Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 10 Mei 1887.
catie wordt gesproken, deze over één jaar loopt en de belanD
hebbende de gelegenheid heeft om bij het onveranderd blijven
zijner levensomstandigheden in het volgende jaar de gratilicalie
opnieuw aan te vragen. De raad blijft dan vrij wanneer het
mogt blijken dat de tegemoetkoming niet meer noodig isde
gratificatie niet te verleenen. Om die reden acht spr. de door
hem voorgestelde redactie wensehelijk.
De Voorzitter beschouwt het te nemen besluit meer als
een principieel besluit. Burgemeester en wethouders nemen
daaruit aanleiding, om telken jarc op de gemeentebegrooting
een post te brengen waaruit de gratificatie kan worden gekwe
ten. Ieder jaar kan deze aangelegenheid dus bij de behandeling
dier begrooting besproken worden en hebben de raadsleden dan
de vrijheid om den post al dan niet te voteren. In den grond
van de zaak komt het dus op hetzelfde neer. De vorm echter
iszooals de heer Troelstra teregt opmerktedezelfde als
van alle vroegere dergelijke voorstellen.
Het amendement van den heer Andreae wordt nu in stemming
gebragt en verworpen met 11 tegen 7 stemmen. Vóór stemden
de heeren PlantengaBeucker Andreae v. EijsingaMeijer
Duparc Brunger en de la Faille.
Het voorstel van burgemeester en wethoude:
der hoofdelijke stemming aangenomen.
wordt nu zon-
De heer van Harinxma thoe Slooten deelt de mo
tieven van den geachten vorigen spreker volkomen. Ook zijne
aandacht heeft het getrokkendat de commissie van ad
ministratie de opdragt heeft verstrekt aan een particulier
architect, naar de woorden van de verordening gaven aan bur
gemeester en wethouders geen aanleidingom eene belangrijke
wijziging in het voorstel der commissie aan te brengen. Vol
gens de verordening is de commissie volkomen bevoegd tot
hetgeen zij gedaan heeften behoeft zij volgens art. 8 alleen
de magtiging van den raadtot het vernieuwen verbouwen
of herstellen van de bestaande gebouwen. Spr. herinnert er
aan dat bij meer inrigtingen in de gemeente zich een derge
lijk geval kan voordoenzonder dat de raad ten eenenmale
bevoegd is daarin verandering te brengen bijv. het stads-zie-
kenhuis.
De Voorzitter kan beter als voorzitter van de commissie
van administratie dan als voorzitter van het dagelijksch bestuur
den heer Plantenga opheldering geven. Bij de bespreking in
den boezem dier commissie van de plannen van verbouwing
is natuurlijk de kwestie van een deskundige te berde gebragt.
Aangezien evenwel de commissie gcene bevelen kan geven aan
ambtenaren van de gemeentedie niet onder haar staan, heeft
zij het advies van een particulier architect gevraagd. De bank
van leening is wel eene gemeentelijke instelling, maar de com
missie voert het beheer krachtens de door den gemeenteraad
vastgestelde verordening, onder toezigt van burgemeester en
van burgemeester en wethouders naar aanleiding wet]l0uders. De gebouwen behooren tot de instellinghebben
van den heer II. W. Hub er, om afkoop van vernieuwing of herstelling noodigdan worden die op last
van de commissie uitgevoerden zij acht zich volkomen bevoegd
het opmaken van een ontwerp van verbouwing op te dragen
aan een particulier architect, en niet aan een der gemeente
ambtenaren die onder de bevelen van burgemeester en wet
houders staat.
3. Voorstel
van een adres
grondpacht.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit voorstel besloten
voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten
met den heer H. W. Huber, alhier, eene overeenkomst aan te
gaantot afkoop van de grondpachtzuiver groot f 0.72 in
het jaar waarmede het hem in eigendom behoorend huis
plaatselijk bekend Groote Kerkstraat no. 7 ten voordeele dezer
gemeente bezwaard is, tegen eene som van f 14.40, zijnde de
penning twintig van het zuiver bedrag der grondpachtonder
voorwaarde dat de kosten der acte van afkoop komen ten laste
van den adressant.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee
nen van magtiging aan de commissie van administratie der
stads-bank van leeningtot verbouwing harer lokalen.
Burgemeester en wethouders stellen voor aan voornoemde
commissie, overeenkomstig het bepaalde bij art. 8 van het re
glement Gemeenteblad no. 8 van 1885) de gevraagde magtiging j
tot verbouwing van de perceelen no. 13 en 15 aan de Heere
straat te verleenen.
De heer Plantenga heeft van den heer van Harinxma
vernomendat de commissie van administratie volgens art. 8
van het reglement volkomen tot hare gedane handelingen be
voegd was. Dat is naar zijne meenmg geheel eene kwestie
van interpretatie. Spr. leest in dat artikel volstrekt niet, dat
de commissie behalve wat betreft het vragen van magtiging
voor sommige dadenoverigens in alles vrijheid van handelen
heeft, ook wat de wijze van uilvoering van bouwplannen be
treft. De voorzitter heeft voorts de opmerking gemaakt, dat de
commissie niet konde beschikken over gemeente-ambtenaren
bij het nauwe verband tusschcn de commissie van admini
stratie en het gemeentebestuur zou spr. daarin geen bezwaar
zien, en hij heeft dan toch ook bij de stukken een advies van
den directeur der gemeentewerken gevonden. Deze ambtenaar
was dus de geroepeneom toe te zien op het werk van den
anderen architect.
De heer Plantenga heeft tegen het voorstel zelf geen be
zwaar, maar vóór zijne stem daaraan te geven wenscht hij
gaarne een inlichting van burgemeester en wethouders. Hij
heeft n.l. bij de stukken gevonden eene begrooting met een be
stek voor die verbouwingechter niet van den directeur der
gemeentewerken maar van een particulieren architect. Spr.
meent toch dat de gebouwen van de bank van leening gemeen
tegebouwen zijn, en dus onder de publieke werken vallen, waar
over het toezigt behoort bij den directeur der gemeentewerken.
Spr. gelooft nietdat overgroote drukte wegens openbare wer
ken een beletsel heeft kunnen zijnom aan den directeur der
gemeentewerken het maken van een bestek en eene begrooting
op te dragen. Daarvoor moet dus een andere gewigtige reden
zijn geweest. Uit een finantiëel oogpunt ware een opdragt aan
den directeur zeker ook aan te bevelen geweest. Op de begroo
ting is 5 o/o van de ƒ0800 der kosten van verbouwing uitgetrok
ken voor den architect en voor het toezigt bij de werkzaamhe
den gedurende drie maanden GO 's maands, terwijl een en ander
aan den directeur en de opzigter van de gemeentewerken had
kunnen worden opgedragen krachtens hun ambt. Spr. zou daar
om gaarne opheldering ontvangen waarom een particulier ar
chitect is gebruikt.
De Voorzitter antwoordt dat dit volkomen past in den
j natuurlijken gang van zaken. De aanvraag om magtiging van
de commissie van administratie is bij den raad ingekomen. Deze
heeft die in handen gesteld van burgemeester en wethouders
die het plan hebben onderworpen aan het oordeel van den di
recteur der gemeentewerken, wiens advies hierbij is overgelegd.
Dit is in gunstigen zin, doch ware dit anders, had de directeur
het plan afgekeurd of wel een voorstel lot wijziging gedaan,
dan zouden burgemeester en wethouders welligt met een ander
voorstel tot den raad zijn gekomen.
De heer Minnema Buma zal thans niet spreken over de
verhouding tussclien den gemeenteraad en de bank van leening;
daaromtrent is vroeger lang en breed gediscussieerd, zonder
dat men tot eene bepaalde conclusie is gekomen. Maar had
de commissie van administratie met den raad willen zamen-
werken, om de verbouwing op de minst kostbare wijze te doen
geschieden, dan had men mogen verwachten, dat de commissie
den bijstand van de deskundige gemeente-ambtenaren had
gevraagd. Daardoor zoude een uilgaaf van ƒ500 zijn bespaard.
Vei slag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 10 Mei 1887.
51
De heer Troelstra acht deze opmerking zeer juist. Had
de commissie zich met een zoodanig verzoek tot burgemeester
en wethouders gcrigt dan hadden deze den directeur met hel
opmaken van een bestek enz. kunnen belasten. Het is even
wel niet geschied. Maar nu gaat het toch niet op, om daaron
tegen het voorstel te stemmen. Spr. zou ten minste dat ten
sterkste ontraden te meer nu men staat tegenover eene com
missie die zoo geheel belangeloos en met opoffering van veel
moeite en tijd het beheer over de bank van leening voert en
hare belangen voorslaat. Hoewel spr. dus zich geheel op het
standpunt van den heer Minnema Buma plaatst, is hij toch tegen
het afstemmen van dit voorstel. Dat zou voorwaar geen goeden
indruk maken op de commissie.
De heer Plantenga acht dat niet onmogelijk, maar hij zou
in het afstemmen van het voorstel geen reden voor de com
missie zien, om dat den raad euvel te duiden. De raad heeft
geen bezwaar tegen het bestek of de bouwplannen, maar alleen
tegen een onderdeelnl., dat zij, de commissie, niet den direc
teur der gemeentewerken voor het opmaken van een en ander
heeft gebruikt.
De heer Bekhuis heeft de woorden van den heer Troelstra
met genoegen gehoord. Spr. wenscht nog op een enkel punt
te wijzen, doch zal daarbij kort zijn, daar hij op deze discussie
niet is voorbereid. Hij herinnert zich dat deze verbouwing eene
geschiedenis heeft. De commissie had in hare bcgrooting voor
het loopende jaar een post uitgetrokken voor dat werk, waar
mede de raad echter zich niet konde vereenigen, zonder inzage
te krijgen van de plannen enz. De begrooting voor die bank
van leening is toen overeenkomstig den wensch van den raad
gewijzigd. Was het de bedoeling van deze vergadering ge
weest, dat aan den directeur der gemeentewerken de uitvoering
werd opgedragen, dan ware het toen het juiste tijdstip geweest,
om dienaangaande eene wenk te geven. Dit is niet geschied.
Een particulier architect heeft het ontwerp gemaakt zoo ten
minste is aan spr. medegedeeld. Uit de leekeningen blijkt dit
nietdie zijn allen door den secretaris der commissie en niet
door den architect geteckend. Hoe de raad nu ook moge be
slissen de architect moet voor zijn werk worden beloond die
I kosten moeten worden betaald.
De Voorzitter kan nog het door den heer Bekhuis gespro
kene aanvullendoor in herinnering te brengendat door de
commissie op hare begrooting voor 1887 cijferposten voor deze
verbouwing en voor de kosten van toezigt bij de .uitvoering wa
ren aangebragt en dat deze door den raad zijn veranderd in
memoriepos ten. Daardoor werd in beginsel goedgekeurd dat de
verbouwing zoude geschiedenbehoudens nadere magtiging
na kennisneming van de bouwplannen en dat een particulier
architect met het toezigt zou kunnen worden belast. Burge
meester en wethouders hebben als toelichting bij hun voorstel
de diverse stukken overgelegd maar daaruit kan nu niet eene
aanleiding worden geput om wijziging in de begrooting aan te
brengen.
De heer Meijer gelooft dat aan het bezwaar van den heer
Plantenga nog zeer goed kan worden tegemoet gekomen. In
art. 8 der verordening ligt z. i. de bevoegdheid van den raad
opgesloten om bij het verleenen der gevraagde magtiging zoo
danige voorwaarden te stellenals hij zal noodig oordeclen.
Hij stelt daarom voor om aan de conclusie toe te voegen de
volgende woorden „mits de leiding van- en het toezigt over
de verbouwing worde opgedragen aan directeur en opzigters
der gemeentewerken.'1 Daardoor zal aan veler bezwaar tege
moet gekomen en niet met art. 8 in strijd gehandeld worden.
De heer van Harinxma thoe Slooten zegt, dat de
heer Meijer zich op een dwaalweg heeft laten leiden waar hij
meentdat spr. zich op art. 8 heeft beroepen. Hij heeft alleen
medegedeelddat de verordening aan burgemeester en wet
houders geen aanleiding heeft gegeven om tegenover de com
missie van administratie een oorlogszuchtige houding aan te
nemen of haar te ontstemmen. Niet art. 8maar art. 1 van
het reglement bepaaltdat de stads-bank van leening onder
toezigt van burgemeester en wethouders wordt beheerd door
eene commissie van administratie. Deze heeft nu als een vol
komen geregtigde daad van beheer beschouwdindien zij aan
een particulier architect het opmaken van een ontwerp op
droeg. Waar dit geschiedt onder toezigt van burgemeester en
wethouders daar heeft men geen regt om de commissie die,
zooals reeds is gezegdhare zware taak belangeloos op zich
heeft genomente beinocijelijken. Nu de raad eenmaal aan
die commissie eene belangrijke autonomie heeft geschonken
schroomt spr. om op die autonomie inbreuk te maken.
De Voorzitter is, ill het belang van de goede harmonie
tusschen het gemeentebestuur en de commissie van administra
tie er tegen om aan de magtiging de door den heer Meijer
voorgestelde voorwaarde te verbinden. Blijkt het noodig te zijn,
dat burgemeester en wethouders zich overtuigen van de goede
uitvoering van het ontwerp dan kunnen zij toezigt doen uit
oefenen door gemeente-ambtenaren krachtens het reglement voor
de bank van leeningdoch daartoe is deze voorwaarde niet
noodig. Hij zou het overigens betreuren dat een collegiedat
door den raad wordt benoemd bij de uitvoering van een der
gelijk werk minder vertrouwen zou worden geschonkenomdat
zij geen ambtenaar van de gemeente tot zijnen raadsman heeft
gekozen.
De heer Meijer moet protest aan teekenen tegen liet zijdc-
lingsch verwijtalsof hij eene minder goede verstandhouding
in het leven zou willen roepen. Allerminst is dit zijne bedoe
ling. Hij stelt zeer op prijs de bemoeijingen die de commis
sie in het belang der instelling zich getroost. Hij persisteert
echter bij zijne meeningdat de raaduit zijne bevoegdheid
om magtiging te verleenen, tevens putten kan de bevoegdheid,
0111 daaraan voorwaarden te verbinden. Art. 1 draagt wel is
waar het beheer aan de commissie van administratie op maar
dat beheer is onderworpen aan de beperkende bepaling van art.
8. Spr. gelooft niet dat de bezwarentegen zijn amendement
te berde gebragtopwegen tegen den mogelijk minder goeden
indruk bij de commissie. Op de door deze verrigte daden kan
geen inbreuk meer worden gemaakt de raad moet volkomen
voor goed aanzien dat de commissie een particulier architect
heelt geraadpleegdzij was daartoe ten volle bevoegd.
De heer Bekhuis begrijpt de practische gevolgen van dit
voorstelzoo het mogt worden aangenomenniet. De archi
tect heeft zijn werk gedaan en moet daarvoor worden betaald.
De bedoeling is nu om het werk onder controle van den di
recteur der gemeentewerken te stellen en door dezen te doen
uitvoeren. Daartegen zou spr. groot bezwaar hebbenwant
het is van algemecne bekendheiddat het voor de goede uit
voering van een werk noodzakelijk isdat het door den ont
werper wordt uitgevoerd. Vermoedelijk zal de commissie van
de bank van leening, kennis nemende van deze discussiën, bij
latere bouwwerken trachten den directeur der gemeentewerken
te kunnen raadplegen maar de raad zal nu 't beste doen om
het voorstel van burgemeester en wethouders onveranderd aan
te nemen.
Den heer van Harinxma thoe Slooten IS het aange
naam dat de heer Meijer is geëindigd met de erkenning dat
de commissie bevoegd was tot het raadplegen van een particulier
architect. Die erkenning sluit in zich dat spr. en de heer Meijer
op dezelfde basis staan. Zij erkennen beiden die bevoegdheid der
commissie, doch nu is het de vraag of de raad gebruik zal maken
van eene bevoegdheid, die eigenlijk aan burgemeester en wethou
ders iskrachtens art. 1 van het reglement. Burgemeester en
wethouders hebben het toezigt en voor het uitoefenen daarvan
lieten zij de begrooting van de verbouwing door den directeur
der gemeentewerken nagaan. Nu deze haar heeft goedgekeurd,
hadden burgemeester en wethouders geene vrijheid om van
hunne zijde daartegen bedenkingen te opperen. De raad echter
heeft nu te beslissen of hij een anderen weg wil inslaan. Spr.
evenwel zal voor het voorstel stemmendoch aan den anderen
kant in het amendement van den heer Meijer geene minder
heusche bejegening zien tegenover de commissie van admini-