28
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 23 Maart 1886.
III. Burgemeester en wethouders uit te noodigen te zijner
tijd de vereischte finautiële voorstellen aan te bieden tot be
strijding van de kosten aan de sub 1 van dit besluit bedoelde
verbetering verbonden.
Wordt voor de leden ter visie gelegdom in eene volgen
de vergadering te worden behandeld.
11. Het verslag van rapporteurs uit de sectiën betreffende
de behandeling van het kohier der directe belasting op het
inkomen, dienst 1886.
Dit verslag zal in eene volgende buitengewone vergadering
worden behandeld.
IV. "Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten.
1. Foorstel van burgemeester en wethouders tot het doen van
af- en overschrijvingen op de gemeente-begrootivg dienst 1885.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming worden achtereen
volgens vastgesteld de drie door burgemeester en wethouders
aangeboden ontwerp-besluiten, strekkende
a. tot af- en overschrijving van artikelenwaarop zal be
schikbaar blijven op het fonds voor onvoorziene uitgaven.
b. tot het verleenen van toestemming aan burgemeester en
wethouders om de in het aangeboden ontwerp-besluit sub lett.
b omschreven artikelen te versterken, krachtens daartoe bij de
begrooting verleende magtiging
c. tot afschrijving van het fonds voor onvoorziene uitgaven
wegens posten van uitgaaf, die hare omschrijving niet op de
begrooting vinden en waarvan het bedrag als buitengewone
uitgaaf in de gemeente-rekening zal worden verantwoord.
2. Rapport der raads-commissie omtrent de door burgemeester
en wethouders voorgestelde wijziging der gemeente-begrooting
dienst 1885.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform
liet advies der commissie besloten de voorgestelde wijziging
goed te keuren.
3. Rapport der raadscommissie omtrent eene aanvraag van
het bestuur van het nieuwe stads-weeshuis om magtiging tot het
doen van af- en overschrijvingen op de begrooting dier instel
lingdienst 1885.
Conform de conclusie van dit rapport wordt besloten de
voorgestelde af- en overschrijvingen, beide tot een bedrag van
2670.goed te keuren.
De heer Beucker Andreae onthoudt zich van medewerking
tot dit besluit.
4. Foorstel van burgemeester en wethouders om over te gaan
lot nitloling van aandeelen in geldleeningen.
Dit voorstel strekt om over te gaan tot uitloting van
a. 30 aandeelen ieder ii ƒ1000 der 41/2 °/0 geldleening
aangegaan krachtens raadsbesluit van 26 November 1874 tot
een bedrag van 40000, en
b. 07 aandeelen ieder ii 1000 der 4'/, °/0 geldleening
ten behoeve dezer gemeente aangegaan, ingevolge raadsbesluit
van 13 Mei 1875 tot een bedrag van ƒ90000.
Dienovereenkomstig besloten zijndewordt tot uitloting
overgegaan en worden ter aflossing aangewezen van de
geldleeninsr sub a de nos. 36, 40, 30, 35, 6, 33, 2,
28, 11, o, 38, 34, 27, 24. 31, 16, 18, 9, 7, 39, 8, 19, 26,
13, 20, 25, 37, 17, 21 en 1 en van de leening sub b ver
meld de nos. 61, 66, 15, 44, 12, 41, 10, 22, 90, 47, 78,
51, 14, 28, 56, 42, 59, 50, 20, 34, 21, 72, 71, 79, 2,
63, 62, 37, 49, 75, 67, 4, 87, 6, 58, 68, 70, 7, 13, 45,
32, 30, 36, 48, 88, 85, 65, 54, 73, 11, 27, 74, 5, 29, 80,
39, 1, 76, 25, 38, 53, 64, 55, 77, 18, 84, 17.
5. 7 oorstel van burgemeester en wethouders tot het verhe
ven van eervol ontslag aan den ouderwijzer O. Kloosterman.
Conform de conclusie van dit voorstel wordt besloten om
met ingang van 18 April e.k. aan O. Kloosterman overeen
komstig diens verzoek eervol ontslag te verleenen als onder
wijzer aan de gemeenteschool no. 5.
6. Foorslel van burgemeester en wethouders omtrent een
verzoek van den heer F. Fontein Tuinhout om alsnog op de
kiezerslijsten ie worden gebragt.
Overeenkomstig de conclusie wordt zonder hoofdelijke stem
ming en discussie besloten
den lieer F. Fontein Tuinhout alsnog te brengen op de
lijsten van kiezers van leden van den gemeenteraad, de Tweede
kamer der Sta ten-Generaal en de Provinciale staten voor deze
gemeentemet een bedrag (hoofdsom en rijksopcenten) in de
grondbelasting van ƒ205,59.
7. Foorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
van de verordeningregelende het meien en wegen van granen
zaden en peulvruchten [gemeenteblad na. 3 van 1885.)
(Zie bijlage no. 3 tot het verslag van 's raads handelingen.)
De algemeene beraadslagingen over dit voorstel worden geopend.
De heer Dijkstra erkent dat hij eenige moeite had gehad,
om in deze aangelegenheid voor zich zelf tot eene beslissing
te komen. Hij is er eindelijk toe gekomen, na de zaak ge
heel van de bij-omstandigheden te hebben losgemaakt en zich
alleen tot de hoofdzaak van het voorstel te hebben bepaald.
Dit heeft ten doel om over te gaan tot wijziging van een
tarief, dat in 1885 na rijp beraad en ernstige overwegingen
is vastgesteld in tegenovergestelden zin als nu wordt voorge
steld. De toenmalige verlaging van het tarief vond haar oor
zaak in den verminderden aanvoer van granen, en om in dien
toestand verbetering aan te brengen, meende men een lager en
concurrerend tarief te moeten vaststellen.
Dat tarief is eerst sinds Mei 1885 in werking en wanneer
men daarbij bedenkt dat het onder zeer abnormale omstandig
heden heeft gewerkt, dan vindt spr-, geen voldoende gegevens
om reeds nu daaruit te besluiten dat het tarief minder goed
werkt. Allerlei omstandigheden toch leidden er toe, of dat
er in het een of in het ander jaar minder producten aan de
markt werden aangevoerd, dan in een vorig jaar, of dat de
producten nu eens meer, dan weer minder van de eene hand
in de andere werden omgezet en zoodoende meer of minder
in handen van de meters-wegers komen. Spr. acht het dus
te gewaagd om nu reeds het bestaande tarief te wijzigen en
zou liever daarmede willen wachten totdat er betere gronden
voor de noodzakelijkheid dier wijziging bestaan.
Ten slotte wenscht spr. te doen opmerken dat uit de over
gelegde adviezen van de kamer van koophandel en de beurs-
commissie blijkt, dat deze beide corporaties in principe ge
stemd zijn tegen verhooging van het tarief.
De heer Menalda achtte het voor burgemeester en wethou
ders geen gemakkelijke taak, toen ten fine van praeadvies in
hunne handen werd gesteld het adres der meters—wegers,
houdende het verzoek om tegemoet te komen aan hunne be
zwaren tegen het bestaande tarief, in verband met de vermin-
dering hunner loouen, die beneden het peil waren, dat men
mag stellen voor mannen, die van wege het gemeentebestuur
aangesteld, een werk van vertrouwen verrigten. De zorg
blijkbaar aan dit voorstel besteed bewijstdat burgemeester
en wethouders zich die taak niet al te gemakkelijk ge
maakt, haar niet te ligt hebben geteld. Of zij echter geslaagd
zijn in de poging, om de zaak tot een bevredigend eind te
brengen, spr. zou gaarne die vraag toestemmend beantwoorden,
omdat het hem gaat als zeker de meesten zijner medeleden,
die deze zaak, waarover reeds zooveel is gesproken, thans voor
goed zouden willen beëindigen.
Maar evenals de heer Dijkstra heeft spr. tegen het voorstel
ernstige bezwaren. Ten eerste omdat de voorgestelde maat
regel geen doel zal treffen. Want wat is het geval De
meters-wegers en hun kommandeur stellen voor het tarief te
verhoogen, doch zij geven daarbij tevens te kennen, dat al
wordt hun verzoek toegestaan, zij toch 2ü°/0 minder loon dan
vroeger zullen hebben. Bij geheele aanneming dus van hun
verzoek, zal toch niet kunnen worden gezegd, dat hunne loo-
nen bevredigend zullen zijn. Nu hebben burgemeester en
wethouders evenwel niet geheel en al het voorstel van de
meters gevolgd, doch enkele cijfers, door hen voorgesteld, ver
laagd, waaruit is af te leiden, dat het cijfer van 2ü°/0 hooger
en de loonen dus nog minder bevredigend zullen worden.
Er is echter meer. De loonen zullen volgens het voorstel
van burgemeester en wethouders, wat het omslaan betreft, in
enkele gevallen toch zoo verhoogd worden, dat zij zelfs meer
dan volgens het oude tarief zullen bedragen, hetgeen strijdt
tegen het, na ernstige beraadslagingen en rijp overicg vastge
steld beginsol, dat het tarief in het belang van den handel
moest worden verlaagd.
Het heeft spr. verwonderd, dat burgemeester en wethouders
een denkbeeld, dat hun aan de hand is gedaan, niet voldoende
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 23 Maart 1886.
29
de overweging waardig hebben gekeurd, om daarover de ziens
wijze van den raad te vernemen. Hij bedoelt n.l. dadelijke
vermindering van het getal meters-wegers. Hij weet wel, dat
daaraan eenig bezwaar is verbonden, maar welke maatregel
men ook zal nemen, geen enkele zal zonder bezwaar zijn.
Dat denkbeeld van vermindering van het getal meters is reeds
6 jaren lang door de kamer van koophandel voorgestaan,
zonder dat zij kon bespeuren, dat het eenigen ingang vond
bij burgemeester en wethouders, anders dan door de erkenning,
dat men bij sterfgevallen de opengevallen plaatsen niet zoude
vervullen en zoodoende langzamerhand tot het getal van 14
meters konde geraken. Nu er echter onmiddellijk een maat
regel tot verbetering der loonen dient te worden genomen, nu
gaat 't niet aan om te wachten, maar zal, naar spr. meent,
dadelijke vermindering van het getal het eenige redmiddel
zijn.
Hij wenscht dat door een enkel voorbeeld te staven. Door
burgemeester en wethouders wordt opgegeven, dat van Mei
tot en met December van het voorgaande jaar per man en
per week f 5.34 is verdiend. Dergelijk loon is natuurlijk
hoogst onvoldoendemaar neemt men aan dat de meters, zoo
als door burgemeester en wethouders wordt opgegeven, gedu
rende genoemd tijdsverloop te zamen 3370 hebben ontvan
gen en deelt men dat bedrag door 14, dan krijgt men een
loon per man en per week van 7 ongeveer, hetgeen over
het geheele jaar 1885 ook volgens de opgaven van burgemees
ter en wethouders eene verhooging van het loon tot f 7.80
oplevert. Nu weet spr. wel dat wanneer het getal meter-wegers
wordt verminderd, dikwijls op drukke dagen, bijv. des Vrijdags
meer hulppersoneel in dienst zal moeten worden genomen en
de loonen voor de vaste meters daardoor wel eenigszins zullen
verminderen, doch dat zal geenzins in die mate het geval zijn,
dat zij de voordeelen der door hem gewenschte regeling te
zeer zouden verkleinen. Bovendien is bij de beschouwing,
dat de loonen per week en per man het cijfer van 8.40
moeten bereiken, niet genoeg gelet op de afneming der loonen
ook onder het oude tarief, want in 1882, 1883 en 1884 is
dat loon nooit verdiend.
Het komt spr. dus voor dat de eenige weg om tot het ge
wenschte doel te geraken, zal zijn het verminderen van het
getal meters-wegers.
Dat het tegenwoordige tarief te laag is, daarvan zeggen
burgemeester en wethouders vast overtuigd te mogen zijn.
Spr. behoort niet tot de gelukkigen die zich reeds na een
proefneming gedurende zoo korten tijden dan nog wel onder
ongunstigeabnormale omstandighedeneen gegrond oordeel
over een zaak kunnen vormen. Hij zou daarom het tarief
liever voorloopig laten gelijk het is, doch, om tot een beteren
toestand te gerakeneen maatregel nemen die reeds herhaal
delijk aan de hand is gegaann.l. het getal der meters-we
gers verminderen. Daaraan zijn bezwaren verbondenmaar
aan welken maatregel zijn ze dat niet Men zal daarover
moeten heen stappenom aan nog grooteren te ontgaan.
In Franeker heeft men twee meters en twee plaatsvervangers,
vier dragers en twee plaatsvervangers. Spr. heeft wel geen
verstand van den graanhandel en wat daarmede in verband
staat, maar meent het toch voor zeker te mogen houden
dat, waar dit getal in Franeker voldoende is, een getal van
14 meters-wegers in deze gemeente niet te gering zal zijn.
Des "Vrijdags is hier wel groote druktedoch men kan dan
voor dien dag hulp vragen.
Spr. meent nog te moeten wijzen op eene onjuistheid in
het voorstel van burgemeester en wethouders. Deze zeggen
dat het getal meters-wegers bij het in werking treden der
nieuwe verordening gelijk is gebleven en door henna de
beurs-commissie te hebben gehoord, opnieuw 18 zijn aange
steld. Er wordt dus beweerddat de beurs-commissie zou
geadviseerd hebben om 18 meters-wegers aan te stellen. Spr.
verwonderde zich daarover en heeft daaromtrent nadere in-
formatiën ingewonnenwaarbij hem is gebleken dat zij, de
beurs-commissie, geadviseerd heeft tot aanstelling van 15 me
ters-wegers en later van burgemeester en wethouders berigt
heeft ontvangen dat deze geene vrijheid vondendat advies
te volgen, maar 18 meenden te moeten aanstellen. Spr. re
leveert dat om de juiste zienswijze van de beurs-commissie te
doen uitkomendaar natuurlijk het advies van dergelijk col-
legie hier van invloed kan zijn.
Spr. eindigt nu met voor te stellen dat door de vergadering
de volgende motie worde aangenomen
„De Raad, overwegende dat eene wijziging van de verordening,
regelende het meten en wegen van granen enz., naar
aanleiding van een adres van meters-wegers en hunnen kom
mandeur door burgemeesters en wethouders voorgesteld, niet
raadzaam schijnt, omdat bedoelde verordening nog te kort in
werking is, om reeds nu te worden beoordeelt,
stelt het adres bovengenoemd opnieuw in handen van bur
gemeester en wethoudersmet verzoek om te overwegen op
welke wijze op andere wijze aan het bezwaar van adressanten
bovengenoemd kan worden tegemoet gekomen b.v. door dade
lijk tot. vermindering van het getal meters-wegers over te gaan
en een voorstel daartoe in te dienen zoo spoedig mogelijk."
Deze motie wordt voldoende ondersteund en in behandeling
genomen.
De heer van Sloterdljck heeft de motie mede ondersteund
omdat ook hij eenige bedenking tegen het voorstel heeft.
Ten eerste komt hem de maatregel prsemaiuur voor, wegens
de beperkte ondervinding. Maar in de tweede plaats gelooft hij,
dat het onderzoek van burgemeester en wethouders niet geheel
volledig is geweest. Hij brengt overigens alle hulde aan de
zorg waarmede deze taak door hen is opgevat, die zeker niet
tot de aangenaamste behoordedaar deze aangelegenheid reeds
zoo dikwijls onder hunne aandacht is gebragt, maar waar de
ondervinding heeft geleerd, dat de regten voor het meten en
wegen weinig hebben opgebragt, niettegenstaande thans het
tariel is verlaagddaar diende z. i. wel te worden onderzocht,
of niet in de verordening andere gebreken schuilen, of daarin
niet eenige andere bepaling voorkomt waarvan de handel niet
gediend is en die de oorzaak van de mindere opbrengst kan
zijn. Spr. kan er op dit oogenblik geene aanwijzenmaar
beschouwt het toch niet als geheel onmogelijk. Wanneer in
den staatopgenomen in het voorstelde kolom voor de
gemeten hectoliters ware voorafgegaan door eene kolom aanwij
zende het getal hectoliters van het alhier verhandelde
graan dan zouden het aantal verhandelde en het aantal ge
meten hectoliters kunnen worden vergeleken en daaruit worden
opgemaaktin hoever de handel gebruik maakt van de dienst
der meters-wegers. En indien bet verschil dan belangrijk
mogt blijken, dan ware de oorzaak hiervan misschien in de
verordening te vinden.
Burgemeester en wethouders zeggen in hun voorstel„Het
mindere bedrag is echter niet uitsluitend veroorzaakt door het
lagere tarief, maar tevens door de omstandigheid dat de ge
meten hoeveelheid in het vorige jaar 24,551 hectoliter is ge
bleven beneden het gemiddelde van de jaren 18751884", en
voegen daaraan toe „Deze omstandigheid meenen wij bui
ten beoordeeling te moeten laten." Spr. is echter juist vaneen
tegenovergesteld gevoelen. Er moet z. i. worden uitgemaakt
welke de oorzaak is, de meest afdoende oorzaak, waarom
thans een lager cijfer dan het gemiddelde wordt bereikt. Is
dat een gevolg van vermindering van producten of van ver
minderden omzet, of wel, wil de handel geen gebruik maken
van de meters-wegers? In het laatste geval zou den handel
kunnen worden gevraagdwelke bepaling in de verordening
hinderlijk was en zou men daaraan misschien kunnen tege
moet komen.
Spr. gelooft dat verhooging van het tarief alleen dan raad
zaam zoude zijn, wanneer geen andere oorzaak voor den ach
teruitgang kan worden aangewezenwant indien nu ten bate
der meters-wegers de regten werden verhoogddan zal spoe
dig van de zijde van den handel een adres inkomenhouden
de bezwaren tegen die verhooging en men zal wederom staan
voor eene wijziging van het tariefdan ten bate van den
handel.
In hoeverre nu het in de motie van den heer Menalda aan
bevolen middel steun verdient, dienaangaande wenscht spr.
wel het advies van burgemeester en wethouders te vernemen.
Want, zoo hij zich niet vergist, is vroeger tegen eene ver
mindering van het personeel aangevoerd, dat de handel welligt
veel gebruik van de weeghuisjes zoude maken en daartoe dan
veel bedieuing noodig zoude zijn. De opgedane ervaring heeft
doen ziendat van die huisjes weinig of geen gebruik wordt
gemaaktzoodat geen personeel voor bediening daarvan
noodig is.