2."> Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 Maart 1886. indien niet eene zoo hooge som was gebodenhij met de denkbeelden van den heer van Sloterdijek zoude medegaan. Hij heeft zich echter nu door dat hooge bedrug laten leiden. Beweert dat geachte lid dat de eene pacht hoog, doch de an dere bescheiden is, dan wenscht spr. dat beweren meer toegelicht te hebben. Konde men zich beroepen op vroegere pachten, die hooger waren en ware door ongunstige omstandigheden in de laatste jaren de pacht gedrukt geweestdan zou spr. zich kunnen scharen aan de zijde der voorstanders van eene publieke verpachting. Maar hij gelooft dat voor het tweede pontveer nooit hooger pacht dan f 160 is betaald, en, dat men van de beide pontveren gezamenlijk nooit meer heeft gemaakt dan de tegenwoordige pachtsommen te zamen, staat vast, zoo dat de vrees niet ongegrond is, dat bij eene publieke verpach ting de pachten minder zullen opbrengen. Het voorstel van burgemeester en wethouders is dus volkomen juist en strekt om eene mindere ontvangst te voorkomen. Spr. zal den pachter niet in bescherming nemen, maar waar gezegd wordt dat de pachter niet direct een persoon van aan- gen; me vormen is en gewezen wordt op het verschil in het publiek, dat profiteert van eene goede bediening en dathet welk voordeel heeft bij een hoogere pacht, daar moet spr. doen opmerken, dat eerstbedoeld publiek bestaat uit personen, die niet buitengewoon gevoelig zijn voor eene aan vormen minder rijke behandeling. Bovendien zijn hem hierover van die zijde noch officieus, noch officieel klagten ter oore gekomen. Hij acht 't dus het beste, om het voorstel aan te nemen. De heer Troelstra wenscht, in aansluiting aan de woorden van den heer van Harinxma, er aan te herinneren, dat in 1880 aan Nijdam de pont bij de vischmarkt onderhands is verpacht voor ƒ150 en in 1883 bij publieke verpachting is gegund voor ƒ160. Daaruit vloeit z. i. voort dat voor het oogenblik geen hoogere pacht kan worden verwacht. Spr. is het met den heer van Harinxma eens, dat de gemeente waar schijnlijk nadeel zoude ondervinden bij eene openbare ver pachting. Spr. komt nog even terug op het gezegde van den heer van Sloterdijekdat hij meer belang stelt in eene goede be diening. Wil men dit vooral in het oog houden, dan zal men een anderen weg moeten inslaandan eene verpachting aan den meestbiedende. Men zal dan bekend moeten maken dat de pont bij het ziekenhuis bijv. voor /'800 zal worden verpachtmen zal de gegadigden daarvoor moeten oproepen en dan uit de mededingers eene keus doen. Wordt bij pu blieke verpachting een hoog bod gedaan, dan ligt het voor de handdat de pachter er nog meer uit zal trachten te halen, dan nu reeds het geval schijnt te zijn. Spr. neemt aan dat de pachter vriendelijker ziet wanneer hem een cent, dan wan neer hem een halve cent wordt aangeboden, maar hoe hooger de pacht isdes te meer aanleiding zal daarvoor bestaan. Spr. is van oordeel dat de pachter flink op de hoogte is <m een ander niet meer kan biedenterwijl er voor hem geen grond genoeg bestaat om, bij eene publieke verpachting, den tegenwoordigen pachter daarvan uit te sluiten. De heer Minnema Buma schaart zich ook aan de zijde van hendie eene publieke verpachting willendoch niet op de reeds ontwikkelde grondenn.l. de persoonlijkheid van den pachter. Hij zou gaarne in de voorwaarden eene wijziging zien aangebragtwaardoor een maatregeldie nu reeds door den pachter in zijn belang wordt toegepast, doch op losse schroeven staat, vast zou worden geregeld. Er is n.l. door een der vorige sprekers op gewezendat tot de op te brengen pacht vooral wordt bijgedragen door minvermogenden, werklie den en hunne schoolgaande kinderen de pachter heeft reeds onderhands de gelegenheid gegeven om zich te abonneren voor een bepaald tijdvakwelk abonnement hij echter berekent naar de gemiddelde ontvangst per persoon en per jaar. Nu wenschte spr. een openbare verpachting en dan in de voorwaarden op te nemen de bepaling dat door huisvaders door hunne schoolgaande kinderen en door werkliedendie zooals gezegd is, wel eens ƒ10 in het jaar aan pontgeld be talen een miniem bedrag zal worden betaald bij wijze van abonnement. Voor spr. en die zijner medeburgers, die slechts zelden van de pont gebruik maken, is een halve cent niet te veel, doch voor minvermogenden loopt dat bij veelvuldig ge bruik tot een te aanzienlijk bedrag op. Daarom wenscht hij het abonnement hij de voorwaarden vast te stellen en dat niet langer afhankelijk te doen zijn van het belang en den wil van den pachter. De Voorzitter meent de woorden van den laatsten spreker zoo te mogen opvatten, dat die als motie wenscht voor tel stellen de behandeling dezer zaak aan te houdenom burge meester en wethouders vooraf in de gelegenheid te stellen voorwaarden voor eene publieke verpachting in den door hem gewenschten zin op te maken. De heer Minnema Buma heeft voorloopig deze aangelegen heid alleen ter sprake willen brengen, doch, nu het blijkt dat zijn gevoelen gedeeld wordt, doet hij daartoe het voorstel. Dit wordt voldoende ondersteund en in behandeling ge- nomen. De heer Plantenga acht deze wijze van handelen een omslag- tigen weg. Hij vindt het rationeel om eerst het voorstel van burgemeester en wethouders in behandeling te nemenomdat door het al of niet aannemen daarvan de zienswijze van den raad kenbaar zal worden gemaakt. Bij eene eventuele afstemming van de motie toch weet men nog niet of de vergadering al of niet met het voorstel van burgemeester en wethouders medegaat. Slechts drie sprekers hebben zich daartegen ver klaard van de overige leden is de zienswijze geheel onbekend, Het kan zijii dat het voorstel wordt aangenomendoelt verwerping is ook mogelijk en dan nog op geheel andere gronden, als in de motie vervat zijn. De Voorzitter ziet niet in dat het een omslagtige weg zal zijn. Iederdie het voorstel van burgemeester en wethouders wenscht aan te nemen zal natuurlijk tegen de motie stemmen. Men zal dan hoogstens eene dubbeledoch ook veel zuiverder stemming verkrijgen. De heer Troelstra gelooft dat de motie ten doel heeftom in overweging te geven of het niet wenschelijk warein het contract de bepaling op te nemendat een abonnement zal orden opengesteld. Hij ziet echter weinig heil in die bepaling ten eerste moet de vraag gedaan wordenhoe hoog of liever hoe laag het abonnement moet worden gestelden waarvan dat afhankelijk zal worden gemaakt. Nu reeds geeft de pachter gelegenheid om zich te abonnerenen het spreekt van zelf, datwanneer het niet bijzonder voordeelig uitkomt, men daar toe niet overgaat en liever telken male bij het overzetten het gewone tarief betaalt. Er is reeds herhaaldelijk beweerddat er werklieden zou den zijn, die jaarlijks ƒ10 aan veergeld betalen. Spr. betwij felt datwant hij kan zich niet begrijpendat een arbeiders gezin zulk eene som voor dat doel zou kunnen missen. Bij slecht weer en wanneer men haast heeft, zal men in den regel van de pont gebruik maken. Spr. woont zelf ook in die buitenwijken kan de verzekering geven dat hij zelf en zijne schoolgaande kinderen in die gevallen hunnen weg door de pont bekorten. Dit zal ook wel het geval zijn met de meeste arbeiders. TV elke regelen voor het abonnement gesteld moeten worden, is spr. niet duidelijk. Zal daarbij in aanmerking moeten worden genomen het getal leden van een gezin? Moet het bij voor uitbetaling gesloten worden Maar dit zou zeker voor velen nog al bezwarend zijn. Hij wenscht het over te laten aan den pachter. Geeft het geen voordeel, dan zul men geen abonnement aangaan. Spr. ziet dus geen nut in dergelijke bepaling, terwijl zij door de onzekerheid van de opbrengst van belangrijken invloed op de pachtsom zou kunnen zijn. De heer van Sloterdijek maakt de motie vast aan de motie ven, die de heer Minnema Buma tot toelichting heeft aange voerd. Deze wil n.l. publieke verpachting en in de voorwaarden eene bepaling omtrent een abonnement opnemen. Spr. heeft daartegen bezwaar. Het ligt in den aard der zaak, dat waar nu reeds aanmerking op de bediening van de pont wordt ge maakt, deze er niet op zal verbeteren, althans niet tegenover de geabonneerden, want de pachter heeft er dan minder belang bij. Terslag der handelingen van den Maar bovenal moet men niet vergetendat het hier een belasting betreft, en met het oog daarop bestaan er theoretische bezwaren tegen een abonnement. De pachter kan dat onder hands doen, dat is zijne zaak, doch bij verordening een abon nement op eene belasting vast te stellen, gaat niet op. Daar nu dit de geest van de motie isom bedoelde w ijziging in de voorwaarden aan te brengen, zal spr. er zich tegen verklaren. Dan zou het nog verkieselijker zijnom de veergelden bij gaardering te innen. In ieder geval is spr. tegen de motie omdat hij in uitstel der behandeling geen heil ziet. De heer van der Scheer moet den heer van Harinxma nog doen opmerken dat het publiek, dat het meest van het pont- veer gebruik maakt, wel degelijk prijs stelt op eene welwillende behandeling. Spr. ziet toch dagelijks tal van moeders hunne kinderen naar de pont brengen, om een wakend oog te kun nen houden over de manier van handelen van den pachter tegen over de kinderen. De heer van Harinxma thoe Slooten zal den vorigen spreker niet beantwoorden, daar deze buiten de orde gaat en spr. dan nog meer daarbuiten zou moeten gaan. Aan de orde is nu de motie van den heer Minnema Buma. Na hetgeen tegen die motie door den heer van Sloterdijek is gezegdzou spr. van het woord kunnen afzienindien hij niet nog op céue omstandigheid wilde wijzen. Men heeft het heden willen doen voorkomenalsof voor sommige huisvaders uit den arbeiders stand eene uilgaaf van ƒ10 voor veergeld noodzakelijk en onvermijdelijk ware. Deze bewering schijnt spr. de vrije uiting te zijn van eene rijke phantasie. Dat cijfer is toch zeker zeer fictief. Juist in liet belang van de werklieden hebben burgemeester en wethouders bovendien bevolen, om op bepaalde uren van den dag de verschillende bruggen te doen vastleggen. De overvaart met de pont is dus niet onvermijdelijkdoch tot bekorting van den weg vrijwillig, en daarom is het niet gewenscht om een abonnement open te stellenalthans niet bij eene bepaling in het contract. De heer Minnema Buma wenscht met een enkel woord den heer van Sloterdijek te beantwoorden. Deze heeft in de eerste plaats gezegd, dat de bediening niet beter zou worden, althans tegenover de geabonneerden. Dit betreft echter de uitvoering, en burgemeester en wethouders zijn daar om den pachter aan zijne verpligting te houden, om tegenover iedereen, ook tegen over geabonneerden beleefd en welwillend te zijn. tn de tweede plaats ziet spr. niet in waaromwanneer bij te Leeuwarden, van den 9 Maart 1886. 26 verordening het tarief voor een overvaart op een halve cent wordt bepaalddan tevens niet een prijs voor het meermalen overvaren, bij een abonnement, kan worden vastgesteld. De overvaart is vrijwillig, dat geeft spr. toe, doch allen, die van den zuidkant af in het oost en noord-oostelijk gedeelte van de stad willen zijn, zouden dwaas ilocn door over de bruggen te gaan en alzoo een grooten omweg te maken, terwijl er toch een pont ten hunnen gebruike ligt. Het is dan toch ook billijk dat voor het dagelijks meermalen overvaren de prijs wordt verminderd. Spr. herhaalt 't, 'dat z. i. de pachtsom te hoog is in verhouding tot de kosten, die het onderhoud der pont voor de gemeente medebrengt, in verband met de omstandig heiddat dat hooge bedrag hoofdzakelijk wordt geïnd van minder vermogenden. De beraadslagingen worden hierop gesloten. De motie van den heer Minnema Buma wordt nu in stem ming gebragt en verworpen met 11 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de heeren van der ScheerKeeling Brouwer en Minnema Buma. Daarop wordt het voorstel van burgemeester en wethouders in stemming gebragt en verworpen met 9 tegen 5 stemmen. Vóór stemden de heeren Dirks, Plantenga, Troelstra, van Harinxma thoe Slooten en Dijkstra. Alsnu wordt op voorstel van den voorzitter besloten aan J. Nijdam te berigtendat zijn verzoek, om de pontveren onderhands op nieuw te pachten, niet kan worden ingewilligd en worden burgemeester en wethouders gemagtigd om de op komsten dier veren in het openbaar te verpachten op de door dat collegie vast te stellen voorwaarden. 11. Voorstel van burgemeester en wethouders lol aankoop en overneming van strookjes grond gelegen aan den weg Ac/tier de llooen. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van dit voorstel besloten Behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten, van den heer J. Bieruma Oosting en verdere eigenaars van grond gelegen ten zuidwesten van den weg Acher de Hoven voor de gemeente in eigendom over te nemen de strooken grond op de bij het voorstel overgelegde teekening aangeduid voor zoover die niet gratis worden afgestaan tegen eene som door deskundigen te bepalen, en verder op voorwaarden nader door burgemeester en wethouders vast te stellen. De voorzitter sluit hierop de vergadering. OEÜUlKt BH 1. Cf. I.» IWfcKSTClX. LKIAW'ABDE*.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1886 | | pagina 3