Vergadering van Zaturdag den 13 November 1886.
118
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 November 188G.
De lieer Troelstra heeft geen bezwaar 0111 aan de commis
sie van administratie een afschrift van dit rapport te zenden
doch acht het wenschelijk 0111 vooraf eene daarin voorkomende
minder juiste opmerking uit het rapport te ligten. De rap
porteurs n.l. hebben de vraag gedaan, waaruit de middelen
voor de voorgenomen verbetering en vernieuwing van de ge
houwen der bank moeten gevonden worden. Wanneer spr.
zich echter niet zeer bedriegt, dan loopt de begrooting der
bank niet over de ontvangsten, doch allen over de uitgaven
en behoefde de commissie van administratie die middelen niet
aan te geven. Doet de bank van leening uitgaven voor aan
koop of uitbreiding van gebouwendan zal dit haar bedrijfs
kapitaal verminderen en hierin moet de gemeente voorzien.
Daarom geeft spr. aan rapporteurs in overweging de doorhem
bedoelde zinsnede uit het rapport te nemen.
De heer Meijer deelt mededat het der commissie bekend
was, dat het eene begrooting slechts van uitgaven is, doch zij
heeft gemeend de gewraakte zinsnede in het rapport te moe
ten opnemen, op grond dat volgens het reglement alle risico
komt voor rekening der gemeente. Waar het dus eene
instelling betreft van een zoo betwist karakter, heeft het ge
meentebestuur het regt om te vragen, welke middelen aange
wend zullen worden, om de kosten voor de verbetering en ver
nieuwing der gebouwen te vinden.
De Voorzitter doet opmerken, dat het bedrijfskapitaal door
de gemeente wordt verstrekt, hetgeen bij het reglement is ge
regeld. De moeijelijkheid om middelen te verkrijgen, is dus
niet grootzoo de raad maar zijne goedkeuring aan de han
deling hechtwaarvoor de middelen moeten dienen. De com
missie van administratie heeft nu in de begrooting van 1887
een plan van verbouwing opgenomenomdat zij meende dat
die verandering nuttig is en de uitvoering wel aan haar konde
worden overgelaten. De commissie van administratie toch
vergadert maandelijks m het gebouw en de leden komen er op
verschillende tijden en het bestuur der bank kan er dus beter
over oordeelen als er iets veranderd moet worden en op welke
wijze, dan het collegie, aan hetwelk wel is waar de beslissing
is over de verbouwing, doch die de gebouwen zelden bezoekt.
De commissie verwachtte dus geeu bezwaar bij den raad en
vermeende dat de magtiging tot het verbouwen wel bij het
vaststellen der begrooting kon worden verleend. De commis
sie van rapporteurs heeft het blijkbaar anders ingezien en
voor hare conclusie is ook veel te zeggen. De aanneming
van het voorstel zal bij het bestuur der bank geen bezwaar
ondervinden, doch alleen tot eenige vertraging aanleiding geven.
De heer Meijer verwijst naar art. 17 van het reglement
voor de stads bank van leening, waar bepaald is, dat het be
drijfskapitaal der bank bestaat behalve uit fondsen van de
gemeente opgenomenook nog uit andere fondsen. Nu is
niets daarvan bekend, en ook uit de stukken is dienaangaande
niets gebleken. Dat de commissie van rapporteurs gemeend
heeft dat de door de commissie van administratie gevolgde
wijze van handelen niet juist is, steunt op het reglement zelf,
waarin onderscheid gemaakt wordt tusschen de goedkeuring
van de begrooting der bank en de magtiging tot het doen
van buitengewone herstellingen aan de gebouwen. Voor het
overige kan er geen bezwaar tegen zijn om den post in het
rapport bedoeld voor /memorie" uit te trekken, daar het de
begrooting geldt voor 1887, niet voor 1886.
De heer Troelstra stemt het den heer Meijer toedat uit
de stukken niet is gebleken, hoe de middelen zullen gevonden
worden. Ter opheldering van deze zaak kan spr. mededeelen,
dat de bank van leening alles wat zij te kort komt uit de
gemeentekas put. Het antwoord van de commissie van admi
nistratie op de vraag, door rapporteurs gedaan, kan dus niet
anders zijn, dan dat zij uit de gemeentekas zullen putten
voorzoover zij te kort komen. Spr. zal echter van zijne op
merking geen voorstel maken.
Het voorstel der commissie wordt daarop zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De voorzitter sluit hierop de vergadering.
GEDRUKT BIJ L. G. L. HOEKSTE1N. LEEUWARDEN.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 November 1886.
119
Tegenwoordig 18 leden.
Afwezig met kennisgeving de heeren Mr. E. Star Busmann,
Jhr. Mr. C. van Eijsinga en Mr. J. Minnema Buma.
Voorzitter: de heer P. Lycklama a Nijeholt, burgemeester.
I. De notulen van de vorige op Dingsdag den 9 Novem
ber j.l. gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld dat de volgende heeren hunne be
noeming hebben aangenomen:
1. Dr. H. A. de Middelburg en P. Fabry de Jonge, als
leden der commissie van toezigt op het lager onderwijs.
2. J. Swarts, als secretaris-boekhouder der stads-armenkamer.
3. C. Noé, als lid van de commissie van administratie
der stads-bank van leening.
III. Wordt ter tafel gebragt
Aanbevelingen ter benoeming van een lid der commissie
van bestuur over het stads-ziekenhuiswegens periodieke
aftreding.
Door de commissie worden aanbevolen de heeren S. Draisma
van Valkenburg, aftredend lid en H. Lam, welke aanbeveling,
ingevolge art. 2 der verordening op gemeld bestuur, door bur
gemeester en wethouders is vermeerderd met de heeren F. O.
Bloembergen en C. Sonnega.
Wordt besloten in eene volgende vergadering tot eene benoe
ming over te gaan.
2. De begrooting van uitgaven der stads-bank van leening,
dienst 1887, gewijzigd overeenkomstig het besluit van den
raad genomen in de zitting van den 9 November j.l.
Deze begrooting wordt opnieuw in handen gesteld van de
heeren van der Scheer, Kuipers en Meijer ten fine van nader
rapport.
Ter voldoening hieraan dient de commissie nog heden rap
port in en stelt voor die begrooting goed te keuren tot een
bedrag van f 6295.
Dit rapport wordt ter visie gelegdom in eene volgende
vergadering te worden behandeld.
3. Eene missive van de Kamer van koophandel en fa
brieken, houdende verzoek dat de raad zijne goedkeuring
hechte aan de wijziging van art. 2 van het reglement van
orde voor die kamer in dien zin, dat worde bepaalddat de
gewone vergadering der kamer zal worden gehouden eenmaal
in de maand, in den regel op den tweeden Woensdag, des
avonds 8 uur.
Wordt gesteld in handen van burgemeester en wethouders
om berigt en raad.
4. Eene resolutie "van Gedeputeerde Staten houdende uit-
noodiging namens den Minister van Binnenlandsche zaken, om
het raadsbesluit van den 28 September j.l., waarbij de heer
J. S. Singels is benoemd tot gemeentearchivarisin te trekken
en die benoeming van den archivaris door burgemeester en
wethouders te doen geschieden.
Burgemeester en wethouders stellen voor aan die uitnoodi-
ging te voldoen en nog heden tot intrekking van het raads
besluit over te gaan.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten.
1. Rapport der commissie voor de reclames omtrent aansla
gen op kohieren der directe belasting op het inkomen, dienst 1886.
In verband met de behandeling van dit punt wordt de
openbare vergadering tijdelijk gesloten.
Na heropening van deze komt aan de orde
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het aangaan
van eene overeenkomst met S. F. Antonides te Vcenwouden tot
het afgraven van den Zuidwesterdwinger
Burgemeester en wethouders stellen voorbehoudens goed
keuring van Gedeputeerde Statente besluiten eene overeen
komst aan te gaan met S. F. Antonides, grondeigenaar te
Veenwouden, waarbij deze zich verbindt om den grond van
den zuidwestelijken dwinger alhiertot ongeveer de hoogte
van de bestrating langs de Willemskade (Noordzijde) (het juiste
peil door den directeur der gemeentewerken aan te geven)
vóór den 12 November 1887 af te graven en naar elders te
vervoeren op de voorwaarden door den directeur der gemeente
werken voorgesteld bij missive d.d. 30 October 1886 no. 400/3,
terwijl de gemeente zich verbindt aan Antonides, binnen veer
tien dagen nadat de grond ten genoegen van burgemeester en
wethouders van den dwinger is afgegraven en vervoerdte
betalen eene som van f 650.
De beraadslagingen over dit voorstel worden geopend.
De heer Plantenga kan bezwaarlijk met dit voorstel mede
gaan. Hij zal niet terugkomen op de discussiën in de
vergadering van den 24 Augustus over de afgraving van dezen
dwinger, omdat toen eene beslissing over het al of niet wen-
schelijke daarvan is gevallen. Doch tegen dit voorstel geldt
bij spr. het bezwaar, dat het niet overeenstemt met het be
sluit dat toen genomen is, en de strekking had om de aarde
van den dwinger in het openbaar of onderhands te verkoopen
d. i. dus de afgraving te doen geschieden niet ten koste van de
gemeentekas. Te meer drukt spr. daaropomdat hij in de
praemissen van datzelfde voorstel leestdat omtrent de uit
gifte van bouwterreinen eerst dan van burgemeester en wet
houders een voorstel kan worden verwacht, als het blijkt, dat
met eenig voordeel of althans zonder kosten de grond kan wor
den verwijderd. //Blijkt dit", zoo laten burgemeester en wet
houders daarop volgen//niet het geval te zijndan zouden
zij eerder genegen zijn den dwinger te laten bestaan en door
aanleg van een weinig kostbaar plantsoen geschikt te maken
tot wandeling." Dus èn de considerans èn het besluit hebben
de strekking om de aarde te doen verkoopen, in ieder geval
te doen verwijderen zonder kosten voor de gemeente. Het
onderwerpelijk voorstel, waarbij de gemeente eene som van
f 650 zal bijdragen voor de verwijdering van den grond is
dus geheel in tegenspraak met het vroegere, waarom spr. dan
ook bezwaar moet maken zijne stem daaraan te geven.
De Voorzitter erkent dat primitief het plan bestond den
grond van den dwinger zonder kosten te verwijderen en het
besluit van den raad in dien geest genomen is. Burgemeester
en wethouders hebben dan ook den verkoop beproefd en den
uitslag daarvan aan de vergadering medegedeeld. Daarbij
werd tevens overgelegd een schrijven van S. F. Antonides te
Veenwouden, die aanbood om de aarde voor f50 per perceel
te verwijderen, waarbij spr. toen heeft te kennen gegeven, dat
dit schrijven bij burgemeester en wethouders ter sprake zou
worden gebragt en welligt tot een nieuw voorstel aanleiding
zou geven. De omstandigheden nuwaarop niet konde wor
den gerekend en welke tot dit resultaat van den verkoop
hebben geleid, bragten burgemeester en wethouders er toe om
thans nader voor te stellen de aarde te doen verwijderen met
eene geringe fi nan tiele opoffering voor de gemeente, n.l. voor
eene som van f 650. Die uitgaaf acht het collegie voor dat
doel gewettigd met het oog op de waarde der bouwterreinen
die meu na afgravtng zal verkrijgen, welke door den directeur
der gemeentewerken op ongeveer f8000 is geraamd. Deze
berekent de te bebouwen oppervlakte op 4330 centiares, die,
als de verkoop geschiedde onder de verpligting om den gron 1
af te graven, f2 per centiare of totaal f8660, of na vooraf-
gane afgraving f3 per centiare, totaal f 12990 kan opbrengen.
Spr. deelt die optimistische beschouwing niet geheeldoch
erkent, datal verkrijgt men een geringer som voor de cen
tiare, de gemeente toch een niet onaanzienlijke bate zal hebben.
De heer (le la Faille verklaart de bezwaren van den
heer Plantenga te deelen. Bestond er behoefte aan bouwter
rein, ware daarvoor nu eene aanvraag gedaan, dan zou er eene
aanleiding bestaan om den gronddie anders renteloos ligt
daarvoor te bestemmen en te gebruiken, doch spr. gelooft
nietdat inderdaad van die behoefte sprake is. Tegen het
denkbeeld om den dwinger af te gravenzonder kosten voor
de gemeenteja zelfs met eenige winsthad spr. geen be
zwaar, maar nu de afgraving niet urgent is, nu er evenmin
eenige misstand aanwezig is, verkrijgt de zaak in spr's oog
een ander karakter en acht hij eene uitgaaf van f 650 daar
voor niet gewettigd. Het voordeel toch voor de tremcente ligt