20
Verlag der handolingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 23 Februarij 1886.
bet vervoer van losse beenderen minder juist was, en boven
dien dat deze bepaling een historischen grond heeft. Nu
wenscht hij wel daartegenover aan te voeren en te vragen of
bet niet beter ware om, in plaats van op een histoii-ch ante
cedent voort te leven, thans in het belang van de gezondheid
een nieuwen beteren maatregel te nemen en alles naar de be
graafplaats te doen vervoeren. Dat is toch werkelijk te ver
kiezen zegt spr., boven den voorgestelden maatregel, waardoor
.aan het Jacobijner kerkhof op nieuw eene bestemming zoude
worden gegeven, aan welke het toch sinds langen tijd is ont
trokken. Nu bestaat de gelegenheid om door den grond van
de fossilia te ontdoen en de sporen van do vroegere bestem
ming van het terrein langzamerhand weg te nemen, den toe
stand van het kerkhof te verbeteren. Men zal dan echter
alles, wat opgegraven wordt, naar de begraafplaats moeten
overbrengen.
De Voorzitter geeft, den vorigen spreker in overweging om,
indien hij van zijn denkbeeld een voorstel wenscht te maken,
daarmede te wachten totdat het betrekkelijk onderdeel der con
clusie. aan de orde is.
De heer de la Faille geeft zijn voornemen daartoe te kennen.
De lieer van Harinxma thoe Slooten gelooft wel dat dit punt
bij de algemeene beraadslagingen op zijn plaats is, doch moet
de opmerking maken dat de heer de la Faille wel wat veel
'gewigt toekent aan de historie, alsof vooral deze den directeur
zoude hebben bewogen om bedoelden maatregel voor te stellen.
Het beroep op dat antecedent is, naar hij meent, meer ter
loops gedaan en hij heeft er niets anders in gezien dan een
motief, dat berust op de pieteit voor de asch en beenderen
van overledenende bedoelingom daarin zoo min mogelijk
beweging te makendoch liet houtwaaraan geen pieteits-
gevoel is verbondennaar de begraafplaats te vervoeren.
Men kan natuurlijk over dit gevoel verschillend oor leden
doch spr. heeft bezwaar om met het idee van den heer de la Faille
mede te gaan en blijft meer hechten aan de pietei te meer
.omdat een maatregel, zooals deze spreker zaude wenschen
niet dat effect zoude hebbenals deze op het oog heeft
want worden nu al de nu op te graven kisten en beenderen
•geheel weggenomendan zal men toch niet een veel beteren
hygieuischen toestand verkrijgenomdat men altijd nog blijft
op een oudbuiten gebruik gesteld kerkhof.
Wat het bezwaar van den heer van Sloterdijck tegen den
voorgestelden koopprijs aangaat pr. kan niet toegeven, dat dit
voorstel niet met de billijkheid zoude zijn overeen te brengeu.
Hij heeft er toe me legewerkt en er geeue onbillijkheid tegen
over de Israëlitische gemeente in gezien. Maar waar de heer
.van Sloterdijck de verlaging van de koopsom met zooveel
warmte heeft aanbevolen en verdedigden daartoe vele goede
argumenten heeft bijgebragtwaar spr. het voorts met hem
eens is, dat het hier niet de vraag mag geldeu of de gemeente
een goeden prijs van dien grond maakt, en hij ten slotte
de meening kan onderschrijven dat de gemeente door afstand
van den grond geene fiuautiela- schade lijden zaldaar kan
spr. nu reeds bij voorbaat verklaren, dat hij zijne stem in
zoover zal wijzigendat hij zal medegaan met het voorstel
van den heer van Sloterdijck.
De heer Troelsira zou, na hetgeen door den vorigen spreker
omtrent het bezwaar van den heer de la Faille is gerepliceerd,
van liet woord kunnen afziendaar ook hij voornemens was
hetzelfde onder de aandacht te brengen. In het voorstel
spreekt toch duidelijk de bedoeling om zoo min mogelijk in
de beenderen en kisten te roerenen allen z joveel mogelijk
aan het oog te onttrekken. Daartoe strekt de bepaling omtrent
het omschutten van het terrein en dat niemand, die er niet te
maken heeft, daarbinnen mag worden toegelaten.
Hiermede zoude evenwel geheel in strijd zijn een maatregel,
zooals de heer de la Faille wenscht; dan zullen de kisten eu
ile overblijfselen der lijken worden vervoerd, hetgeen misschien
kwetsend zou zijn voor veler gevoelte meer omdat de tijd
"-aarin het Jaeobijner kerkhof nog als begraafplaats werd ge
bruikt, niet zoo ver verstreken is en nog wel in de herin
nering ligt.
De heer de la Faille wenscht nogmaals, na de warme ver
dediging van de laatste twee sprekersop z jn denkbeeld terug
te komen. Hij wil wel toegevendat bij hen een gevoel van
pieteit ten grondslag kan liggen doch nu het kerkhof reeds
naar hij meent gelurende een halve eeuw niet meer als begraaf
plaats wordt gebruiktwaarschuwt spr. tegen eene z. i. over
dreven pieteit, terwijl men er toch niet tegen op heeft gezien
om dat terrein als begraafplaats te sluiten en het te bebouwen
en te beplanten. Het bouwen op zich zelf zou immers ook
kunnen geacht worden het pieteits-gevoel te kwetsenwant
het is een feit dat daarbij de lijken gemolesteerd worden eu wan
neer zij op een andere plaats weder worden begraven de vroegere,
thans daaraan ontnomen en sinds een halve eeuw afge
schafte bestemming van het kerkhof weer zou worden in het leven
geroepen. Meer rationeel is 't om voort te bouwen op het
een genomen besluittot afschaffing van het kerkhof als be
graafplaats dan om nu de kisten en het gebeente van de
eene plek aldaar naar de andere over te brengen. Dat is het
pieteits-gevoel te ver gedreven. Te eeniger tijd zal een andere
plek in gebruik worden genomenwaarbij men dau telkens
op het zelfde zal stuiten.
Daarom acht spr. het beter om in het kort alles, wat er niet
behoortnaar de begraafplaats tc doen overbrengenhetgeen
z.i. niet in strijd zal zijn met de pieteit tegenover hen, die 50
jaar geleden daar begraven zijn.
De algemeene beraadslagingen worden hierop gesloten en de
verschillende onderdeeleu der conclusie in behandeling genomen.
Onderdeel I en II sub a worden zonder discussie en hoof
delijke stemming goedgekeurd.
Bij sub h stelt de heer van Sloterdijck nu voor om in plaats
van ƒ350.te lezen 00.
Over dit voorstel, dat voldoende wordt ondersteund, wenscht
geen der leden meer het woord te voeren. Het wordt daarop
met algemeene stemmen aangenomen.
ub c wordt onveranderd goedgekeurd.
Bij sub d 1 eu 2 stelt de heer de la Faille voor om in de
plaats daarvan te lezen: dat de lijkkisten of gedeelten daarvan
en de beenderen, die worden opgegraven, moeten worden ver
voerd naar de nieuwe begraafplaats, om daar te worden begraven.
Dit ^voorstel wordt voldoende ondersteund en in behandeling
genomen.
De heer Troelstra wenscht nog naar aanleiding van dit
voorstel te doen opmerken, dat natuurlijk bij afstan 1 van den
gronddaarin zal moeten worden geroerd en de lijken en
kisten zullen moeten worden verplaatstmaar dat èn de di
recteur der gemeentewerken èn burgemeester en wethouders
zich op dit standpunt hebben geplaatst, dat dit zoo min mo
gelijk moet plaats hebben.
De Voorzitter heeft ook nog dit bezwaar tegen het voorstel
van den heer de la Faille, dat er dan eene bijzondere wijze
van vervoer van de opgegraven voorwerpen m iet worden geor
ganiseerd, terwijl nu onmiddellijk een kuil zal worden gegraven,
waarin zij terstond worden overgebragt.
De heer van Harinxma thoe Slooten kan aan de woorden van
de laatste sprekersdit toevoegendat tie heer de la Faille
z. i. te veel nadruk legt op het tijdvak van 50 jaren. Spr. acht
dien termijn niet zeer lang en het niet onmogelijk dat
Verslag der handelingen vau den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 23 Februarij 1886.
21
onder de thans nog levenden eenige zijn, die zich herinneren
dat nabestaanden op bet kerkhof zijn begraven. En wanneer
men nu in aanmerking neemt dat velen hechten aan de asch
en het gebeente van afgestorvenen en er op gesteld zijn te
weten waar de laatste rustplaats hunner dooden is, dan gelooft
spr. dat het overbrengen naar de begraafplaats daarmede in
strijd is. Waar uit een gezondheidsoogpunt eigenlijk geen
bezwaar tegen den voorgestelden maatregel kan bestaan, daar
moet de pieteit op den voorgrond treden.
De heer de la Faille behoeft er niet voor beducht te zijn
dat er te veel in bestaande graven zal worden geroerdnu
noch later, omdat enkele ontgravingen, zooals voor fundament
sleuven, toch onvermijdelijk zijn. Het zal wel niet moeijelijk
zijn een plek te vinden, waar de beenderen ongestoord kunnen
blijven rusten.
De heer de la Faille wenscht nog te kennen te geven, dat
hij de laatste zal zijn om ook maar eenigzinswanneer een
pieteitsgevoel in het spel isden schijn op zich te willen la
den, van dat gevoel te willen kwetsen, klaar z. i. wordt het
reeds in de eerste plaats gekwetst door het graven in den grond,
't Is toch een feit, dat in den grond, waarop nu gebouwd zal
worden, do beenderen niet intact zullen blijven. Is nu, vraagt
spr. de stap die hij verder wil gaanzoo groot en zoo veel
kwetsender dan de voorgestelde maatregel kien geeft nu
toe aan den drang der omstandigheden en laat op den grond
bouwen, die vroeger voor begraafplaats heeft gediend; zou men
dat dan niet in de eerste plaats moeten nalaten P
Spr. wenscht juist het roeren van de graven tot het mini
mum te beperken van de plek waarop gebouwd wordt, hetgeen
niet het geval is, wanneer de fossilia weer op eene andere plaats
worden begravenwaar men de kans heeft op nieuwe graven
te stuiten, die men dan zonder noodzaak zal openen.
Wat het bezwaar van den Voorzitter tegen dat vervoer be
treft spr. gelooft dat men het inet alle mogelijke decorum
of des avonds kan doen plaats hebben.
De heer van Harinxma thoe Slooten heeft nog het woord ge
vraagd, om den heer de la Faille de verzekering te geven dat
hij dat geachte lid volstrekt niet verdenkt van het pieteitsge-
gevoel te willen kwetsen. Veeleer schrijft hij diens amende
ment toe aan het verschillend standpunt, waarvan de zaak be
zien wordt. Hij erkent gaarne dat als spr's stelling tot in
de uiterste consequentie werd doorgevoerd, daarin werkelijk
eene zwakheid zou kunnen liggen. Het moge zoo zijn, zegt
spr., maar in die zwakheid vindt hij juist kracht voor zijm
stelling, kracht genoeg om xA
heer de la Faille te stemmen.
V tl
tegen het amendement van den
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het voorstel van den heer de la Faille wordt nu in stem
ming gebragt en verworpen met 10 tegen 6 stemmen. Vdór
stemden de lieeren G. kV. A. Buma, van EijsingaMinnema
Buma, de la Faille, Dijkstra en van der Scheer.
Alzoo wordt dit onderdeel onveranderd goedgekeurd.
Daarna worden de overige onderdeden der conclusie en ten
slotte het geheele voorstel, met de aangebragte wijziging, zon
der verdere discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Hierop wordt de vergadering door den voorzitter gesloten.
GEDRUKT BIJ I.. E. HOKKSTKIN. - LEEUWARDEN.