenga dikwijls eene stagnatie in de werkzaamheden plaats hadomdat de andere ambtena ren zich daartoe niet wil 'en laten vinden. Die uitlating be rustwat spr. ten minste betreft, op eene dwaling. Nimmer heeft spr. geaarzeld om zich beschikbaar te stellen, wanneer de bode h t hem kwam vragen. Een enkele maal is 't ge beurd dat hij niet thuis was en dat de bede toen uit eigen beweging naar den heer Dirks is gegaan. Maar 't is verre van hem dat hij de betrekking niet zoude willen vervullen met al dien ijver en die welwillendheid die van hem kan worden gevorderd. Hij moet dus nadrukkelijk protesteren tegen de opvatting van den heer Troelstradie voorzeker niet op een gezet onderzoek berust. De heer Dirks wenschte dezelfde verklaring af te leggen. Hij wil wel erkennendat hij een en ander maal den wissel heeft geëndosseerd op den heer Minnema Bumamaar dat hij toch in den regel bereid is gevonden om de functiën waar te nemen tot welker vervulling men altijd, tijdens de ongesteld heid van den heer Plantengahet eerst bij hem, als het digst bij het gemeentehuis wonendeaanklopte De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het voorstel van den heer Menalda wordt nu in stemming gebragt en aangenomen met 17 tegen 3 stemmen, die van de heeren Reeling BrouwerDirks en Troelstra. De Voorzitter wijst er opdat het voorstel van den heer Troelstra niet is vervallen en desverlangd in eene volgende vergadering kan worden behandeld. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders omtrent de be noeming van onderwijzend personeel aan de gemeentebewaarschool no. 6 Daarbij wordt voorgesteld I. Geene oproeping te doen voor onderwijzend persooneel, ten dienste van de met 1 Jauuarij 1886 te openen gemeente- bewaarschool no. 6. II. Voorloopig en in afwachting van eene nadere regeling van het bewaarschool-onderwijs in deze gemeente de jaar wedde van de onderwijzeresdie aan het hoofd der gemeen tebewaarschool no. 6 wordt geplaatst, vast te stellen op 735 vau eene onderwijzeres op 300 van eene kweekeling op 130 medehelpster, tevens belast met het schoonhouden en verwarmen der lokalen op 200 voor toelagen eventueel aan kweekelingen uit te keeren, beschikbaar te stellen 50 III. Te benoemen tot hoofdonderwijzeres aan de gemeente bewaarschool no. 6 mej. Sophie Fischer, thans geplaatst aan het hoofd der departementsbewaarschool. Onderdeel 1 worde zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen. Bij onderdeel II wilde de heer Menalda voorstellen, om het tractemeut van het hoofd dezer school terstond te brengen op ƒ800, welke jaarwedde ook voor de hoofden van andere bewaarscholen is vastgesteld. Burgemeester en wethouders zeggen nu weldat zij het bedrag van 735 voorstellen in afwachting van eene nadere regeling van het bewaarschool- onderwijs, maar er is z.i. volstrekt geen bezwaar, om nu reeds het bedrag van ƒ800 vast te stellen. Het te benoemen hoofd is gediplomeerd, dus zou't minder rationeel en voor de uniformiteit niet bevorderlijk zijn, om hare jaarwedde minder te stellen dan die der andere hoofden. De Voorzitter deelt mede, dat de aanleiding tot dit voor stel is gelegen in de omstandigheiddat mejFischer zelve gevraagd heeft om op dezelfde voorwaardenals waarop zij nu werkzaam is aan de departements-bewaarschool aan de nieuwe gemeente bewaarschool te worden benoemd dus op eene jaarwedde van ƒ735. Burgemeester en wethou ders meenden geene vrijheid te hebben om verder te gaan dan gevraagd werd. De heer Menalda moet doen opmerken dat de tracte- menten door den raad en niet door de onderwijzers worden bepaald. Nu moge zij al voorgesteld hebben haar op eene jaarwedde van ƒ735 te benoemen, misschien onbekend zijnde met de jaarwedden der andere hoofdendan mag de raad daarvan toch geen misbruik makenmaar moet hare jaar wedde met die der anderen gelijk stellen. De Voorzitter zeide ook niet dat de onderwijzeres het tractement moet bepalenmaar datwaar zij zich bereid verklaart om tegen dergelijke jaarwedde de betrekking te aan vaarden er geen reden bestaat om nu reeds een hooger be drag vast te stellen. De heer van der Scheer kan zich met het voorstel van den heer Menalda vereenigen. Hij kan zich wel begrijpen dat burgemeester en wethouders er toe gekomen zijn het be drag vau ƒ735 voor te stellen, althans voorloopig, omdat mej. Fischer zelve niet meer gevraagd heeft. Spr. veronder stelt echter zeker, dat te ver gedreven bescheidenheid haar niet meer heeft doen vragen dan hare tegenwoordige jaar wedde bedraagt. Mej. Fischer is door het bestuur van het Nutsdepartement aangesteld op eene jaarwedde van ƒ700 met genot van vrije woning. Als alleenstaande vrouw was 't haar moeijelijk die ougemeubeleerde woning te betrekken en bovendien finantieel voordeeliger om bij eene familie te gaan inwonen. De vrije woning was geschat op 100, doch de finantiën van het departement lieten niet toe haar meer dan ƒ35 defroijemeut te geven voor huishuur. Het spijt spr. dat burgemeester en wethouders nu niet voorstelden haar 800 als jaarwedde te geven. Hare bezoldiging zoude dan gelijk zijn aan die der overige hoofden der gemeente-bewaarscholen. De heer Duparc zou na de vorige sprekers van het woord hebben kunnen afzien. Hij wenscht er evenwel nog op te wijzendat nog niet lang geleden in zake de jaarwedden van de onderwijzers aan de bewaarscholen geene eenvormigheid bestond, maar dat sedert de jaarwedde van de hoofden van al de vijf scholen is vastgesteld op ƒ800. Waar het hier nu eene school betreft, door de gemeente overeenkomstig den wensch van de meest gegoede ingezetenen opgerigt, en waar dan ook het schoolgeld belangrijk hooger is dan voor de drie an dere betalende scholen, mag men, volgens spr., met die omstandig heden wel rekening houden bij het bepalen der jaarwedde. Spr. wenscht niet vooruit te loopen op de definitieve vast stelling van de jaarwedden aan de onderwerpelijke school maar 't z.i. niet te denken, dat de raad dan de jaarwedde van het hoofd dezer school lager zal stellen dan van die der andere scholen. Erlang zal dit bij den raad in behandeling worden genomen zoodat de voorgedragen verhoogingmet het oog op den kleinen tusschentijdmisschien voor slechts één kwartaalop een luttel bedrag zal blijken neer te komen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1885 | | pagina 2