30
"Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 23 Maart 1886.
Een en ander is voor spr. aanleiding geweest om de motie
ie ondersteunen.
De heer Troelstra had niet verwacht, dat tegen dit voorstel
zooveel oppositie zoude zijn. Het betreft hier toch eene zaak
van weinig gewigt. Ten gerieve van den handel is eene ver
ordening omtrent het meten en wegen vastgesteld en daarvoor
zijn meters-wegers benoemddoch niemand is gehouden van
dien maatregel gebruik te maken. En nu komt alles neer op
«Ie vraag, of enkele stuivers meer of minder meetloon zullen
worden betaalden wel terwijl niemand ontkent dat het loon
der meters-wegers thans te gering is en sommige sprekers er
kennen dat de regeling dezer zaak nog al hare lastige zijde heeft.
Niet alles wat tegen het voorstel is aangevoerd is intusschen
even zwaarwigtig. Zoo heeft de heer Dijkstra wel eenige beden
kingen in het midden gebragt, doch geene grondige argumen
ten. Diens eerste bezwaar was, dat het eene wijziging betreft
van een maatregel die na rijp beraad is vastgesteld. Spr.
erkent dit en voegt er aan toezelfs op krachtigen aandrang
van de organen van handel en landbouw in deze gemeente.
Maar dat beteekent op zich zelf weinig. Na rijp beraad,
ja op krachtigen en herhaalden aandrang is ook besloten tot
stichting van meet- en weeghuisjes. De kamer van koophandel,
de beurs-commissie, de maatschappij van landbouw en ongeveer
200 personen, die het meten en wegen van granen op onzijdig
terrein wenschelijk achtten, hebben daarop aangedrongen, en
wij allen weten wat het resultaat is geweest. Yan de weeg
en meethuisjes wordt eenvoudig geen gebruik gemaakt. Men
verwachtte van dien maatregel en van de verlaging van het
meetloon meerderen aanvoer, en deze is eerder verminderd. De
heer van Sloterdijck meent wel dat eene vermindering van de
gevielen hoeveelheid graan nog niet bewijst dat de aanvoer
minder is geweestmaar spr. meent te kunnen verzekeren
dat daartusschen een behoorlijk verband bestaat. En waar
nu de heer Menalda burgemeester en wethouders een woord
van lof toezwaait voor de zorg, waarmede zij deze zaak hebben
onderzocht en behandeld, meent de heer van Sloterdijck, dat
zij hun onderzoek verder moesten hebben uitgestrekt.
Het dagelijksch bestuur heeft omtrent deze zaak de adviezen
van de kamer van koophandel en de beurs-commissie ingewon
nen welke adviezen zich bewegen alleen op het gebied van
het tarief en het weekloon dat de meters-wegers kunnen ma
ken en niets behelzen wat daar buiten gaater wordt geen
melding gemaakt van eene andere mogelijke of gewenschte
aanvulling van de verordening. Het lag dus niet op den weg
van burgemeester en wethouders bij de behandeling van het
verzoek der meters-wegers, om een onderzoek in te stellen
naar zaken waarnaar niet gevraagd werd en waarvoor geen
aanleiding bestond.
Burgemeester en wethouders hebben overigens ook nog den
kommaudeur der meters-wegers en de bijzitters geraadpleegd,
zoodat zeker niet met grond beweerd ker worden dat aan
deze zaak niet de noodige zorg is besteeu. Spr. is na dit
onderzoek overtuigd geworden dat de meerdere of mindere
aanvoer van granen niet afhankelijk is van een tarief dat een
paar stuivers hooger of lager is, maar van andere omstandigheden.
Dc granen n.l. uit Oost en West-Do ngerad eel worden niet
naar Franekermaar zoowel vroeger als nu hier ter markt
aangevoerd en het nieuwe tarief heeft geen aanleiding gegeven
dat uit andere gemeenten meer granen dan vroeger naar deze
gemeente worden gezonden. De meerdere of mindere aanvoer
hangt dus hoofdzakelijk af van den bouw in die streken.
Blijkt het nu dat het tarief te laag is, zoodat de meters-wegers
geene behoorlijke vergoeding erlangen voor hunne moeite en
eigenlijk een halt bestaan daarbij vinden, dan verliest de tweede
opmerking van den heer Dijkstra, dat wij de werking van het
tarief nog niet zouden kennenook hare kracht. Éen koop
man die, om meer debiet te verkrijgen, den prijs zijner waren
aanmerkelijk verlaagt, maar na een ervaring van tien maanden
ziet dat die maatregel slechte resultaten oplevertzou zeker
zoodanig tijdvak voldoende achten om den prijs weder te ver-
hoogen. Doch ofschoon de aanvoer in 1885 minder is geweest
dan in het voorgaande jaar, hebben burgemeester en wethou
ders zich op die vermindering niet uitsluitend gebaseerd. Zij
doen uitkomendat wanneer zelfs het gemiddelde aantal hec
toliters over de laatste 10 jaren werd gemeten en gewogen,
de meters-wegers gemiddeld per man en per week nog slechts
f 6.54 zouden verdienen. In 1885 is echter de gemeten en
gewogen hoeveelheid 25000 hectoliter beneden dat gemiddelde
gebleven. Werd dus de aanvoer belangrijk grooter, het loon
zou toch te miniem blijven.
Burgemeester en wethouders meenden derhalve dat het tarief
ervaring genoeg had opgeleverd, om tot de overtuiging te ko
men dat het te laag is. Het tarief heeft ook zijne geschiedenis.
In 1875 is het verhoogd, dus vóór dien tijd werd het ook
reeds te laag geacht. Die verhooging is geschied in overleg
met de kamers van koophandel te Harlingen en Franeker en
men had verwacht dat in die gemeenten het tarief ook ver
hoogd zou zijn geworden. Ware dit geschied dan zou hier
ondanks den verminderden aanvoer in de laatste jaren, waarschijn
lijk niet eens aan tariefs-verlaging zijn gedacht. Nu is het
echter veel te laag gesteld en wenschen burgemeester en wet
houders een bescheiden stap tot verhooging te doen. Want,
gaat men de voorgestelde wijzigingen na, dan blijkt dat de
meetloonen voor gestort graan in den grond der zaak eigenlijk
geene verhooging zullen ondergaan, 't Is eene andere indee
ling en er zal per 15 hectoliter worden gemeten en gewogen
omdat de usance dat medebrengt. Niettegenstaande tot nu
toe de berekening van het loon boven het last per 30 hecto
liter geschiedde, wordt toch altijd zooals door den kom-
mandeur is verzekerd gevraagd om per 15 hectoliter te
wegen en te meten. Bij omslaan is het nu voorgestelde tarief
iets hooger, maar, zooals spr. reeds herhaaldelijk heeft gezegd,
ook nog maar enkele stuivers, die echter voor de meters-wegers
van beteekenis zijn.
De lieer Dijkstra heeft gezegddat in het advies van de
beurscommissie doorstraalt, dat zij niet ingenomen is met eene
verhooging van het tarief. Wanneer spr. evenwel dat advies
inziet, dan leest hij daarin het volgende //De bovengemelde
//Verdienste van de meters-wegers zijnde eene betrekking
//waarbij vertrouwen hoofdzaak is hierover zijn wij het allen
z/eens, is te laag. Waren deze verdiensten na de invoering van
z/het sedert 1 Mei verlaagde tarief niet zoo laag geweest, dan
z/Zoudeu wij van meening zijn te mogen adviserenom nog
r/6 v. 7o jaar te wachten om tot verhooging van het tarief over
ute gaan" en de commissie eindigt met tot inwilliging van
het verzoek der meters-wegers te adviseren. Daaraan hebben
burgemeester en wethouders zich gehouden en spr. begrijpt
niet, en meent dat er veel scherpzinnigheid toe noodig is
hoe nu uit dat advies kan worden afgeleid, dat de beurs-com
missie eene dadelijke verhooging onraadzaam zou achten.
Nog een enkel woord aangaande de punten, door den heer
Menalda gereleveerd. Deze vroeg of de voorgestelde maatregel
wel doel zoude treffen. Spr. wijst er opdat gegeven zal
worden, wat gevraagd is, behalve eene kleine wijziging betref
fende de loonen bij omslaan van het graan voor grootere par
tijen. De reden van deze afwijking van het verzoek is be
hoorlijk gemotiveerd in het voorstel. Verder meent de heer
Menalda, dat de voorgestelde loonen hier en daar zelfs boven
die volgens het oude tarief zullen gaan. Spr. is nieuwsgierig
naar het bewijs van deze bewering. Volgens het oude tarief
wordt bijv. voor meetloon bij omslaan van 150 hectoliter ge
vraagd /'2.50 en nu zal volgens het voorstel daarvoor f 1.70
genoten worden. Dat is dus vrij wat lager.
De meters-wegers zullen nu wel niet ƒ8.40 per week kun
nen verdienen, ook niet bij een gemiddelden aanvoer als in de
jaren 18751884, maar toch meer dan volgens het bestaande
tarief, zonder dat men mag aannemen dat dit eenigen invloed
op den aanvoer zal hebben.
Het groote bezwaar echter van den heer Menalda bestaat
hierin, dat burgemeester en wethouders met voorstellenom
terstond tot vermindering van het getal meters-wegers over te
gaan. Dat geachte lid releveerde, dat de beurs-commissie in
dertijd geadviseerd had, om 15 aan te stellen.
Spr. weet niet of dit juist is maar haar eerste advies is
althans gevolgd door een nader adviesnaar aanleiding van
opmerkingen, door het dagelijksch bestuur gemaakt. Ten be
wijze daarvan haalt spr. de missive van 18 April 1885 der
beurs-commissie aan, waarin zij te kennen geeft, dat //zij zich
//Kal neerleggen bij eene aanstelling van 18 meters-wegers."
Dit acht spr. ter weerlegging voldoende. Daaruit blijkt
toch dat de beurscommissie bij nadere overweging heeft gemeend,
dat voorshands het bestaande getal behouden moest blijven.
En omtrent de vraag of er werkelijk minder zouden kunnen
worden aangesteldrefereert spr. zich aan het voorstel van
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 23 Maart 1886.
31
burgemeester en wethouderswaarin de redenen worden ont
vouwd, waarom dat collegie van oordeel was toen niet minder
te moeten aanstellen. Er zouden drie weeghuisjes worden ge
sticht, waarvoor 6 personen ter bediening noodig waren, terwijl
de overige in de stad werkzaam zouden zijn, hetgeen natuur
lijk een reden was om het getal niet te verminderen. En
nu worden volgens de verordening de meters-wegers voor drie
jaren benoemd. Zijn die verstreken, danzal opnieuw kunnen wor
den overw'ogen of de benoeming van enkelen verlengd zal worden.
De heer Menalda merkte op dat indien 14 meters waren
aangesteld hunne inkomsten veel beter zouden zijn. Maar
waarop steunt dit cijfer, vraagt spr? Men zou even goed 12
of 10 of welk getal ook kunnen noemen. Die vermindering
behoort dus beter gemotiveerd te zijn, vooral na de argumen
ten tot het niet verminderen van het getal door burgemeester
en wethouders bijgebragt. Ook moet hij doen opmerken dat de
beurs-commissie eerst 15 scheen te verlangen. Dus ten deze
ook al weer verschil van opinie.
Tot vermindering kan in elk geval nu niet worden overge-
gegaan; dat zou niet billijk zijn, omdat de meters-wegers voor
drie jaren zijn aangesteld. De uitvallenden zouden dus eene
vergoeding dienen te erlangenmaar bij het lage tarief zou
dit niet gevonden kunnen worden uit de verdiensten der ove
rigen en om dit te doen uit de gemeentekas moet onraadzaam
worden geacht. Dit punt is in het voorstel niet onbesproken
gebleven, daar burgemeester en wethouders zeggen, dat zij niet
den weg zullen opgaan, w aarop de kamer van koophandel wees
n 1. om van gemeentewege een soort wachtgeld te verleenen.
r 1
Die weg achten zij gevaarlijk. Men heeft immers turfdragers,
turfmeters e. a. die van gemeentewege worden aangesteld en
dan ook bij vermindering van hun getal aanspraak op ge
meentelijke subsidie voor de uitgevallenen zouden maken.
Misschien zal er later onder een verhoogd tarief wel een mid
del bestaan om door wijziging der bepalingen omtrent de
spaarkas der metersdaaruit aan lieu die uitvallen eene sub
sidie te doen toekomen maar onder het bestaande tarief zal
dit in elk geval niet kunnen geschieden.
Spr. meent de verschillende bezwaren tegen het voorstel te
hebben besproken. Het zal wel overbodig zijn nog nader te
doen uitkomen dat naar zijne meening de motie van den heer
Menalda voor burgemeester en wethouders geheel onaannemelijk
i<, want wat deze wenscht, concentreert zich geheel om eene
vermindering van het getal meters-wegers, waarvan echter geen
sprake zal kunnen ziju.
De heer van Harinxma thoe Slooten heeft naast de bezwaren
van den heer Troelstra, welke hij niet zal herhalen daar zij
zoo juist en duidelijk zijn uiteengezetnog een vormelijk be
zwaar tegen de motie van den heer Menalda. Het slot van
de motie luidt//Stelt het adres bovengenoemd opnieuw in
handen van burgemeester en wethoudersmet verzoek om te
overwegen op welke wijze op andere wijze aan het bezwaar
van adressanten bovengenoemd kan worden tegemoet gekomen
b.v. door dadelijk tot vermindering van het getal meters—we
gers over te gaan en een voorstel daartoe in te dienenzoo
spoedig mogelijk." Daartegen heeft spr. een vormelijk bezwaar,
dat tevens een reëel bezwaar is. Hij heeft zich zelf de vraag
gesteldwat den heer Menalda mogt hebben bewogenom
nu burgemeester en wethouders zoo duidelijk en pertinent
hunne meening hebben gezegdthans het adres op nieuw in
hunne handen te stellen. Zij zeggen immers in hun voorstel
//Om de meters—wegers een behoorlijk loon te kunnen verze
keren rest due niets anders dan op nieuw te overwegen of
het tarief voor het meetloon ook kan worden verhoogd, zonder
dat het te vreezen is, dat dit van nadeeligen invloed op den
aanvoer zal zijn." Waarom dan de zaak op nieuw aan hen
te renvoijeren en hen als 't ware op die wijze te dringen om
tot den raad te komen met een voorstel, zooals de voorsteller
der motie wenscht. Dat toch kan alleen het gevolg zijn. En
waar zij vroeger pertinent hebben verklaard, dat de wijziging
van het tarief alleen de verbetering der loonen van de meters-
wegers kan bevorderen dan zou het niet billijk zijn, hen te
dringen tot éen voorstel in den geest van den heer Menalda.
Spr. geeft de verzekeringdat hij het niet anders kan inzien
en bezwaar blijft maken om mede te werken tot het doen
aannemen der motie. Hij moet het natuurlijk billijken wan
neer een lid vau den raad in opinie met burgemeester en
wethouders verschilt, doch deze mogen vorderen, dat de leden
hen niet dringen tot een of ander voorstelmaar zeiven dan
het initiatief daartoe nemen.
Spr. ziet niet gaarne dat een voorstel van burgemeester en
wethouders wordt verworpenhij heeft zichnaar hij meent
steeds doen kennen als iemandwiens streven 't was om alle
voorstellen van burgemeester en wethoudersdiena naauw -
gezette overwegingenop goede gronden worden ter tafel ge
bragt en welke niet tegen zijne beginselen indruischente
steunen, doch liever ziet hij verwerping van een voorstel, dan
zich op de wijze, als de motie bedoelt, te laten dringen tot
een voorstel, waartoe hij in gemoede niet zou kunnen medewerken.
De heer Menalda wenscht de beide vorige sprekers met een
enkel woord te beantwoorden. Het verwondert hem dat er
zoovele bezwaren tegen zijn denkbeeld worden geopperd. De
heer Troelstra vroeg hem, waarom hij juist het getal van 14
meters-wegers heeft genoemd, en waarom niet 10 of welk ge
tal ook. Die geachte spreker heeft zeker vergeten, dat inder
tijd burgemeester en wethouders magtiging hebben gevraagd,
om bij eventuele vacatures het getal tot 14 in te krimpen,
voordat zij tot eene nieuwe benoeming zouden behoeven over
te gaan. Dit heeft spr. bewogen om het getal 14 te noemen,
dat hem ook voor Leeuwarden voldoende toeschijnt. De heer
Troelstra heeft voorts gezegd, dat burgemeester en wethouders
de denkbeelden van de kamer van koophandel en van dc
beurscommissie in hun voorstel niet onbesproken hebben ge
laten. Dat is echter niet volkomen juist voorgesteld. In ver
band met deze kwestie is een nader advies ingekomen, niet
bij de stukken overgelegd, waarin uitdrukkelijk gewezen wordt
op den maatregel die spr. wenschelijk acht, nl. onmiddellijke
inkrimping van het getal meters—wegers. Dat een en ander
gaf aan spr. de vrijheid en hiermede beantwoordt hij de
vraag van den heer van Harinxma om burgemeester en
wethouders uit te noodigen in nadere overweging te nemen
het punt in kwestie, dut eigenlijk in het voorstel nog niet
au fond wordt besproken en dus nog niet aan het oordeel
van den raad is onderworpen. Hij gelooft niet dat door het
indienen van deze motie te zeer is ingegrepen in het gezag
en de waardigheid van burgemeester en wethouders, hetgeen
ook nooit in zijne bedoeling kan liirtcen.
De heer Troelstra heeft zich ook begeven in eene bespreking
vau het tarief, maar spr. moet opkomen tegen diens bewering
dat liet tarief slechts een verschil van enkele stuivers maakt.
Gaat hij bijv. liet tarief voor het meetloon bij omslaan na, dan
ziet hij dat de verschillen van 14% tot 75% oploopen, en
dat is toch zeker meer dan eene kwestie van stuivers en niet,
om zoo maar over heen te stappen. Het loon, door den heer
Troelstra genoemd, welk bij een getal van 18 man f 6.54
per man bedraagt, wordt 8.40 voor 14 man en dat wijst
van zelf op de wenschelijkheid van een minder aantal meters.
De cijfers van de gemeten hectoliters leveren bovendien tus-
schen enkele ju en zoo belangrijke verschillen op, zeli's van
27%/ Hat daarin uok eene vingerwijzing is gelegen, om min
der vaste arbeiders aan te stellen en bij groote drukte deze
met losse arbeiders aan te vullen. Zonder dergelijken maat
regel zal men nooit tot voldoende loonen geraken.
Ilct voorstel om het meet- en weegloon van 15 tot 15 hecto
liter te bepalen zal op zich zelf weinig nadeel aan den handel
toebrengen en misschien voor de meters eenig voordeel ople
veren maar spr. acht het anders niet noodig tot opheffing
van het voor deze wijziging als reden aangegeven bezwaar.
Misschien is er straks gelegenheid aan te toonen hoe men tot
het doel kan komen zonder tarief-wijziging.
De heer Troelstra moge beweren dat de kamer van koop
handel niet genoeg de bestaande usance bij het meten en w e
gen in het oog heeft gehouden, spr. moet er op wijzen dut
in de naburige gemeenten geene andere w ijze van meten wordt
toegepastdan thans hier is vastgesteld.
Ten slotte heeft de heer Troelstra in twijfel getrokken of
spr's opmerking ten aanzien van het advies der beurs-commissie
omtrent het getal der meters juist was. Door de zorg van
den secretaris heeft spr. even inzage kunnen nemen van eene
missive der beurs-commissie, waarin zij wel degelijk voorstelt
om het getal der meters-wegers voorloopig vast te stellen op
15. Bij een later schrijven verklaart zij niets anders dan
zich bij de benoeming van 18 meters-wegers te zullen veder-
leggen, omdat burgemeester en wethouders zwarigheid maken 1*
te benoemen.