82
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 28 Junij 1887.
ecne verhooging van den abonnementsprijs niet gereglvaardigd
is. Hield men zuiverder rekening, bragt men niet alle mogelijke
uitgaven ten laste der geabonneerden dan zou men een ander
resultaat verkrijgen en tot de slotsom komendat de verhooging
onnoodig is. Deze is op zich zelf wel niet grootmaar in ver
gelijking en verhouding tot den ouden abonnementsprijs is het
toch nog altijd eene respectabele verhooging van 20 °/0. Waai
de Prinsentuin zoo dikwijls, en teregt het lustoord van Lceu-
wardeu wordt genoemddaar moet men den toegang voor de
kleine burgerij zoo gemakkelijk mogelijk maken en juist voor
sommigen dezer kan de verhooging te groot zijn. Mogt de motie
van den heer Duparc worden afgestemd dan hoopt spr. toch
dat in ieder geval voor het volgend jaar de abonnementsprijs
op het vroeger cijfer wordt teruggebragt Overigens deelt hij
ook het bezwaar van den heer Duparc om de muziekuitvoerin
gen zoo vroeg in liet jaar te doen houdenwaarbij de bezoekers
een betrekkelijk genot smaken en veel kans hebben om ten
slotte bij dokter en apotheker teregt te komen.
Den heer van Sloterdijck komt het voor, dal, met het
oog op het hoofddoel der interpellatie, de tot dus ver gevoerde
discussiën de zaak nog niet veel verder hebben gebragt. Bijv.
of het van zoo groot belang isdat de rekening van den Prin
sentuin zóó wordt ingerigtdat de ingezetenen de uitgaven voor
den tuin onder anderen vorm betalen daar deze dan uit de
gemeentekas moeten worden bestreden zal spr. niet beslissen.
Ook is de redenwaarom het stedelijk muziekkorps meer ont
vangt dan dat van de stal'inuziekniet ver te zoeken en
hierin gelegen datde vertering van laatstgenoemd korps voor
rekening van den tuin komt terwijl die voor het stedelijk
muziekkorps door de kas van dat korps wordt gedragenwaarin
ook het provenu der uitvoeringen wordt gestort.
Doch afgescheiden van alle consideration omtrent het streng! zeer ten nadeele van de gemeentekas en terwijl de abonnements
afgescheiden houden van de rekeningwelke hij niet in allen gelden nog zoo uiterst gering zijn
deele beaamt, komt het spr. toch voor, dat het vaststellen van i Spr. kan verder de verzekering geven, dat het beheer van
eene verordening wcnschelijk is. De vorm van beheer steunt ,]en Prinsentuin een lastig werk is; van alle zijden hoort inen
op onzekere grondslagen. Is hij wel ingelichtdan is vroeger aanmerkingen. Zoo ook heden over het vroegtijdig beginnen
ook de wenschelijkheid tot het instellen van eene commissie Ier muziekuitvoeringen dievolgens den heer Hijlkema, den
van bijstand voor den tuin uitgesproken er is werkelijk eene j bezoekers de koorts op den hals doen halen. Wat men een
commissie benoemd. Deze benoeming mishaagde evenwel aan gemeentebestuur al niet ten laste kan leggenHet moet nu
ook al trachten te voorkomen dat de ingezetenen geen koude
vatten of buikpijn opdoen op plaatsenwaarnaar ieder geheel
vrijwillig gaatSpr. heeft zelf de ondervinding opgedaan, toen
lijk zijn vraagt spr. Zou men waar het hier uitsluitend
betreft een plaats voor uitspanning en genot, lasten mogen
leggen op hendie den tuin niet bezoekenhoewel mis
schien wel kunnen bezoeken Spr. staat ten dezen opzigte op
het standpunt van den heer Duparc in 1880. De tuin kan niet
gezegd worden onvermijdelijk noodig te zijn hij is een aan
genaam verblijf die, zooals algemeen wordt erkend, goed wordt
onderhouden. Daarom mag iederdie er gebruik van maakt,
daarvoor wel eene kleinigheid betalen. De gemeente neemt buiten
dien nog het eigenlijke onderhoud van den tuin voor hare rekening.
Spr. zou met hendie voor bezuiniging ten voordeele der abon-
né's zijnwel willen vragen wat zij bij de behandeling der
gemeentebcgrooting zouden zeggen indien daarop de meerdere
uitgaven voor den Prinsentuin werden gebragt. Op het voet
spoor van den heer Duparc zou men ook kunnen wijzen op het
vuurwerk dat gegeven wordt bij gelegenheid van het feest van
Floraliaen zeggen, dat dit als meer strekkende voor het alge
meen ook strikgenomen uit de gemeentekas kon worden betaald,
maar vraagt spr.. is het niet wenschelijk, om voor uitspannin
gen niet dan noode te putten uit de gemeentekas en vooral bij
het beheer van den Prinsentuin de handen wat ruim te hebben
omzoo noodigiets extra's te kunnen doen, en alsdan niet te
moeten sukkelen met een te kort? Spr. moet er ook nog op
wijzen, dat van 1855 tot 1809 jaarlijks eene som van 200
uit de gemeentekas is bijgedragenom te komen tot een fonds,
waaruit met de abonnementsgelden en de entrce's al de uit
gaven die gewoonlijk op de rekening van den Prinsentuin voor
komen, kunnen worden bestreden. Waarom is die bijdrage
met 1869 opgehouden Was het niet daaromdat men van
oordeel wasdat alleswat strekte tot genot of gemak van de
geabonneerden voortaan door dezen ook moest worden bekos
tigd Wil men nu dat stelsel grootendeels omverwerpen
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 28 Junij
1887.
83
dezen en genen,
bereid verklaard
Burgemeester en wethouders hebben zich toen
voorloopig het beheer op zich te nemenen
voeren het sinds dien tijd nog. Nu evenwel eenmaal de wen
schelijkheid toch is uitgesprokenacht spr. het in het belang
van burgemeester en wethouders zelf, om eene speciale rege
ling van beheer vast te stellenzondfcr nog te willen vooruil
loopen op de wijzehoe die regeling zal zijn. Spr. zal dus
voor de motie stemmenechter nietomdat hij alle overwe
gingen van den geachten voorsteller deelt.
De heer TrO0lstra had niet gedacht, dat eene verhooging
van het abonnement met 50 centsdie geene vermindering van
hel getal abonnementen tengevolge heeft gehadde bespreking
waard was. Hel blijkt dan nu ookdat deze verhooging is
aangegrepen om het geheele beheer te bespreken en tot het
aannemen eener motie te geraken over het maken van eene
verordening en zoo mogelijk het benoemen van een cc nmissie
van bijstand. Intusschen is nu gebleken, dat de heer Duparc,
die deze zaak ter sprake heeft gebragtvroeger geheel anders
dachtdan nu. Het zooëven voorgelezene uit het verslag van
de besprekingen in 1880 is ten deze eene onwraakbare getuige.
Toen was dat geachte lid er voor, dat de betalingen voor de
verlichting enz. geschiedden uit het fonds van den tuin, en op
dat voetspoor is zooals de heer Reeling Brouwer teregt deed
opmerken, door burgemeester en wethouders voortgegaan. Nu
levert de heer Duparc becijferingendie zoo wat hier op neer
komendat alles uit de gemeentekas moet worden betaald
zoodat de geabonneerden nagenoeg voor niemendal de muziek
uitvoeringen kunnen bijwonen. Dat lid noemde verscheidene
posten op die uit de gemeentekas zouden moeten worden be
streden spr. zal hem nog een handje helpen er komen ook
enkele uitgaven voor bloemen op de rekening voordie ook
kunnen geacht worden voor het genot van het publiek te
zijn. Op die wijze doorredenccrendezou er bijna niets
voor de abonné's te betalen overblijven. Maar zou dat bil-
hij na den dood van den heer Wiersma tijdelijk het zoogenaamde
beheer voerdedatwanneer er in Mei sprake was van ma-
tinée's en bij wisselvallig weder hem de vraag werd gedaan
of het concert moest doorgaanhet antwoordhetzij bevesti
gend hetzij ontkennend steeds ontevredenen maakte.
Dit zijn feiten die werkelijk bestaan. Nu is het de vraag,
of het beter zal gaan onder eene commissie van bijstand. De
raad kan wel eene verordening vaststellendoch geene commis
sie van bijstand instellen want dit staat aan de beoordeeling
van burgemeester en wethoudersof zij zich in het beheer van
den Prinsentuin door eene commissie uit den raad willen doen
bijstaan. Er bestaat evenwel een contract met den pachter van
den tuin dat door burgemeester en wethoudersonder goed
keuring van den raad is vastgesteld. Daarin zijn zoovele zaken
geregelddat er voor eene verordening weinig overblijft. Spr.
zou dan wel eens een schema willen zien van hetgeen de ver
ordening zou moeten bevatten zullen het bijv. bepalingen zijn
omtrent het plaatsen van stoelentafels enz., het met boete
bedreigen, indien iemand loopt onder de muziekuitvoeringen
Zeker is liet, dat wat meerdere stilte dikwijls wenschelijk
wasmaar om alles naar wensch van de muziekliefhebbers te
verkrijgen moet men niet den weg inslaan dien de geachte
interpellant ten aanzien der abonnementsgelden wilmaar dan
moet men ze hoog stellen. Spr. zou echter vreezendat inen
dan van den stadstuin een particulieren tuin maakte, alleen
bestemd voor de meer gegoeden. Het is spr. niet duidelijk,
welke de strekking der verordening zal zijn. Op zich zelf heeft
hij er niet tegenmaar het nut er van ziet hij niet in. Klag-
ten zal men met kunnen voorkomen deze blijven ook met eene
verordening zeker niet uit.
De heer Duparc wijst er op, dat nu ook de heer Troelstra
|ir. in tegenspraak heeft willen brengen met 'l geen hij in 1880
:ake den Prinsentuin heeft gesproken. Hij zal, ook om niet
fnger de aandacht der vergadering te vorderen, er niet verder
rcr uitweiden; hij meent te kunnen volstaan met zich te refcre-
ii aan het den heer Reeling Brouwer gegeven antwoord. Het
gument van den heer Troelslra omtrent de bloemen heeft
Itterlijk geene waarde. Moeten de geabonneerdenvan wie
|i nlijks geld wordt gevraagd alléén voor de muziekuitvoeringen
andere openbare vermakelijkheden, ook nog al die bloemen be-
lileii Zijn deze er niet voor het publiek, dat alle dagen der
leek den tuin bezoekt Die bloemen komen uit de eenige
At ren geleden aangelegde stadskweckerij. Deze kwam er niet
lilsluitcnd voor den Prinsentuin, doch voor alle plantsoenen al-
lier. Het allerminst zijn zij er voor de muziekuitvoeringen op
tundag. Konden zij op de Zondagen er uit woiden ver
wijderd, het ware misschien nog zoo kwaad niet, want, be-
falve dat bij die uitvoeringen de rustige geabonneerden niet
einig door het rumoer en gejoel worden gehinderdheb-
i ii de bloemen enz. er dan ook dikwijls niet weinig te lijden,
gun zich hiervan te overtuigen, behoeft men zich Maandags
fiorgens slechts eens in den tuin te begeven. Wat de heer
'roelstru zei van „lasten voor de ingezetenen" is volgens spr.,
els dan een groot woord geschikt misschien om buiten den
aad ecnigen indruk te makenmaar dat op zich zelf niets
Iieleekent. De ingezetenen die niet op de muziekuitvoeringen
ijn geabonneerd kunnen toch niet vorderendat de kosten
an den Prinsentuin eenig en alleen ten laste van de geabon-
erden worden gebragtalsof behalve Zondagsuamiddags door
inland van den tuin wordt gebruik gemaakt.
Het heenwijzen van dien geachten spr. op de omstandigheid,
lal in vroegere jaren uit de gemeentekas voor den Prinsentuin
iverd betaaldbewijst evenmin iets. Die geachte spr. heeft bij
.ijn citaat iets vergeten destijds was er jaren lang een lixum
por de pachtsom, f 1200. Voor dit bedrag werden gegadigden
eroepenuil wie burgemeester en wethouders eene keuze
gleden. Het was minder te doen om geld uit den Prinsentuin
slaandan wel om een geschikt pachter te hebben. Later
ditcr werd de pacht aan den meestbiedende gegund zij be
haagt thans steeds ruim f 3000. In eene vorige vergadering
[leed spr. reeds uitkomen dat de kosten van onderhoud er
afgetrokkenvan deze som voor 1887 weder f 1100 overschiet,
pe gemeente geniet dus ook nog al iets van den tuin.
Dezelfde geachte spr. vroegwat eene verordening voor den
insentuin zou moeten bevatten Die vraag was eigenlijk over
bodig. Ruim twee jaren geleden tochtoen mede over den
'rinsentuin werd gedebatteerd, deelde de voorzitter mede dat
liij aan het collegi0 van dagelijksch bestuur eene ontwerp-ver-
mlening in den thans door spr. bedoelden zinhad aangebo
den om bij den raad te worden overgebragtdoch dat zijn
[voorstel op de tegenkanting van de wethouders was afgestuit.
Bat ontwerp zal er zeker nog wel zijnen anders verklaart spr.
zich gaarne bereid een handje te helpen.
De raad kan uit zich zelf geen commissie van bijstand ïn-
jstellcn zei de hoer Troelstra ook nog. Volkomen juist. Heeft
>pr. echter van zoo iets gewaagd Hij wil het beheer aan
-burgemeester en wethouders laten doch daarvoor eindelijk re-
melen hebben gesteld en daaraan hebben verbonden voorschriften
(omtrent het gebruik van den tuin opdat óók aan den tegen-
kvoordigen toestand van wanorde aan de baldadigheden enz.
een einde koine. Niets meer en niets minder beoogt spr.
Mecnen burgemeester en wethouders dat er eene commissie
van bijstand noodig iszij hebben daartoe slechts een voorstel
|aan den raad te doendie dan zal hebben te beslissen. Zoo
was het ook in 1855. Toen werd eerst in de zitting van 22 Fcbr.
|beslotendat het beheer van den Prinsentuin voortaan zou
pijn bij burgemeester en wethouders en vervolgens in de zit
ting van 22 Maartop hunne voordrag! tot het instellen van
ecne commissie van bijstand voor den Prinsentuin en eene ver
ordening, regelende den werkkring dezer commissie, vastgesteld.
Hierop werden de leden dezer commissie benoemd doch
zij bedankten vóór en na allen. Dientengevolge zouden burge-
|meester en wethouders voorloopig het beheer voeren. Deze
„voorloopige" toestand duurde tot 1870, toen de verordening werd
ingetrokken. Burgemeester en wethouders hebben zich nu wel
|lstecds als commissie gekwalificeerd maar zij zullen geen enkel
nader besluit kunnen aanwijzenwaarbij hun deze trouwens
zoo oneigenaardig mogelijke naam is gegeven.
De lieer TrOölstra vestigt de aandacht op het feit, ook door
den heer Duparc aangeroerd, dat zoo menigmalen de raad ge
staan heeft voor het instellen van eene commissie van bijstand
en het vaststellen eeacr verordeningmaar dat het telkens is afge
sprongen. Hieruit schijnt dus te mogen worden opgemaakt, dat er
tegen dien maatregel gegronde bezwaren bestaan.
Spr. komt met een enkel woord terug, op eene groote over
drijving van de zijde van den heer Duparc. Deze beweerde
dat liet plantsoen in den Prinsentuin er allertreurigst zoude uit
zien na muziekuitvoeringen des Zoiidags. Voor de eerste maal hoort
spr. daarover klagen. Het is zelfs een feit, dat bij het jaar-
lijksche Floraliafeestwanneer gewoonlijk de tuin door 4000 a
5000 inenschen wordt bezocht, de ambtenaren er over roemen,
dat alles zoo ordelijk gaat en weinig beschadiging aan het
plantsoen wordt loegebragt. Stelde men den abonnementsprijs
nog lager, bijv. op fl, dan zou het Zondagspubliek nog groote r
worden en volgens den heer Duparc, de beschadigingen zeker
nog toenemen. Spr. meende deze verklaring tegenover het pu
bliek verschuldigd te zijn.
De heer Reeling Brouwer doet nog opmerkendat het
toezigt bij het illumineren door den gemeente-opzigter gedeel
telijk des nachts plaats heeft en dus wel eene extra belooning
billijkt. Eindelijk de klagt van den heer Duparc over wanorde
en rumoer bij de muziekuitvoeringen spr. weet bij ondervinding,
dat volkomen stilte bij die gelegenheden eene utopie is; nergens,
noch in het binnen-, noch in het buitenland heeft hij die aan
getroffen.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
De motie van den heer Duparc wordt in stemming gebragt
en aangenomen met 10 tegen 5 stemmen die van de heeren
Reeling BrouwerPlantengaBeucker Andrcai, Troelstra en de
la Faille.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot afstand van
grond aan het rijk.
Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor
aan den eerstaanwezend ingenieur bij de staatsspoorwegen,
in antwoord op zijn verzoekte berigten dat het gemeentebe
stuur genegen is eene plek grond, ter oppervlakte van 130 c.A.,
deels behoorende tot het aschland, deels tot den publieken weg
en nader aangegeven op de overgelegde teekening, aan het rijk
in eigendom af te staan, onder voorwaarde
a. dat in aansluiting aan het railsnet van den staatsspoor
weg geheel voor rekening van het rijk worde gelegd een ver-
bindingsspoor met het aschland ter lengte van 170 meter, op
de wijze, zooals op de overgelegde teekening is aangeduid;
b. dat tot het overbrengen van wagons van het aschland op
het stationsemplacement en omgekeerd, in het rasterwerk, het
welk genoemd emplacement van den publieken weg scheidt, een
dubbel draaihek worde aangebragt, waarvan de sleutel zal be
rusten hij den stationschef.
c. dat der gemeente hel gebruik van genoemd verbindings-
spoor worde verzekerd op tijd en wijle, wanneer zij daarvan in
't genot wenscht gesteld te worden
d. dat alle benoodigdc werken voor de nieuwe grensscheiding
of die als een gevolg daarvan kunnen worden beschouwd, ge
schieden door en voor rekening van het rijk
e. dat alle kosten op de overdragt vallende, mede voor reke
ning van het rijk komen.
De heer Bekhuis heeft met aandacht van dit voorstel ken
nis genomen doch kan zijne houding te dien opzigte niet bepa
len vóór dat hij antwoord zal hebben bekomen op eene tot
burgemeester en wethouders te rigten vraag. De aanleiding tot
die vraag is deze. In de spoorweglijn naar Groningen ligt de
overweg naar de Schrans die eene groote belemmering in het
verkeer veroorzaaktniet alleen voor wandelaars schoolkinde
ren en handwerkslieden maar ook voor de arbeiders bij de
stadsreiniging. Spr. heeft langen tijd in de onmiddellijke nabij-