ttaili
WÊk HH
2 3
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 Maart 1886.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 Maart 1886.
24
1. Mr. W. A. van Sloterdijckauditeur militair in de 5e
militaire afdeeling te Leeuwarden.
2. Jhr. Mr. A. E. van Boelens van Eijsinga, advocaat bij
het geregtshof te Leeuwarden.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt het voorstel
sub I aangenomen.
Overgaande tot eene benoeming, uit de sub II gedane aan
beveling is het resultaat der gehouden stemmingdat met
algemeene (15) stemmen de heer Mr. W. A. van Sloterdijck
wordt benoemd tot administrateur van genoemde stichting.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders omtrent de ver
huring van de woning Oostersingel no. 108.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie besloten:
I. voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde
Staten
a. JII. Doodkorte te ontslaan van de huur der woning
plaatselijk bekend Oostersingel no. 108 over het tijdvak van
den 12 Mei 1886 tot den 12 Mei 1887 eti mitsdien de met
hem gesloten overeenkomst te ontbinden.
b. aan J. Feenstra alhier, met ingang van den 12 Mei
1886 tot den 12 Mei 1887, onderhands te verhuren de wo
ning plaatselijk bekend Oostersingel no. 108 tegen een huur-
som van 59.80 en verder op voorwaarden nader door bur
gemeester en wethouders vast te stellen.
II. het verzoek van A. Schroder, om sub I bedoelde woning
in huur te bekomenals niet voor inwilliging vatbaarte
wijzen van de hand.
8. Ioor stel van burgemeester en methouders omtrent de ver
huring van woningen bij de gemeentebewaarschool no. 6.
De conclusie daarvan luidt
I. voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde
Staten
1. het benedengedeelte van de woning plaatselijk gekwo-
teerd Tuinen no. 40 te verhuren aan F. de Haan, voor eene
som van ƒ75 per jaar, uiterlijk tot den 12 Mei 1887.
2. de bovenwoning van sub 1 gemeld perceel te verhuren
voor eene jaarlijksche huursom van ƒ150.-—
3. de woning plaatselijk gekwoteerd Kloksteeg no. 50
voorloopig uiterlijk tot 12 Mei 18S7 door de tegenwoordige
huurdersche, de W edP. W". Struiks, te laten bewonen tegen
een huurprijs van 70 cents per week.
II. de woning plaatselijk gekwoteerd Kloksteeg no. 52
onverhuurd te laten.
Onderdeel I wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Bij onderdeel II geeft de heer van Sloterdijck zijn wensch
te kennen van burgemeester en wethouders te vernemenom
welke reden zij deze woning onverhuurd willen laten. Is zij
te bouwvallig of te klein, vraagt spr. of wat is de aanleidingp
De Voorzitter deelt mede dat die woning in een slechten
toestand verkeert; zij staat in een bedompte steeg en is langen
tijd onbewoond gebleven. Nu zouden de kosten voor herstel
lingen 50 a 60 bedragen, welke som burgemeester en wethou
ders te hoog vinden, omdat, zooals zij in hun voorstel zeggen,
die kosten in evenredigheid meer bedragen dan er aan huur
voor verkregen kan worden.
Hierop wordt dit onderdeel en vervolgens het geheele voor
stel goedgekeurd.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de
verpachting van de opkomsten der bruggelden, geheven wordende
voor het draaijen van de Blaauwe brug op het Vliet.
Conform de conclusie van dit voorstel wordt besloten
I. Voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde
Staten.
a. met ingang van den 12 Maart 1886 te ontbinden het
contract van verpachting van de opkomsten der bruggelden,
geheven wordende voor het draaijen van de Blaauwe brug op
het Vlietgesloten tusschen het gemeentebestuur van Leeu
warden en Herman Hendrik Hasz den 1 December 1883, den
15 dier maand geregistreerd.
b. met ingang van den 12 Maart 1886 tot den 12 Mei
1887 onderhands aan Pieter Baarda, koopman alhier, te ver
pachten de opbrengst van de bruggeldengeheven wordende
voor het draaijen van de Blaauwe brug op het Vliettegen
eene som berekend naar 32 in het jaar, en verder op de
voorwaarden omschreven in het contract van den 1 December
1883.
II. het verzoek van S. Beerentsom de sub I bedoelde
opkomsten te mogen pachten, als niet voor inwilliging vatbaar,
te wijzen van de hand.
10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand-
sche verpachting van de opkomsten der pontveren over de stads
gracht bij het stads-ziekenhuis en bij de nieuwe vischmarkt.
Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor om behou
dens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan J. Nijdam
onderhands voor den tijd van drie jaar, in te gaan den 1 Julij
1886 en eindigende den 30 Junij 1889 te verpachtende op
komsten van de belasting, geheven wordende onder den naam
van veergeld voor het overvaren van de stadsgracht met de pont:
a. tusschen de Oosterkade en den Grachtswaltegenover
de Oosterstraat, voor eene jaarlijksche pachtsom van ƒ160.
b. tusschen den weg naast het stadsziekenhuis en den
Grachtswal, voor eene jaarlijksche pachtsom van ƒ1000.en
verder op de door burgemeester en wethouders reeds vastge
stelde of nader vast te stellen voorwaarden.
De heer van der Scheer kan zich niet vereenigen met dit
voorstel om de opkomsten dezer veren weder aan denzelfden
persoon te verpachten.
Bij het nagaan der overgelegde stukken is hem gebleken
dat burgemeester en wethouders vooral zijn afgegaan op
het advies van den directeur der gemeentewerkendie zich
daarbij heeft laten leiden door de hooge pacht van het pont-
veer bij het ziekenhuis. Deze bedraagt op dit oogenblik /'1000
en schijnt wel is waar hoogdoch spr., die met den toestand
goed bekend isgelooft wel dat ook op andere wijze van
verpachting die som kau worden bedongen.
De directeur heeft bij zijn advies niet in aanmerking geno
men de personendie voor het meerendeel van die p rat ge
bruik maken, voornamelijk de werklieden en arbeiders die in die
buitenwijken wonen, en middelijk de hooge pacht betalen er
zijn er onderdie jaarlijks voor 1 0 bijdragen in de op te
brengen pacht en dus aanspraak mogen maken op eene goede
bediening van de pont. Nu zegt de tegenwoordige pachter,
die om vernieuwing van de pacht heeft verzochtwel in zijn
adres dat hij daarop eenigzins aanspraak meent te mogen ma
ken, omdat hij altijd trouw aan zijne verpligtingen heeft vol
daan en tot tevredenheid van het publiek het pontveer heeft
bediendmaar spr. noemt dat een groote parodie op de wer
kelijkheid. Bezwaarlijk zal de pachter iemand kunnen aanwijzen,
die getuigenis omtrent die goede bediening zal willen afleggen.
Hij laat bovendien die bediening dikwijls aan een ander over,
bijv. des Zondags en dagelijks ook om 12 uur. Spr. zal on
aangeroerd laten de geruchten omtrent pressie door den pachter
uitgeoefend, om meer dan het vastgesteld bedrag te verkrijgen:
hij weet dat niet bij ondervinding. Zeker is het dat de
pachter geen consideratie gebruikt bij kinderen, die naar school
gaan en 4 maal per dag van de pont gebruik maken; hij stelt
zich dan niet tevreden met de belofte dat bij terugkomst zal
worden betaalddoch vordert dat telken male de halve cent
worde gegeven.
Volgens den directeur zijn in de laatste twee jaren geene
klagten over den pachter gehoord spr. weet echterdat de
personendie van de pont gebruik makenniet ligt klagen
doch om onaangenaamheden te voorkomen, liever een eind om-
loopen. Gok zou de pachterschrijft de directeurin den
laatster: tijd de door burgemeester en wethouders voorgeschre
ven verpligtingen beter hebben nagekomen, vooral ook wat
betreft de vermelding van het tarief op de pont. Spr. heeft
Ibij het lezen daarvan zich zeer verwonderd, want nog steeds
|lziet hij het opschrift uitgeschrapt; heden nog heeft hij er zich
I van vergewist en bevondendat alleen aan de zijde van den
I Grachtswal het opschrift aanwezig is. Niet lang geleden zijn
vele reparatien aan de leuningen der trappen en stoot-
I palen geschiedspr. weet nietof het door moedwil of on
achtzaamheid van den pachter geschiedtdoch alles is weder
in een toestanddat herstelling noodig is. Het zal ook niet
lang meer duren of de walinuren zullen op de plaatsen van
instappen afbrokkelen en instortenals gevolg van de hevige
schokken, waarmede de pont er tegen wordt geduwd.
Ten slotte wenscht spr. nog een motief van den directeur
te bespreken. Deze spreekt als zijne meening uit, dat vrij
zeker bij eene publieke verpachting geene pacht van 1000
zal kunnen worden bedongen. De voorlaatste pacht van die
pont bedroeg als spr. zich goed herinnert ƒ450, de volgende
810, welke toen reeds hoog werd gevonden. De hoogere
pacht vindt zijn grond in de meerdere uitbreiding van de
I buitenwijken der stad. Nu biedt de tegenwoordige pachter
I wederom ƒ1000 aan. Spr. houdt vol dat bij publieke ver
pachting nog wel een hooger bod kan worden verwacht. Dit
is voor hem geen motief, omdat z. i. een pontveer niet eene
voor de gemeente finaniieel voordeelige onderneming bèhoeft
te zijn, waaruit een groote winst voortvloeijt, terwijl de kosten
voor de gemeente zeer gering zijn. Hij zal er niet tegen zijn
om bij een publieke verpachting de pacht voor 1000 weder
te gunnendoch is er tegen om thans de pacht onderhands
weder aan den tegenwoordigen pachter te gunnen.
De heer de la Faille verlaat de vergadering.
De heer Troelstra deelt mede, dat burgemeester en wethou
ders niet dan na eenige aarzeling besloten hebben tot het
doen van dit voorstel. Hun was niet onbekend dat Nijdam
een niet aangenaam persoon isdoch zij meenden dat de ge
boden hooge pacht den doorslag moest geven. Werd alles
wat door den heer van der Scheer is aangevoerd, door de ver
gadering beaamddan zou dat consequent moeten leiden tut
het uitsluiten van den pachter bij eene eventueele publieke
verpachting. Dat zoude evenwel van grooten invloed kunnen
zijn op de pachtsom, want wie kan geacht worden beter op de
hoogte te zijn van het bedrag dat de ponten kunnen op
brengen, dan de tegenwoordige pachter. Deze schijnt zich
bovendien met een kleine winst tevreden te stellen, wat voor
zeker niet iedere pachter zal kunnen. De pachter moet zich
geheel aan de bediening der pont wijden en elk ander beroep
laten varenterwijl hij daarenboven eene «oliede borgtogt
moet kunnen stelleu.
Nij lam heeft niet altijd in acht genomen de verpligting om
met duidelijke letters op zijn pont het tarief voor de overvaart
te vermelden. Het werd gedurig uitgekrabtdoor wien
dat geschieddekan spr. niet zeggen mogelijk wel door den
den pachter zelf. Doch burgemeester en wethouders wenschen
in een nieuw contract den pachter de verpligting op te leggen,
om dat opschrift op zijn p rat te houdenmet de bepaling
datzoo het verdwijntdoor wiens toedoen of schuld dan
ookde pachter eene boete zal moeten betalen. Daarvan zal
wel het gevolg zijn dat verdere klagten zullen uitblijven.
Bovendien gelooft spr. niet dat alles, wat de heer van der Scheer
heeft aangevoerd, hout snijdt. Hij kan zich zeer goed voorstellen,
dat de paohter bij elke overvaart zijn halven cent vraagt, daar hij
niet verpligt is op de betaling te wachten tot de terugkomst.
Wat het beschadigen van den walmuur, door dien spreker
aangehaald, betreft, daarover zijn bij burgemeester en wethou
ders geene offloieele klagten ingekomenzoodat daarin wel
geen reden tot uitsluiting is gelegen. Men moet ook niet
vergeten dat het een pont betreft, die bijna nooit stil ligt,
steeds volgeladen overvaart en bij harden wind veel heeft te
lijdendan is het ook moeijelijk om het touw zoo strak mo
gelijk te houden en de pont precies voor de trap te doen
aankomenzonder den walmuur te raken.
Spr. herhaalt intusschendat wanneer de vergadering eene
publieke verpachting verkiestburgemeester en wethouders
I zich daartegen niet sterk zullen verzetten.
De heer van der Scheer heeft geenzins de bedoeling om
I den pachter bij eene publieke verpachting uit te sluiten, doch
1 hij moet zich verklaren tegen eene onderhandsche verpachting
en wenscht eene vrije concurrentie. Hij verwondert er zich
evenwel over, dat de heer Troelstra den pachter eenigzins in
bescherming neemt, daar dat geachte lid zich zeker nog wel
zal herinneren, wat hij bij eene vroegere gelegenheid hier heeft
medegedeeld omtrent het gebeurde met een vreemdeling.
De heer Troelstra zegt, dat het betrof het opschrift, ver
meldende den prijs der overvaart, waaromtrent echter, zooals
hij straks heeft medegedeeld eene boete-bepaling in het con
tract zal worden opgenomen.
De heer van Sloterdijck moet na de gevoerde discussies
verklaren, dat ook hij niet met het voorstel is ingenomen.
Het komt hem voor dat, waar bij verpachtingen openbare concur
rentie voor de hand ligt en regel is, voor eene onderhandsche
verpachting wel gewigtige redenen moeten bestaan, om daaraan
de voorkeur te geven. Er zal nu dus duidelijk moeten blij
ken dat de geboden pachtsom hooger is, dan bij eene open
bare verpachting zal kunnen worden bedongen, en dat de
bediening zoo goed isals wel met mogelijkheid kan worden
gewenscht.
Wat het eerste punt betreftspr. heeft van den heer Troelstra
vernomen, dat de pachtsom van ƒ1000 den doorslag heeft
gegeven. Hij moet er bij burgemeester en w ethouders evenwel
op wijzen, dat dit van invloed koude zijn op het pontveer bij
het ziekenhuis, maar dat het te betwijfelen is, of dat ook het
geval kan zijn met het veer bij de vischmarkt, waarvan de pacht
som 160 bedraagt. Nu is 't wel waar, dat van de eene pont
veel meer gebruik gemaakt wordt dan van de andere, doch
dat verschil is niet in verhouding gelijk aan het verschil in
de pachtsommen. De pachtprijs van de pont bij de vischmarkt
kan hooger zijn. Men heeft hier nu wel te doen met één
pachterdiewat hij op de eene pont misschien te weinig
ontvangtdat op de andere inhaaltdoch voor het schatten
van de opbrengst en voor het beschikken op bet onderwerpe-
lijk verzoek, moet iedere verpachting op zich zelve beschouwd
worden. De gemeente moge gebaat worden bij eene onder
handsche verpachting naar de tegenw oordige pachtsom van het
pontveer bij het ziekenhuismaar zeker niet bij die van hel
veer bij de vischmarkt.
Wat het tweede punt aangaat, spr. stelt eene goede bedie
ning zóóveel hooger dan een groote pacht, dat hij om die
reden van eene publieke verpachting zoude willen afzien, ook
omdat het publiek, hetwelk profiteert van eene goede bediening,
een ander is dan dat, hetwelk voordeel hooit van een hooge
pachtsom. De heer van der Scheer zeide ook reeds teregt
dat een pontveer, dat aangelegd is om eene brug te vervangen,
geene groote baten voor de gemeente behoeft af te werpen.
Dat geachte lid heeft ook reeds zooveel van zijne eigene
ervaring omtrent het pontveer bij het ziekenhuis medegedeeld,
dat spr. er niets zal bijvoegen. Alleen nog een enkel woord
omtrent de pont bij de Oosterkade. Daar de beide veren
door één persoon zijn gepachtis het natuurlijk onmogelijk
dat deze ze beide tegelijk bedienen kan. Burgemeester en
wethouders hebben hem dus zeker verlof gegeven, om die aan
de Oosterkade door een ander persoon te do n bedienen
waarbij men mag veronderstellen dat deze persoon bij dat col-
legie bekend zal zijn, daar het niet is aan te nemen, dat het
verlof in het algemeen zou zijn gegeven, maar spr. moet dan
wel de aandacht er op vestigendat steeds eene belangrijke
fluctuatie in het bedienend personeel plaats hebben. Hoofd
zakelijk is één persoon er mede belastdoch deze laat zich
vaak tijdelijk door anderen vervangen, waarvan burgemeester
en wethouders zeker geen kennis dragennu eens door een
man dan weer door een jongen, vaak zelfs door een schoor
steenveger in het tenue van den dag. Het is in ieder geval
geene omstandigheid, welke van eene onberispelijke bediening
getuigt, die eene onderhandsche verpachting wenschelijk zoude
doen zijn.
Het is spr. dus niet duidelijk, waarom het gemeentebelang
bij eene onderhandsche verpachting gebaat zal worden, en aan
eene dergelijke boven eene publieke de voorkeur moet worden
gegeven. Hij heeft met genoegen vernomen, dat burgemeester
en wethouders zich niet tegen eene openbare verpachting zul
len verklarenen zal dus zijne stem onthouden aan het aan
hangige voorstel.
De heer van Harinxma thoe Slooten komt er voor uit, dat,
'T. ii
lJ 3TL.-
|k. j.m
-