Vergadering van Dingsdag 22 Februarij 1887.
12
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 8 Februarij 1887.
dempt, niet tevens de nieuwe laan zal worden bestraat. Er be
staat bij hem ook twijfel of de waterafvoer van de Romkcslaan,
die regt van uitwatering heeft in de te dempen slootwel be
hoorlijk kan geschieden. Spr. zal hierover, als zijnde eene
kwestie van uitvoering, niet spreken, doch had liever gezien,
dat de afvoer van water'langs dc nieuwe laan naar den Grachts-
wal plaats greep.
De heer van Harinxtna thoe Slooten kan den vori-
gen spreker, ten opzigte van zijn bezwaar tegen het aanleg
gen van een brendrioolmededeelen dat de vraag of dit nood
zakelijk is bij burgemeester en wethouders in liet midden is
gebragt, doch op het pertinente advies van den directeur der
gemeentewerken besloten isom den aanleg in het gehecle
werk op te nemen. Ook de vraag of de Potmargc en de kolk,
waarvan de heer van der Scheer sprak in voldoende nabijheid
liggen heeft de directeur ontkennend beantwoord. Deze is van
meeningdat bij eventuëlen brand een riool van zóó groot be
lang is, dat, nu de toestand daar ter plaatse wordt verbeterd
tevens een brandriool moet worden gelegd. Spr. begeeft zich
niet gaarne op technisch terrein en zou niet gaarne de verant
woordelijkheid op zich nemen om niet tot den aanleg van een
brandriool mede te werkenwaar de directeur der gemeente
werken die reeds zoolang met de brandweer in betrekking
slaat, pertinent dien aanleg noodig acht.
Wat het tweede bezwaar van den heer van der Scheer betreft,
dat de heeren Jansen en Altena niet de aangewezen personen zou
den zijnom den afstand van de nieuwe laan te verzekeren
daarmede brengt die spreker den raad op een minder juist
terrein. Men mag niet veronderstellendatwanneer zij deze
verklaring geven zij niet in staat zouden zijn haar na te komen.
Ook de bestrating van de nieuwe laan is bij burgemeester
en wethouders besproken. Deze waren echter van oordcel. dat
het beter is in eens een geheel werk te doen uitvoeren dan
telkens een halfdat men dus voorloopig de toestand van die
laan onveranderd moest laten totdat ook de Romkesiaan ter
beschikking van het gemeentebestuur zoude komenhetgeen
vroeg of laat toch het geval zal zijn. Wanneer die laan nu
bestraat werddan zou zij of hooger of lager dan de Rom
kesiaan moeten worden gelegd waardoor de afwatering of lie
ver gezegddc afmoddering naar of van de Romkesiaan zoude
geschieden. In het eerste geval zoude het verkeer door de
Romkesiaan op sommige tijden van het jaar haast onmogelijk wor
den terwijl in het tweede geval de nieuwe laan onbruikbaar
zou zijn. De toestand zou dus slechter worden dan hij nu
is. Burgemeester en wethouders meenden dat het beter ware
te wachten en door hun voorstel te voldoen aan de eischen
der hygiène. Waar deze zoo breed worden uitgemeten en de
gelegenheid bestaat om den toestand te verbeteren oordeelden
zij den meermalen uitgesproken wensch niet te mogen weer
staan. Spr. koestert de hoop dat binnen een niet te lang tijds
verloop de gemeente in de gelegenheid zal zijn om de Rom
kesiaan over te nemen in welk geval van beide lanen één
nieuwe straat zal kunnen worden gemaakt.
De heer van der Scheer acht zijne vrees, dat nu van
de gcheelc demping niets zal komen niet opgeheven. Hij
herhaalt, dat hel schrijven van de heeren Jansen en Altena
hem heeft bevreemd want hem is bekenddat bij mogelijke
overdragt van de laan aan deze heeren is bedongen dat die
laan zal worden bestraat. Komt die bestrating dus niet tot
stand dan zullen de eigenaren niet genegen zijn de sloot over
te dragen. De loestand zal dan zeer ten nadeele van de hy
giëne onveranderd blijven bestaan. Wat hel brandriool betreft,
spr. blijft bij zijne verklaring, dat hij den aanleg er van niet
zoo noodzakelijk acht. Menig ander gedeelte van de stad is
vrij wat verder van water verwijderd dan die buurt, en stelt
het toch zonder brandriool. Spr. is echter in dezen geen des
kundige en zal het aanleggen er van niet verder bestrijden.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het voorstel wordt nu zonder hoofdelijke stemming onveran
derd aangenomen.
De heer van der Scheer verklaarde zich tegendoch ver
langde geene stemming.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee
nen van eervol ontslag aan den heer Dr. II. A. Middelburg
als stads-geneeskundige.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
aan den heer Dr. H. A. Middelburgalhiereen eervol ont
slag te verleenen uit zijne betrekking van stadsgeneeskundige
in te gaan den 18 April 1887, of zooveel vroeger als zijn op
volger in functie zal treden.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee
nen van eervol ontslag aan Mej. P. Jonkerals onderwijzeres
in de handwerken aan de gemeenteschool no. 10.
Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor
met ingang van 11 Maart 1887 aan Mej. P. Jonker, overeen
komstig haar verzoek, eervol ontslag te verleenen als onderwij
zeres in dc handwerken aan de gemeenteschool no. 10.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
4. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek eener
aanvraag van den sehuttersra id, tot het doen van af- en over
schrijving op de begrooting der d.d. schutterijdienst 1886.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt overeenkom
stig het voorstel der commissie besloten, de gevraagde magti-
ging tot af- en overschrijving aan den schuttersraad te verlee
nen.
5. Rapport der raadscommissie voor de reclamesomtrent
bezwaarschriften tegen aanslagen in de directe belasting op het
inkomen, dienst 1886.
In verband met de behandeling van dit punt wordt overge
gaan tot eene zitting met gesloten deuren en wordt de open
bare vergadering door den voorzitter gesloten.
Boekdrukkerij van A.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 22 Februarij 1887,
13
Tegenwoordig 18 leden.
Afwezig met kennisgeving de heeren Dr. J. Baart de la
Faille, Mr. E. Star Busmann en Mr. J. G. Meijer.
Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholtburgemeester.
I. De notulen van de vorige op Dingsdag den 8 Februarij
j.l. gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen
1. dat is ingekomen van het bestuur van het St. Antonij-
gastliuis een mandaat groot 2000als tegemoetkoming in dc
kosten van verpleging van arme krankzinnigen van wege de ge
meente en dat door burgemeester en wethouders hiervoor reeds
's raads dank is betuigd.
2. dat de rekening van den Prinsentuin voor de leden is ter
visie gelegd.
3. dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd het raads
besluit tot overneming van grond en van de sloot langs Tul
penburg.
4. dat namens het gemeentebestuur op Zaterdag den 19 Fe
bruarij j.l. aan Z. M. den Koning een adres van gelukwensch
is gezonden bij gelegenheid van H.D. zeventigsten verjaardag en
dat vanwege den Koning daarvoor dank is betuigd.
III. Wordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het aan
gaan van eene overeenkomst met Mej. E. G. Dorhout te Velp
en anderen, tot afkoop van eene grondrente, rustende op eene
zathe en landen te Jislum.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders, naar aan
leiding van een adres van dc heeren Th. A. van den Broek en
G. W. van Barneveld Kooij Jr. te Amsterdamom wijziging te
brengen in de voorwaardenwaarop aan hen concessie is ver
leend tot aanleg en exploitatie van eene drinkwaterleiding in deze
gemeente.
3. Een rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek
der rekening en verantwoording van de Kamer van Koophandel
en Fabrieken over 1880.
De stukken sub 1 tot en met 3 worden voor de leden ter
visie gelegdom in eene volgende vergadering te worden
behandeld.
4. Een adres van W. van der Ven om aan hem een strookje
grond af te staan tot het vooruitbrengen van den gevel van een
huis aan de Nieuweburen.
5. Een adres van S. W. de Roos en 8 andere ingezetenen,
houdende verzoek om aanleg van een trottoir van de Vrouwen,
poortsbrug tot de Torenstraat.
Beide adressen worden ten fine van bcrigt en raad gesteld
in handen van burgemeester en wethouders.
G. Een verzoek van de commissie van bestuur over het stads
ziekenhuis om magtiging tot wijziging van- en tot het doen
van af- en overschrijvingen op de begrooting dier inrigting
dienst 1886.
Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen
van de heeren Beucker Andreae, Bekhuis en Minnema Buma.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproe
pingsbrief vermelde punten.
1. Voorstel der commissie voor het ontwerpen van strafver
ordeningen, naar aanleiding van een adres van het centraal-
bestuur van de „Friesche Ijsbond", om het stukslaan en het
opvisschen van ijs uit de gemeentewateren te verbieden.
De commissie stelt daarbij voor: aan den adressant te berig-
tendat er geen termen zijn tot aanvulling of wijziging van de
vei ordening op het aanleggen, onderhouden en gebruiken dei-
openbare ijsbanen in deze gemeente in den door hem ver
langden zin doch dat de ambtenaren belast met de zorg voor
de naleving dier verordeningmet het adres in kennis zullen
worden gesteld.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hijlkema kan zich niet volkomen vereenigen met
de zienswijze van de commissie. Deze is van oordeel, dat eene
behoorlijke toepassing van de bepalingen der verordening voor
ziet in den wensch van den adressant. Artikel 2 der verorde
ning echter stelt strafbaar „liet ijs op eenigerlei wijze te ver
breken zoodra dit genoegzame draagkracht voor het verkeer
heeft verkregen." Daarin juist ligt de kwestiezegt spreker.
L)e ijsbond heeft in zijn adres niet op het oog het stukslaan en
het opvisschen van het ijs te verbiedenals bet genoegzame
draagkracht heeftmaar om die handelingen te voorkomen, reeds
als het ijs in de periode van overgang verkeert. Want, merkt
dc bond teregt opals het stukslaan en opvisschen van het ijs
consequent werd doorgevoerd, dan zou het ijs op die plaatsen nooit
genoegzame draagkracht kunnen verkrijgen. Doch bovendien
ontstaat er gevaardoor dat na het stukslaan het ijs zeer on
gelijk in dikte wordt. Dewijl het nu uit het advies der com
missie toch blijkt, dat zij ook het stukslaan een strafbaar feit
acht, zou spreker het beter oordeelen, omdat in de verorde
ning duidelijker uit te drukken en aan art. 2 eene nieuwe alinea
toe te voegenwaarbij het stukslaan en het opvisschen van het
ijs verboden wordt.
De Voorzitter deelt mede, dat de commissie bij de be
spreking van dit adres naauwkeurig heeft overwogen wat het
verzoek eigenlijk bevat. De Friesche ijsbond wenscht dat „het
stukslaan en het opvisschen van ijs uit de gemeentewateren
zal worden verboden", dat is dus ten allen tijde. Nu is de
commissie van oordeeldat dit niet wenschelijk is. Is men
in het begin van den winter, wanneer het te verwachten is
dat bij strenge vorst het ijs genoegzame draagkracht zal ver
krijgen voor het verkeer, dan is de verordening daar, om het
verbreken van het ijs te doen verbieden. Art. 2 der verorde
ning geeft daartoe bevoegdheid. Doch is de winter aan het
afnemen en heeft het ijs zijn draagkracht verloren en kan men
geen ijs voor het verkeer meer verwachten, dan behoeft men
het stukslaan en het opvisschen niet tegen te gaan. Integen
deel dat is dan zeer bevorderlijk voor de heropening der
scheepvaart. Spr. gelooft dan ookdat de bepaling van art. 2
der verordening voldoende is om de belangen te behartigen
welke door den Frieschen IJsbond worden voorgestaan.
De heer Duparc heeft nog een en ander aan het gespro
kene door den voorzitter toe te voegen. Hij wenscht den heer
Hijlkema te doen opmerkendat men in zijne eischen ook te
ver kan gaan, zooals z. i. hier wel eenigszins het geval is. De
raad dezer gemeente heeftzooals algemeen wordt erkend in
de onderwerpelijke aangelegenheid het ijs gebroken. Spr. hoopt
niet, dat de ijsbond zich aan deze uitdrukking zal ergeren, want
zij wordt gebezigd in den goeden zin. De gemeenteraad van
Leeuwarden toch was de eerste in Friesland, die eene veror
dening, betreffende deze materie heeft vastgesteld. De ijsbond
wil nu ook het stukslaan en opvisschen van ijs uit de gemeente
wateren dus uit alle wateren in de gemeente hebben verbo
den. Maar men dient toch, zegt spr., rekening te houden met
de belangen van sommige gemeentenaren die het ijs noodig
hebben voor hun handel of bedrijf, terwijl het ook in voorraad
zal dienen te zijnals geneeskundigen het gebruik er van
voorschrijven. Men kan nu wel het ijs uit slootjes buiten de
stad halendoch het is toch veel gemakkelijkerals men het
zich om zoo te zeggen vóór zijn deur kan verschaffen of althans
in de nabijheid.
Het bestuur van den bond wil een verbod voor de periode
van overgang. Spr. zou den heer Hijlkema, die ook deze woor
den bezigdewillen vragenwat hieronder te verstaan is
nl. hoe dik het ijs casu quo moet zijn. Wil men het verbod
doen intredenreeds wanneer er slechts een dun vliesje op het
water ligt Moet het stukslaan en het opvisschen in elke om
standigheid worden verboden Spr. is het met den voorzitter
eens, dat men die handelingen bijv. in den tegenwoordigen
tijd van het jaar moeijelijk strafbaar zou mogen stellen. De
bedoeling van de verordening is alleenom bij den aanvang
van den winter er voor te zorgendat men goed en sterk ijs
zal verkrijgen en zij stelt daarom het verbreken van liet ijs