Verordening, regelende de inrigting en de werk
zaamheden van het personeel voor de bediening
van de overdekte Yischmarkt te Leeuwarden.
10
Terslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 April 1886.
danig waren geweest, dat burgemeester en wethouders geene
vrijheid vonden om verhoogiug van de vaste bezoldiging of
van de bruto verdiensten voor te stellen. Burgemeester en
wethouders hebben nu deze aangelegenheid niet wederom in be
handeling genomen, omdat daarin eerst sinds kort eene be
slissing was genomen.
De heer de la Faille heeft vóór zich het verslag van den
toestand''der gemeente over 1885 en vindt daarin een verge
lijkenden staat van de opbrengst van den afslag over de laat
ste vijf jaren. Daaruit blijkt dat die opbrengst enorm is ver
minderdin het voorjaar van 1881 bedroeg zij nog /'830.575
en in het najaar f 712.925maar dan gaat het steeds dimi
nuendo voort tot 1885 toen de opbrengst in het voorjaar
1' 573.75 en in het najaar 4«69.50 bedroeg. De zuivere om
zet was in 1881 ruim 11000 en in 1885 f 6000 ruim.
Uit die cijfers is duidelijk dat de aanvoeren verminderenter
wijl toch de werkzaamheden dezelfde blijven de afslager moet
altijd disponibel zijn en heeft de verantwoordelijkheid.Spr.
stelt nu met het oog op de vermindering van de veranderlijke
verdiensté voor om de vaste bezoldiging van den afslager met
f 60.— te verhoogen en alzoo te brengen op f 300.
Dit amendement wordt voldoende ondersteund.
De Voorzitter zegt dat zijne zooeven gedane mededeeling
alleen beoogdedat de aanvoeren zijn verminderd. Doch de
erminderde opbrengst is niet alleen het gevolg van minder
aanvoer, maar ook van de prijzen van de vischen deze zijn
in den laatsten tijd ook veel lager.
De heer van Eijsinga kan zich met dit amendement
niet vereenigen. Hij acht het niet onmogelijk dat de bezoldi
ging van den afslager onvoldoende ismaar is daaromtrent
niet genoeg ingelicht om nu zoo onvoorbereid over te gaan
töt verhoöging daarvan.
Maar afgescheiden daarvanis spr. van oordeel dat derge
lijke kwestie thuis behoort bij de behandeling van de gemeen-
tebegróotingwaarbij de bezoldiging van den afslager wordt
vastgesteld. Spr. zou dus liever in overweging willen geven,
om met de bespreking van eene verhoogiug te wachten tot de
vólgende begrooting.
De heer Troelstra wijst er op, dat men wel in het oog
moet houden dat aanleiding tot dit voorstel is geweest, dat ook
groenten en fruit voortaan bij afslag op de vischmarkt zullen
worden verkocht, waardoor de verordening moest worden gewij
zigd, terwijl burgemeester en wethouders van deze gelegenheid
gebruik hebben gemaakt om tevens eenige andere kleinere ver
anderingen in de bestaande verordening aan te brengen.
'Doch niet daarom zal spr. het amendement van den heer
de la Faille bestrijden. Wanneer men uitrekent welke de uit
gaven zijn voor de vischmarkt en wat deze opbrengt, dan ver
krijgt'men een ongeveer gelijk bedrag. Eu nu is op de visch
markt' hetzelfde van toepassing als op het meten en wegen
van granen. De markt is gebouwd voor het gemak der aan
voerders die hun waar spoedig van de hand willen doen. Op
zitih zelf is de aanwezigheid van eene vischmarkt geen gemeente
belang en men moet zich dus op dit standpunt plaatsen, even
als bij de meters-wegersdat deze inrigting zich zelf moet
bedruipen. Wil men derhalve de verdiensten van den afslager
vermeerderendan moet men niet zijn vast salaris verhoogen,
zonder van den bruto prijs van den afslag een hooger percent
te' hétten. Maar dan zal het de vraag zijn of niet dientenge
volge de aanvoer nog meer zal verminderendaar de aanvoer
ders alligt bij de verbeterde communicatie-middelen hunne
viséh naar andere markten zouden brengen. Zoodoende zou
dus 'geene vermeerdering van verdienst worden verkregen.
Spr. moet bezwaar maken t gen verhooging daarvan ten koste
van de gemeente.
De heer van Sloferdijck. die het amendement van den heer
de la Faille heeft ondersteund, wenscht de reden daarvan me
de te deelen en enkele bezwaren te refuteren. Wat list argu
ment van den her van Eijsinga aangaat, dat n.l. verhooging
van bezoldiging thans niet aan de orde zou zijn en slechts bij
ile behandeling der gcmeentcbegrooting zou knnnen worden
besproken, dit brengt de vergadering in een cirkel, want
juist bij de behandeling der begrooting wur.lt ieder v air-tel I
tot zoodanigen maatregel steeds begroet met het antwoord van
niet—ontvankelijkheid omdat het. niet aan de orde is en de
begrooting slechts dut cijfer van bezoldiging kan bevatten, het-
vi elk bij de hiervoor bestemde verordening is aangewezen en
wijziging van deze derhalve zou moeteu voorafgaan. Nu alzoo
iu dezen wijziging van de verordening zelve in behandeling is,
kan toch zeker een voorstel tot verhooging van bezoldiging
niet buiten de orde worden geacht.
De heer Troelstra heeft voorts doen opmerken dat bij de
vischmarkt niet het belang van de gemeente, maar alleen van
de aanvoerders is betrokken. Dit is echter niet van elkaar
te scheiden. Er is wel een vischmarkt gebouwd, om de aan
voer te bevorderen, maar hiermede wordt toch ook tevens het
belang der ingezetenen gebaat. Wil men nu de verdienst van
den afslager vermeerderen door de belasting voor het gebruik
van de vischmarkt te verhoogen dan zal de aanvoer vermin
deren, omdat men dan elders de visch beter van de hand kan
zetten. Zoolang men echter de vischmarkt in stand houdt
als eene gelegenheid voor de aanvoerders om de visch spoedig
kwijt te raken en de bevordering van aanvoer blijft beschou
wen als een gemeente—belangdan dienen de gemeente-amb
tenaren welke aan die inrigting zijn verbonden ook eene billijke
belooning te genieten, welke hij verminderden aanvoer gevon
den moet worden iu hun vast salaris. Dit beginsel behoeft,
geen eindelooze vooruitgang dier belooningen tengevolge te
hebbenzonder dat daarbij iets verwacht wordt van de aan
voerders, want komen deze ten laatste in zoo geriugen getale
op, dat het van geen beteekenis meer is, dan zou het gemeen
tebelang verdwijnen en de vischmarkt kunnen worden opgeheven
en zou men geen ambtenaren meer noodig hebben.
De heer C. W. A. Butna, is inmiddels ter vergadering
gekomen.
De heer van Harinxma thoe Slooten heeft vóór zich liggen
het straks aangehaald voorstel van burgemeester en wethouders
hetwelk in de vergadering van 23 October 1884 is behandeld
en de strekking had om afwijzend te beschikken op het ver
zoek van den visch-afslager om de verhoogiug van ziju vast.
salaris. Burgemeester en wethouders gaven eeu staat van de
door den visch—afslager genoten belooning over de jaren 187.9
1883, waaruit bleek dat die belooning in 1879 had bedra
gen f472, in 18SÜ f502, in 18^1 f494, in 1882 f426
en in 1883 f432. Er is daarin derhalve eene schommeling
in de verdiensten waar te nemendie sinds uog wel grooter
is geworden. Niettemin kan spr. niet instemmen met het
amendementomdat velen altijdook bij andere inkomsten
aan schommelingen bloot staanen er toch kans bestaat dat
de veranderlijke belooning mettertijd weer verhoogd wordt.
Heeft men nu al eenige slechte jaren gehad, dan mag de raad
niet terstond aan eene overgroote gevoeligheid toegeven en de
jaarwedde verhoogen, maar liever moet hij de vaste toelage
onveranderd laten en afwachten of niet de opbrengst beter wordt.
Onlangs hebben de meters-wegers van granen eene klagt
ingediend, met het gevolg dat de meet- en weegloonen eenig-
zins zijn verhoogddoch omdat zij korten tijd geleden ie veel
verlaagd warenmen heeft nog de turfdragers en andere amb
tenaren, die eene veranderlijke belooning genieten en ook wel
zouden willen klagen. Men moet evenwel niet voorbij zien
dat ambtenaren al spoedig geneigd zijn om te klagen, wanneer
zij den nadeeligen invloed van de algemeen heerschende ma
laise gevoelen. De raad mag gerust eeu ambtenaar met ver
anderlijke toelage de vermindering in verdienst eenigen tijd
laten dragen, vooral waar eerst sedert korten tijd afwijzend.op
een verzoek tot verhooging is beschikt.
Spr. wijst er ten slotte nog op dat het aantal mijningen
aan de vischmarkt in de laatste vijf jaren niet in die mate is
verminderd als de zuivere opbrengst, een bewijs dat die min
dere. opbrengst niet alleen het gevolg is van minderen aanvoer,
maar vooral van lageren prijs.
De heer de la Faille is van meening dat, waar de beu- van'
Harinxma sprak van schommelingen in'de opbrengst dor visch
markt, om aan te duiden dat de opbrengst beurtelings hooger
en lager kan zijn, die bewering minder in overeenstemming is
met de cijfers. Terwijl hij het getal mijningen liever buiten
rekening laat als minder geschikt voor eene vergelijkende
ftat.isi.iekdaar de hoeveelheid visch van de mijningen kan
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 April 1886.
4L
verschillen dan ziet hij alleen in 1883 eene verhooging
van de geldelijke opbrengst die regt geeft om van schomme
lingen te spreken, maar in het algemeen is het cijfer dalende,
in de laatste jaren zelfs bijzonder laag.
En waar de heer van Harinxma wijst op de heerschende
malaise als eene der oorzaken van de mindere prijzendie in
de laatste jaren voor de visch zijn gemaakt, daar wenscht spr.
nog te wijzen op een paar omstandigheden die in de laatste jaren
van invloed zijn geweest op den aanvoer van visch en waarvan
het gevolg is geweest, dat de vischmarkt niet bloeit en in
kwijnenden toestand verkeert, terwijl de veemarkt in zoo bij
zondere mate bloeit. Hij heeft maar in herinnering te brengen de
ramp bij Paesens en Moddergat, te wijzen op de omstandigheid
dat veel visch naar het buitenland wordt uitgevoerd, en het
feitdat tegenwoordig veel vischbuiten de vischmarktaan
de huizen wordt verkocht.
Spr. kan dus niet toegeven dat algemeene oorzaken hier
medewerken tot het doen kwijnen dier inrigting.
De heer van Harinxma thoe Slooten brengt den heer de la
Faille zijne hulde voor de handigheid, waarmede deze de visch
markt heeft vergeleken bij de veemarkt. Deze toch is de
eenige inrigting misschien die bij en ondanks de malaise meer
dan vroeger opbrengt. Daarin mag men zich verheugen
maar men moet er zich niet te veel op laten voorstaan.
Spr. zal zich alleen bepalen tot de cijfers in het gemeente
verslag over 1885 en gaat hij die aandachtig na, dan ziet hij
dat het beweren van den heer de la Faille niet geheel juist
is, die zei ie dat de vischmarkt steeds achteruit gaat, met uit
zondering van 1883, of het moet gelegen zijn in de minderen
prijs die voor de visch besteed wordt. Het aantal mijningen
bijv. was iu 1884 meer dan in 1882, terwijl in 1883 de
mijningen een buitengewoon hoog cijfer bereikten. Nu is de
opbrengst in 1885 wel lager, maar volgens spr. kan er niet
genoeg op gewezen wordendat het verschil niet alleen te
zoeken is in den aanvoer, maar evenzeer en nog meer in den
prijs van de visch en de verlaging van die prijs schrijft spr.
toe aan de malaise, waardoor een mindere prijs voor de visch
kan worden gegeven.
Spr. is er dus tegen om voor de straks genoemde schom
melingen uit den weg te gaan en om het vaste salaris van
den afslager te verhoogen ter tegemoetkoming aan de lagere
O O O O O
inkomsten voor de veranderlijke opbrengst.
Hierop worden de beraadslagingen gesloten.
Het amendement van den lieer de la Faille wordt nu in
stemming gebragt en verworpen met15 tegen 2 stemmen.
Yóór stemden de heeren van Sloterdijck en de la Faille.
Artikel 14 en daarna de overige artikelen 15 tot en met
23, alsmede de verordening in haar geheel worden nu zonder
verdere discussie en hoofdelijke stemming onveranderd vastge
steld als volgt
De Baad der gemeente Leeuwarden.
Overwegende dat er noodzakelijkheid bestaat de verordening
regelende de inrigting en de werkzaamheden van het perso
neel voor de bediening van de vischmarkt, vastgesteld den
24 Maart 1864, in overeenstemming te brengen met de ver
ordening regelende het gebruik van de overdekte Yischmarkt
(Gemeenteblad 1886 no. 5.)
Besluit vast te stellen navolgende
Art. 1.
De afslager bedoeld bij Art. 2 van de verordening regelende
I het gebruik van de overdekte vischmarkt te Leeuwardenwordt
I door den raad benoemdgeschorst of ontslagen.
V oor elke benoeming bieden Burgemeester en Wethouders
I den raad tijdig eene aanbeveling van drie personen aan.
Bij ziekteafwezigheid of ontstentenis van den afslager
I wordt door Burgemeester en Wethouders tijdelijk in de dienst
I voorzien.
Art. 2.
De afslager is belast met den verkoop bij afslag van al'lo
vischgevogeltegroenten en fruitwaarvan aangifte is ge
daan en die voor het gebruik niet zijn afgekeurd.
Hij neemt daarbij stipt de bepalingen in acht voorkomende
in de verordening regelende het gebruik van de overdekte
vischmarkt.
Art. 3.
Bij den verkoop houdt hij naauwkeurig aanteekening van
iedere mijning en van de soort van vischgevogelte, groente
of fruit, den prijs waarvoor en den persoon aan wien ze zijil
verkocht.
Art. 4.
Hij is belast met de invordering en verantwoording der be
lasting onder den naam van vischmarktgeld.
Art. 5.
Hij stort binnen de vijf eerste dagen na het eindigen van
elke maandde bij hem ontvangen geldenten kantore van
den gemeenteontvangeronder overlegging van eenen nauw-
keurigen stortingsstaat, ingerigt naar de deswege door Burgi -
meester en Wethouders aan hem te geven voorschriften.
Artikel 6.
Hij doet eiken afslag hij de vischvrouwen aanzeggen door
twee personen, door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen
tegen eene vergoeding door dat collegie te regelen.
Artikel 7.
Hij is belast met de, betaling der looneu aan den omroeper-
en de personen met de aanzegging belast, en ontvangt hef,
gezamenlijk bedrag daarvan maandelijks, tegen door hem af te-
geven kwitantieterug uit de gemeentekas.
Artikel 8.
Hij ziet toe dat de vischmarkt en de daarbij behooronde,
tafels en banken door den visch-opbrenger behoorlijk reiri ge
houden worden.
Artikel 9.
Hij levert wekelijks aan Burgemeester en Wethouders eéii
staat in van de visch, het gevogelte, de groenten en de fruit
welke ter vischmarkt aangebragt en aldaar verkocht zijn en doet
jaarlijks aan hun collegie rekening en verantwoording van zijn
gehouden beheer.
Artikel 10
Hij stelt zoo noodigeen of meer personen ten zijuen
koste in dienst, ten einde hem bij den afslag behulpzaam te zijn.
Artikel 11
Hij waakt tegen alle bedrog en misbruik bij den afslag en
ziet toe, dat de opbrenger zijn pligt doet en dat de werk
zaamheden bij den verkoop in eene geregelde orde atloopen.
Artikel 12.
Hij is verpligt I/2 uur vóór het begin van den afslag op
de vischmarkt aanwezig te zijn.
Artikel 13.
Hij geniet eene jaarwedde van ƒ240.benevens twee ten
honderd der bruto opbrengst van den verkoop.
Artikel 14.
Het is hem niet geoorloofd ter zake van zijn ambt ietsan-